Marc van Oostendorp

273 Artikelen
48 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Marc van Oostendorp is hoogleraar Nederlands aan de Radboud Universiteit Hij heeft een website, een YouTube-kanaal.
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Taal, internet en identiteit

RECENSIE - © Penguin Random House. cover of Becuase Internet by Gretchen McCulloch. 2019Eindelijk een goed boek over internettaal.

Ik ben altijd wat sceptisch geweest over iedereen die beweert wat te kunnen zeggen over de eigenaardigheden van internettaal. Alles op internet verandert voortdurend, er zijn bovendien miljarden mensen bij betrokken die zich helemaal niet allemaal van elkaar bewust zijn en dus ieder hun eigen conventies volgen, wat weten we ervan. Twee jaar geleden schreef ik hier nog letterlijk dat ik dacht dat het ‘te vroeg was voor een boek over emoji’.

Maar nu denk ik dat niet meer. Dankzij het boek Because Internet van de jonge Canadese ‘internet-taalkundige’ Gretchen McCulloch. Eindelijk iemand die goed naar de taal op het internet gekeken heeft! Eindelijk iemand die erover heeft nagedacht!

Dagboeken

Want McCulloch’s boek is een genoegen om te lezen, juist doordat ze duidelijk over een en ander heeft nagedacht. Ze heeft onderzoek gedaan – zowel met vragenlijsten en andere kwantitatieve gegevens als op een kwalitatieve manier, door vele jaren onder de internetbevolking te bivakkeren. Ze weet over allerlei onderwerpen – de vraag of de sociale media bijdragen aan taalverandering, de vraag hoe chats gestructureerd worden, en, ja, wat de taalstatus van emoji is – interessante dingen te melden.

Foto: © Palgrave Communications grafiek Twitter onderzoek via Marc van Oostendorp op Neerlandistiek

Twittertaal wordt alledaagser

ONDERZOEK - Het is altijd bevredigend als een idee wordt bevestigd. Jarenlang heb ik gestreden tegen het idee dat de sociale media de taal zouden veranderen (bijvoorbeeld hier en hier), en met name dat de taal ‘korter’ zou worden door sms en Twitter.

Mijn argument was vooral gebaseerd op de logica. Het is onwaarschijnlijk dat zoiets belangrijks voor het menselijk leven als taal, iets dat zich in de loop van duizenden jaren heeft ontwikkeld, zou veranderen door zoiets efemeers als de sociale media. Zelfs de gehardste Twitteraar spreekt op een dag waarschijnlijk nog steeds meer woorden dan hij tweet. En de proportie geharde Twitteraars op de gehele populatie is te verwaarlozen. De sociale media zijn bovendien zelf zo veranderlijk dat je eerder verwacht dat zij zich langzaam aan de behoefte van de mens aanpassen om de taal op een natuurlijke manier te gebruiken.

Technische reden

Juist vanwege de veranderlijkheid van die media, en het feit dat mensen de neiging hebben van Hyves naar Facebook naar Instagram te springen, maakte een en ander lastig empirisch te onderzoeken. Maar gelukkig voerde Twitter in november 2017 een interessant experiment uit: terwijl er verder niets veranderde, werd de karakterlimiet van 140 tekens naar 280 tekens verhoogd. De protesten waren niet van de lucht – zo hoort dat, als er iets verandert, horen de protesten niet van de lucht te zijn – maar inmiddels is geloof ik iedereen eraan gewend.

Foto: © Sargasso Battle of the blogs 2014

Het weblog als genre: vier karakteristieken

Het wordt een jubileum dat vermoedelijk niemand viert: het Nederlandse weblog viert deze zomer zijn twintigjarig bestaan. Ik schreef in 2003 op Neder-L (de voorloper van Neerlandistiek, maar indertijd nog geen blog) dat in dat jaar het blog was doorgebroken, en toen was het genre nog bijzonder hip. Vijf jaar geleden vierde ik hier het vijftienjarig bestaan en was de glans er al een beetje vanaf. Wie staat er nu nog stil bij deze heuglijke gebeurtenis?

