De boy uit je willen halen

Foto: Marieke Rijneveld (zelfportret), CC BY-SA 4.0 , via Wikimedia Commons.

COLUMN - Pronomina in de lyriek

In gebarentalen werkt de wijzende vinger vaak als een persoonlijk voornaamwoord: de gebaarder zet de personen over wie ze praat eerst in de gebarenruimte voor zicht: Marieke staat links, Lucas staat rechts. In de rest van het betoog wijst ze dan naar de plek waar zij geplaatst zijn als ze het over hen wil hebben.

In zekere zin werken pronomina altijd zo: ze verwijzen, maar vooral: ze bepalen samen de ruimte waarin je je het gesprek laat plaatsvinden. Tot een paar jaar geleden goldt dat vooral voor de tweede persoon: je verandert een gesprek als je van u overschakelt naar jullie. De laatste jaren ligt de focus ineens meer op de derde persoon.

En niet iedereen bevalt de ruimte die de spreker definieert. Zo kreeg de dichter Marieke Lucas Rijneveld de afgelopen dagen ineens een storm van kritiek over zich heen toen hij verklaarde dat hij er voortaan de voorkeur aan gaf dat we naar hem verwijzen met hij en hem. Hij reageerde superieur op die kritiek, door in de Volkskrant een tegelijkertijd stoer en breekbaar gedicht te publiceren dat tjokvol veelzeggende pronomina is (de vette letters voor de persoonlijk en bezittelijk voornaamwoorden zijn van mij):

Vrij van beren

Ik ben bijna in alles heldhaftig geweest:
in met de kont tegen de geboortekrib
en waar ik thuiskom, wil ik Lucas heten.
In het dagelijks brood opnieuw tot mij te
nemen – vanuit een graatmager landschap
leerde ik niet bang te zijn voor een
vetter seizoen. Of in het afschudden
van de wolfsmeneer en nooit weer een
prooi acteren, zijn streken uit mij te leven.
In de dood, door hem een verkeerd reisadvies
te geven en niet angstig zijn voor stille
polderwegen. Maar ook in kleine
dingen, zoals het opdoeken van mijn
berenverzameling; ik spaarde ze vooral
in het schemerdonker, of als ik iets
niet dacht te kunnen, zoals een lampje
verwisselen, een band plakken,
mijzelf lijmen na een onhebbelijk oordeel.
Waar ik nooit heldhaftig in ben geweest:
het verdragen van al dat geraas en getier,
van men die het altijd beter weet,
die de boy uit je willen halen en je
ongevraagd naar hun schepping willen
vormen, je wanstaltig noemen.
Nee, niets is moeilijker dan de mens
die de ander het menszijn niet gunt,
die het blad voor de mond plaatst,
terwijl iedereen als ontwerp ter
wereld komt en een eindversie
nooit definitief, nooit compleet is.

Het is natuurlijk interessant dat het enige hij/hem in het gedicht terugslaat op de dood, terwijl er ook nog een bezittelijk voornaamwoord zijn is voor de ‘wolfsmeneer’; en dat de anonieme horde het moet doen met een men dat eerst een enkelvoudig (weet) en dan een meervoudig (willen, noemen) predicaat krijgt. En het is natuurlijk ook mooi en veelzeggend dat in de laatste regel geen persoonlijk voornaamwoord meer voorkomt, en alleen het betrekkelijk voornaamwoord die.

Maar het treffendst is wel dat het ik uit het eerste deel van het gedicht omslaat in je zodra het gaat om zaken waar hij niet heldhaftig in is geweest. Het geraas en getier ontneemt hem zijn identiteit, en hij verwordt tot een onpersoonlijk (‘voetballers’-)je.

Zelden is er zo’n schrijnend je gedicht geschreven. Wie Vrij van beren leest, kan niet meer zeggen dat voornaamwoorden er niet toe doen.


Meer over pronomina in de lyriek, waarvan ook op Sargasso verschenen
.

Reacties (2)

#1 KJH

Het is wel een aardig gedicht. Verder: in de derde persoon enkelvoud praat men doorgaans *over* iemand. Hoe over iemand gesproken wordt, kan de persoon zelf zelden beinvloeden, en dat is maar goed ook.

  • Volgende discussie
#2 Joop

Maakt mij niet uit. Hopelijk nog meer mooie bundels en boeken in de toekomst. Weinig keren dat ik zo werd verrast de laatste jaren in plot en schrijfstijl.

  • Vorige discussie