Amper verschil tussen ‘flitsenquête’ en ‘klassieke enquête’
van Prof.Dr. Joop van den Berg
Zes jaar geleden werd door de Tweede Kamer het ‘Tijdelijk protocol parlementaire ondervraging’ ingevoerd. Het idee erachter was dat de Kamer in hoorzittingen kon worden geconfronteerd met even noodzakelijke als weigerachtige ondervraagden. Zij vond dat het dan mogelijk moest zijn over te schakelen op een kort enquêteonderzoek, zodat de weigerachtige types verplicht waren om te verschijnen en onder ede te getuigen. Daarvoor hoefden dan niet al die inspanningen te worden verricht die bij een normale enquête gebruikelijk waren, zoals een grondig onderzoek van documenten. Zo’n ‘ondervraging’, zoals het werd genoemd, zou weinig tijd kosten in tegenstelling tot een ‘echte’ enquête. Na vijf jaar experimenteren zou evaluatie van dit instrument moeten plaatsvinden.
De Kamer heeft twee jaar langer nodig gehad om deze activiteit op haar rendement te waarderen. Gegeven de coronapandemie en de verkiezingen van 2021, is dat verklaarbaar. Ondanks de hoge verwachtingen van snelle ‘ondervragingen’ hebben er maar drie plaatsgehad. Die hebben wel veel aandacht gekregen, het meest nog de ondervraging over de kinderopvangtoeslagen in 2020–2021. De werkgroep-Belhaj (D66) die het nieuwe instrument heeft geëvalueerd, komt tot de conclusie dat het allemaal anders is gelopen dan was verwacht, maar dat de parlementaire ondervraging niettemin haar nut heeft bewezen.