Het Wikipedia-artikel over het weblog ziet er hopeloos verouderd uit, en lijkt sinds ongeveer 2009 nauwelijks meer inhoudelijk bijgewerkt. Vorig jaar plaatste iemand nog een waarschuwing dat het artikel als het zo verwaarloosd was eigenlijk niet meer in de encyclopedie paste, maar het belangrijkste dat sindsdien lijkt te zijn gebeurd is dat die waarschuwing weer is weggehaald.

We mogen dus wel stellen dat de hype voorbij is.

Er is in Nederland ook maar één echt beroemd blog is, Geen Stijl. Afgelopen vrijdag verblijden ze Neerlandistiek met een paar honderd extra bezoekers, door in hun lijstje met links naar foto’s van schaars geklede vrouwen ook een link naar een artikel op onze site te plaatsen. Eerder die week wisten ze enige politieke ophef te genereren door een geheim ‘intern rapport’ van Forum voor Democratie over voormalig penningmeester Otten naar buiten te brengen.

Foto: Sebastiaan ter Burg (cc)

Volgens de minister is het de schuld van de universiteiten dat wij ongerust zijn over haar plannen

COLUMN - Het stemde weinig vrolijk, het Kamerdebat van maandag over het rampzalige voornemen van minister Van Engelshoven om de noden bij onze collega’s van ‘bèta/techniek’ te lenigen door geld af te romen bij ‘alfa/gamma/geneeskunde’ (ineens is, zonder dat iemand het merkte, de vijfdeling van de wetenschap een feit geworden).

De oppositie – dat wil zeggen de woordvoerders van GroenLinks, de PvdA en de SP, want rechtse oppositie is er in dit soort kwesties kennelijk niet –, zag kennelijk een zo vast besloten coalitie dat ze weinig meer wist te doen dan vragen om uitstel: reken nu eerst eens uit wat de effecten precies zijn voordat je zulke grootscheepse maatregelen treft. Ook dit bescheiden voorstel werd door de minister echter resoluut van tafel geveegd: ‘We hebben al genoeg gewacht!’

Ondertussen was de minister, vooral bezig zoveel mogelijk onduidelijkheid te genereren.

Ze beweerde allerlei dingen waarvan je je afvraagt of het zelfs wel de bedoeling is dat iemand ze gelooft; bijvoorbeeld dat de universiteiten verantwoordelijk zijn voor de onrust die nu is ontstaan en niet haar rücksichtslose beleid. Volgens haar hebben de universiteiten namelijk allerlei tabellen in omloop gebracht waaruit blijkt dat een en ander zou kunnen leiden tot duizenden ontslagen. “Dat zijn niet mijn tabellen.” Tegelijkertijd weigerde ze daar dan andere cijfers tegenover te stellen. “Dat is niet mijn verantwoordelijkheid, daar gaan de universiteiten over.”

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

En weer gaat het geld naar de multinationals en niet naar de samenleving

COLUMN - Iemand – ik weet helaas zijn naam niet – zei het heel treffend, afgelopen vrijdag tijdens de bijeenkomst van WO in Actie: de huidige plannen laten wéér zien hoe dit kabinet vooral geïnteresseerd is in multinationals en nauwelijks in de toekomst van de eigen samenleving.

Iedereen begint er langzamerhand genoeg van te krijgen, de manier waarop stelselmatig zulke bedrijven worden bevoordeeld die tegelijkertijd op alle mogelijke manieren duidelijk maken lak te hebben aan de samenleving waarin ze verkeren: als het ze hier niet bevalt, zijn ze weer vertrokken en dus kan zelfs een loonsverhoging voor het personeel er niet vanaf.

De plannen van Van Rijn die minister Van Engelshoven nu zo innig omarmt gaan ook weer precies die richting op: geld wordt verschoven van alfa-, gamma- en medisch onderzoek naar bèta-onderzoek en in de praktijk vooral naar de technische universiteiten. Waarom? Omdat de banen in de bèta-industrieën veel belangrijker worden gevonden. Waar bevinden die banen zich? Precies.

Weer aan de beurt

Het kabinet wil dus liever investeren in jonge mensen die daarna een internationale carrière krijgen en zo waarschijnlijk weinig zullen bijdragen aan onze samenleving dan aan leraren Nederlands (alfa), traumapsychologen (gamma) of huisartsen (medisch). Op een indirecte manier wordt zo wederom gemeenschapsgeld gestopt in het uithollen van de gemeenschap in plaats van in het versterken ervan.

