Kyra

63 Artikelen
5 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Wie is deze man?

Het komt niet vaak voor dat je in ons land meerdere schilderijen van Antonie van Dyck tegelijk kunt bezichtigen, maar de komende drie maanden kan dat wel. De Hermitage in Amsterdam presenteert een tentoonstelling over de Antwerpse school. De portretten van Van Dyck zijn goed vertegenwoordigd naast de genrestukken van zijn leermeester Rubens en de groepsportretten van diens tijdgenoot en collega Jordaens. Drie portretten van Van Dyck zijn in Vlaanderen gemaakt, de andere zeven stuks zijn uit de tijd dat hij in Engeland werkte als hofschilder. Helaas ontbreken de portretten uit zijn Italiaanse periode. Anthonie van Dyck gold in zijn tijd als de allerbeste portretschilder. Alle schilderijen van de huidige tentoonstelling zijn afkomstig uit Sint Petersburg.

In de grote zaal hangen enkele levensgrote portretten, zoals dat van Lord Wharton, geschilderd in 1639. Eigenlijk is het schilderij net niet groot genoeg: de geportretteerde past maar net op het doek en de kleuren zijn weliswaar sprekend, maar mij is het net een tikkeltje te imponerend om het oprecht als mooi te kunnen beoordelen. Geef mij maar de intiemere portretten die in de zijgalerijen hangen.

Het meeste werd ik geroerd door het gezinsportret uit 1621. Het is onbekend wie het zijn of welke relatie ze met de schilder hadden, maar is wel zeker dat het in zijn Antwerpse periode is gemaakt. Ik kon minutenlang kijken naar de peinzende vader, de beheerste moeder en het verveelde kind. De ouders lijken alles onder controle te hebben, en ook al zit het meisje rustig op schoot, je verwacht dat ze elk moment in actie kan komen. Als een barokengeltje brengt de dreumes beweging in het schilderij.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Opheldering over de Sint

Precies een jaar geleden vertelde ik mijn vriendin op Texel over het surprisespel. Mijn zoon van acht zou dat voor het eerst mee gaan meemaken op school. Hoe het spel precies in elkaar stak, daar had ik nog geen goed beeld van, maar ik wist wel dat hij zelf een cadeau moest gaan kopen, het op een creatieve manier moest inpakken en er zelf een gedicht van vier regels bij moest schrijven. ‘Voor wie is het cadeau dan?’ vroeg ik bij elke beslissing die er genomen moest worden. Dat wist hij niet, het moest een cadeautje zijn dat geschikt was voor iedereen.

‘Maar dat kan toch niet?’ wierp mijn vriendin tegen. ‘De meeste kinderen in groep vijf geloven toch nog in Sinterklaas? Jouw zoon toch ook nog wel een beetje?’ Ja, daar had ze gelijk in. Ik had me er aanvankelijk dan ook een beetje ongemakkelijk over gevoeld. ‘Maar hij doet net alsof het de gewoonste zaak van de wereld is’, zei ik, ‘ik geloof niet dat hij er zich veel vragen bij stelt.’

Toch vond mijn vriendin dat je het niet kon maken, zonder opheldering over de Sint de kinderen zelf surprises laten maken. Bij haar op Texel deden ze dat anders. Toen de klas van haar dochter voor het eerst lootjes ging trekken, werd er vooraf door de leerkracht uitgelegd hoe dat gedoe met Sinterklaas in elkaar steekt. Alle kinderen werden in één keer collectief van hun geloof gehaald. Zij had er goede ervaringen mee. Je voorkomt animositeit en pesterijen op het schoolplein.

Foto: copyright ok. Gecheckt 26-10-2022

Boekrecensie | Duiven vliegen op

Melinda Nadj Abonji schreef het beste boek van 2010 binnen het Duitse taalgebied. Ze mixt familieromantiek met historische feiten, generatieconflicten en de hopeloze situatie in het land van herkomst. Ze laat zien dat de oorlog in Joegoslavië ook voor de inwoners van het land niet gemakkelijk te begrijpen is.