Foto: © Bron www.commissievanrijn.nl Aanbieding rapport wissels om. Minister I. van Engelshoven (links), voorzitter drs. M Van Rijn (rechts). copyright ok. Gecheckt 08-09-2022

Geen zin in een leuk stukje

COLUMN - Ja, ik schrijf altijd van die leuke stukjes over interessant nieuw of minder nieuw neerlandistisch onderzoek, of met observaties over taal, of met milde grapjes over de managementcultuur.

Maar nu heb ik geen zin.

Sinds vrijdag ben ik heel bezorgd en heel boos. De idiote aanbevelingen uit het vreselijke rapport van de commissie Van Rijn lijken nu te worden overgenomen door de minister van wetenschappen, drs. I. van Engelshoven. In een tijd van ongekende welvaart, in een tijd van allerlei oververhitte maatschappelijke discussies waarvan we de aard en structuur nauwelijks begrijpen, in een tijd waarin Nederlandse wetenschappers wereldwijd geprezen worden om de doelmatige manier waarop ze met hun middelen omgaan, in een tijd dat menige collega zich volkomen over de kop werkt, besluit drs. I. van Engelshoven dat het wel genoeg is met die hele wetenschap.

Heidag

Al het geld moet naar beta/techniek, want alleen die brengen geld in het laatje. Dat veel rechtschapen onderzoekers in die sector helemaal niet zitten te wachten op geld dat moet komen uit de afbraak van de rest van het gebouw van de wetenschap, doet er niet toe. Dat sommigen onder hen zelfs waarschuwen dat met een dergelijke plotselinge ongeleide groei er allerlei problemen ontstaan in hun eigen discipline – de minister is er doof voor.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Leenwoorden uitspreken: je eigen keuze

COLUMN - © Oxford OUP, cover Shana Poplack, Borrowing. Loanwords in the Speech Community and in the Grammar, 2018Sommige taalonderwerpen lijkt iedereen interessant te vinden, behalve de taalkundige. Leenwoorden zijn daar een voorbeeld van: begin in een volle bus een gesprek over taal, en binnen de kortste keren worden leenwoorden daarin genoemd; maar heel veel taalwetenschappelijk onderzoek is er niet naar dat verschijnsel.

Het boek Borrowing van de Canadese taalkundige Shana Poplack is daarom een welkome aanwinst in de literatuur. In het boek beschrijft Poplack uitgebreid haar onderzoek naar hoe woorden uit de ene taal in een andere taal worden overgenomen en hoe zo’n ‘vreemd’ woord gaandeweg integreert – in de taal zelf en in de taalgemeenschap.

Een fascinerend hoofdstuk is bijvoorbeeld dat over de uitspraak van leenwoorden.

Als een woord lang genoeg gebruikt wordt, gaat de uitspraak zich vanzelf aanpassen aan de nieuwe taal. In het Nederlands spreekt niemand computer nog op zijn Engels uit, met een Engelse p of een Engelse t. Als je dat wel doet, klink je enorm aanstellerig en eigenlijk alsof je niet weet hoe het hoort. Voor nieuwere leenwoorden is dat niet altijd even duidelijk: ik geloof dat Whatsapp nog door veel mensen in mijn omgeving met een Engelse w wordt uitgesproken. Waar ligt de grens?

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Wetenschap of communiceren?

COLUMN - © Marc van Oostendrop eigen werk illustratie bij Wetenchap of communiceren“De meeste wetenschappers zijn geen ridders te paard”, waarschuwde de jonge onderzoeker Ludo Schoenmakers een paar dagen geleden op Voxweb, de journalistieke website van mijn Radboud Universiteit.

Schoenmakers, die een proefschrift schrijft over een onderwerp in de fysisch-organische chemie, was kennelijk om zich te vertreden naar een avondje in Nijmegen geweest over de relatie tussen media en wetenschappers. Hij had daar onder andere de neerlandica Lotte Jensen zien optreden en de neuroloog Bas Bloem die neurogeneratieve ziekten onderzoekt. De conclusie van de avond was dat het belangrijk is voor de moderne onderzoeker om in de media te verschijnen. Jensen trekt zo met succes studenten; Bloem wil de mensheid voorlichten over wat te doen aan de nare ziekten die hij onderzoekt. Bloem was degene die zich kennelijk als een ‘ridder te paard’ beschreef.

Babbelen

Schoenmakers betwist het individuele nut voor sommige onderzoekers niet, maar hij waarschuwt dat niet iedere wetenschapper per se in de media moet. Hij geeft daarbij twee argumenten. In de eerste plaats werken “de meeste wetenschappers aan een paar specifieke vragen die vakgenoten relevant vinden maar die weinig directe betekenis hebben voor ieder ander”. Het zou zelfs gevaarlijk zijn om zulk onderzoek wel in de media te brengen, want versimpeling ligt altijd op de loer.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Waarom praten volwassenen niet kinderachtig tegen elkaar?

COLUMN - © Landelijk Onderzoekschool Taalwetenschap cover proefschrift The role of prosodic input in word learning, auteur Mengru HanWe wisten al lang dat mensen over de hele wereld geneigd zijn anders te praten als ze tegen kleinere kinderen praten. Ze doen dat zelfs allemaal op dezelfde manier: iedereen die zich over een wieg buigt praat vanzelf met een hogere stem en tegelijkertijd meer stembuigingen, en wat langzamer dan wanneer ze tegen volwassenen praten. Infant-directed speech (IDS) noemen taalkundigen dat.

Als mensen zoiets over de hele wereld van nature doen, ligt voor de hand om te denken dat zoiets een functie heeft. Vreemd genoeg wordt dat pas sinds een paar jaar serieus onderzocht. Het recente Utrechtse proefschrift van de taalkundige Mengru Han onderzoekt het voor het Chinees en het Nederlands.

Appen

De bevindingen zijn misschien nog niet eens zo verrassend. Moeders blijken gevoelig te zijn voor de woordenschat van hun kinderen. Als ze ervan uitgaan dat hun kind een woord niet kent, zijn ze eerder geneigd om er een IDS-vorm aan te geven. Bovendien blijken kinderen van twee jaar oud nieuwe woorden ook een beetje makkelijker te leren wanneer ze die aangepaste vorm hebben. IDS is dus een natuurlijke manier om taal leren gemakkelijker te maken.

Dat roept allerlei vragen op, en vooral dat maakt dit soort onderzoek wat mij betreft interessant. Op een bepaald moment houden we kennelijk op met die IDS. Nieuwe woorden leren is iets wat voor de meeste mensen in de Westerse samenleving hun leven lang doorgaat – al is het maar om te kunnen blijven meepraten over de nieuwste technologieën –, en toch heeft niemand van ons het woord appen geleerd doordat het op een kinderachtige manier tegen ons werd gezegd.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Ironie en samen naar een concert gaan

COLUMN - © Marc van Oostendorp eigen werk. Illustratie Attachment 1-10

Een van de fascinerendste verschijnselen in de communicatie is ongetwijfeld de ironie. Het is typisch menselijk: ik geloof niet dat er diersoorten zijn die elkaar ironisch bejegenen, en  kunstmatige intelligentie is er bij mijn weten ook nog niet aan toe.

Het is alleen de vraag hoe je het gebruik van ironie precies moet begrijpen. De klassieke definitie is dat je bij ironie het ‘omgekeerde zegt van wat je bedoelt’. Je kijkt uit het raam, het regent pijpenstelen, en je zegt ‘lekker weer, hè’.

Dat voorbeeld is alleen minder kenmerkend dan je zou denken. Er zijn allerlei problemen met die definitie, en in een recent (ongepubliceerd) artikel vatten de Amerikaanse taalkundigen Cohn-Gordon en Bergen die aardig samen.

In de eerste plaats is niet duidelijk waarom mensen ooit de behoefte zouden hebben om het omgekeerde te zeggen van wat ze bedoelen. Dat is wel het grootste probleem met ironie: ze lijkt omslachtig en zo ongeveer bedoeld om misverstanden te creëren, dat alles maakt het lastig te begrijpen waarom mensen zich aan zoiets overgeven.