Als jullie nu niet onmiddellijk stil zijn, dan lever ik jullie aan de communisten over, ja, ja, die daar, die er uitzien alsof ze uit steen zijn gehouwen…pas veel later zullen Nomi en ik begrijpen dat er achter al die haat een geschiedenis verborgen ligt die vader recht in het hart raakt…..

Ildikó en Nomi groeien op in het Joegoslavië van Tito. Ze komen uit Vojvodina en hun familie behoort tot de Hongaarse minderheid, hun voertaal is Hongaars. Lange tijd wonen ze bij Mamika, de grootmoeder, omdat vader en moeder geld willen verdienen in Zwitserland. Tegen de tijd dat de meisjes in de puberteit raken laten hun ouders ze overkomen naar het rijke westen. De zusjes beginnen aan een nieuw leven. Na verloop van tijd krijgen de ouders de gelegenheid om een goedlopend burgerlijk restaurant over te nemen in een welvarende gemeente aan het meer van Zürich. Ildi en Nomi zijn dan al zo oud dat ze kunnen meewerken in de bediening.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Adrillen

De eerste maandag van november is een belangrijke dag voor het Oldambt. Dan wordt in Winschoten een groot feest gevierd: Adrillen, de grootste Allerheiligenmarkt van ons land.

Mijn verlangen naar Adrillen begon in de tweede klas van de middelbare school. Op een maandagochtend kwam de conrector de klas binnen om ons te waarschuwen: tijdens de middagpauze moesten we op het schoolplein blijven, we mochten er niet even tussenuit piepen om naar de Adrillen te gaan. Nee, we kregen geen vrij, op het gemeentehuis hadden ze het zo besloten. Adrillen, dat was geen feest voor jongelui.

Ik had nog nooit van Adrillen gehoord, ik woonde nog maar net in Winschoten, maar het kon niet anders of het moest iets bijzonders zijn. Niemand kon mij op het schoolplein uitleggen wat het woord precies betekende. Ik probeerde het woord Allerheiligenmarkt een paar keer achter elkaar uit te spreken, en ook al struikelde mijn tong na drie keer, tot Adrillen verhaspelde ik het woord niet.

Na schooltijd fietste ik terug naar huis. Daar zat mijn moeder in haar beste kleren. Ja hoor, zij was er wel geweest. Op maandag had ze altijd vroege dienst, zodat ze om één uur thuis kon zijn. Adrilntje was mooi, zei ze. Er waren kooplui uit het hele land die de vreemdste dingen verkochten. Ze wees naar de dieffenbachia, de laatste vensterbankmode uit Aalsmeer. En ze had vijftig mandarijnen gekocht, alvast voor Sint Maarten. Bij de zakdoekenman had ze van die voetschuursponsjes gevonden. Je weet wel, van die kleine zwarte bokjes die zo stinken naar zwavel. ’s Avonds aten we brood van de bakker uit Drenthe: Zuidlaarderbol en roggewitte stoet.

Foto: copyright ok. Gecheckt 28-09-2022

Musea op straat

Tijdens de grote vakantie bezocht ik Museum Freriks in Winterswijk. Dit streekmuseum heeft een aansprekende collectie met veel aandacht voor het textielverleden van de regio. Eén van de tentoonstellingsruimtes is gewijd aan Piet Mondriaan die zijn jeugd doorbracht in Winterswijk. Het museum is gehuisvest in een mooie herenboerderij omringd door een prachtige heemtuin. Naast het museum bevindt zich een flinke kinderboerderij. Naar dit museum kun je met het hele gezin.

Aan het einde van mijn bezoek raakte ik in het museumwinkeltje aan de praat met de dienstdoende vrijwilligster. Ik prees het museum, maar zij had slecht nieuws. Had ik dan niet gehoord dat dit heerlijke museum over enkele maanden de deuren moet sluiten? Ze vertelde dat de gemeente de grote boerderij niet langer aan het streekmuseum wil verhuren. De villa gaat in de verkoop, het museum moet eruit.