Bovendien zeggen mensen die ironisch praten lang niet altijd ‘het tegenovergestelde’ van wat ze bedoelen. Stel dat je met een vriend naar een vreselijk amateuristisch concert bent geweest van een kraaienvalse zanger. Bij het naar buiten gaan zeg je “Waar heeft die op het conservatorium gezeten?” Dat is ironisch, maar het is niet ‘het tegenovergestelde van wat je bedoelt’, want het is niet duidelijk wat ‘het tegenovergestelde’ van een vraag is.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Dikpraatjes en burgerwetenschap

© Arizona State University Line drawing of men with BMI 25 outside at a pool party in swim trunks. Line drawing courtesy of Cindi SturtzSreetharan 2019

© Arizona State University Line drawing courtesy of Cindi SturtzSreetharan 2019

COLUMN - Het is een minigenre, een gesprekvorm die over het algemeen al is afgelopen voor je met je ogen geknipperd hebt. Iemand zegt tegen iemand anders ‘Ik voel me zo dik’, of ‘Geeft die broek me geen dikke kont?’ en daar reageert de ander dan op (‘Ben je een haartje betoeterd!’). Fat talk wordt het door de deskundigen genoemd; dikpraatjes.

Het blijkt niet gemakkelijk te zijn om te onderzoeken, bijvoorbeeld omdat het zo kort duurt en over het algemeen nu ook niet echt gesprekken oplevert die de deelnemers zich nog lang heugen. Stel dat je wil weten wat voor antwoorden er nu zoal gegeven worden op zo’n opmerking over iemands BMI, wat doe je dan?

In een nieuw artikel in het Journal of Sociolinguistics gaan een aantal onderzoekers van de Universiteit van Arizona in op deze kwestie. Het artikel gaat dus niet zozeer over die dikpraatjes zelf (misschien is daar ook echt niet zo heel veel over te zeggen) als wel over een algemener probleem in de taalkunde: hoe weten we hoe het echt zit? 

Die dikpraatjes zijn maar een aardig voorbeeld van het fenomeen. Mensen kwebbelen de hele dag wat af, maar wat gebeurt daar nu eigenlijk? Je kunt geschreven bronnen gebruiken (van de bijbel tot en met Twitter), maar geschreven taal is maar een magere afspiegeling van wat er de hele dag wordt gezegd. Je kunt mensen gaan opnemen, maar dan heb je alleen die mensen die toestemming willen geven, en bovendien gaan mensen mogelijk altijd toch net wat anders praten dan als ze niet worden opgenomen.

Foto: thierry ehrmann (cc)

Bourdieu meten

COLUMN - Wie als kind genoeg naar Mozart luistert, wordt vanzelf rijk en succesvol. Dat is één van de conclusies die je kunt trekken uit het werk van de Franse socioloog Pierre Bourdieu,  al decennia lang een van de meest geciteerde denkers over cultuur. Door te investeren in culturele kennis, door ‘cultureel kapitaal’ te verwerven, kun je aan andere mensen met cultureel kapitaal laten weten dat je bij hen hoort. Omdat er een correlatie is tussen cultureel en economisch kapitaal, vergroot je door naar Mozart te luisteren dus je kansen ook op andere markten.

Dat is allemaal aardig gezegd, en het heeft dus al menige vaderlandse cultuurwetenschapper geïnspireerd, maar is het ook waar?

Er zijn onderzoekers die menen dat iets pas waar is als er structural equation modeling of een andere geavanceerde statistische techniek bij is komen kijken (het statistisch pakket R is het cultureel kapitaal van de hedendaagse academie). En zo verscheen er nu dan in het tijdschrift Poetics een artikel met de indrukwekkende titel The effects of parents’ lifestyle on their children’s status attainment and lifestyle in the Netherlands

En wat blijkt? Kinderen van mensen die naar Mozart luisteren als ze volwassen zijn zelf gemiddeld vaker naar Mozart dan kinderen van mensen die alleen van Hepie & Hepie genieten. Zoals mensen ook hun ‘gerichtheid op luxe’ aan hun kinderen blijken door te geven. Bovendien lijken zowel de gerichtheid op luxe als die op cultuur de kansen van kinderen op later economisch succes te vergroten.

Vorige Volgende