Enkele weken geleden hoorde ik bijna hetzelfde verhaal in Rotterdam. Ik was te gast bij het Nationaal Onderwijsmuseum. Ook daar moeten ze op 1 januari de deuren sluiten. De gemeente wil het monumentale gebouw (de voormalige Gemeentebibliotheek) uit 1918 niet langer aan het museum verhuren. Binnenkort worden alle spullen ingepakt om ruimte te maken voor het Erasmus University College. Het frappante is dat Erasmus Universiteit tegen de sluiting van het Nationaal Onderwijs Museum is. Het museum wordt goed bezocht, meer dan 40.0000 bezoekers per jaar en is een ‘must’ voor iedereen die in het onderwijs werkt.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Van alles het beste

‘Ik zou graag een verhouding met je beginnen’, zei hij. ‘Maar ik denk dat een verhouding met mij jouw leven zal verwoesten’. Hij zette zijn glas neer, boog zich naar haar toe en keek haar indringend aan. ‘Laten we een ongewone verhouding beginnen, een discrete liefdesverhouding voor ons alleen. Een gedelegeerde, mentale verhouding.’

Caroline, April, Mary Agnes, Gregg en Barbara kennen elkaar van kantoor. Ze werken bij een groot uitgeversconcern, Fabian Publications, uitgever van boeken en allerlei tijdschriften, met klinkende titels als America’s Woman, My secret life en The Cross. De jonge vrouwen zijn niet van plan om in typistenbaantjes te blijven hangen en daarom maken ze werk van hun toekomstdromen: hogerop komen, redactrice worden en vooral trouwen met de liefde van hun leven. Gemakkelijk is het niet om aan de man te komen. De heren die voorbijtrekken zijn getrouwd of ze hebben andere redenen waarom een huwelijk niet wenselijk lijkt.

Van alles het beste speelt zich af in de jaren vijftig. In die tijd werd het huwelijk gezien als de enige sleutel tot geluk. Meisjes moeten trouwen; het was vervelend om vrijgezel te zijn, en eenzaam. Hun leven is geconcentreerd op het werk en de mannen die ze ontmoeten. Ze hebben geen hobby’s en ze ontwikkelen geen liefhebberijen. Ze zitten vast aan de ideeën die ze hebben opgedaan in de damestijdschriften. Bladen die uitgegeven worden door hetzelfde uitgeversimperium waarvoor ze zijn gaan werken. Langzamerhand komen ze er achter hoe de schijnwereld van de glossy’s in elkaar steekt:

Foto: copyright ok. Gecheckt 25-09-2022

De beste boekverfilmingen

Vorige week vroeg de redactie van Sargasso naar de beste en de slechtste boekverfilmingen. Daarop kwamen leuke discussies los. Het valt niet mee om een echte top aan te wijzen. Er waren meer nominaties dan reaguurders en daarboven leken sommigen het nodig te vinden om zowat alle boekverfilmingen te bespreken die ze ooit hadden gezien. Om toch tot een degelijke top-5 te komen heb ik een truc toegepast:  ik heb de nominaties van de zes deskundigen meegerekend. Dat zijn de drie schrijvers (Jan Siebelink, Peter Buwalda en Oscar van den Boogaard) en de drie filmmakers (Pieter Verhoeff, Ben Sombogaart en Paula van der Oest); zij debatteerden op initiatief van De Bezige Bij tijdens het Nederlands Film Festival over het proces van boek naar film.

Hier de uitslag:

1. de beste verfilmingen

Under the Volcano werd op Sargasso twee keer genoemd en Dood in Venetië één keer en omdat ik de suggesties van het panel even zwaar weeg delen deze twee films de eerste plaats.

2. ook niet slecht

Een gedeelde tweede plaats is er voor De helaasheid der dingen, De naam van de roos en Trainspotting.

3. een andere favoriet

Op een gedeelde derde plaats zet ik 2001: A space odyssee, drie keer genomineerd op Sargasso, maar er was ook kritiek.

Foto: copyright ok. Gecheckt 18-10-2022

Herhaling: Is het boek beter?

Noot van de redactie: er begint zich zowaar een top vijf van beste en slechtste boekverfilmingen af te tekenen. Wie zijn ei nog kwijt wil… graag in de comments.

Wanneer liep je voor het laatst de bioscoop uit met de gedachte: ‘Het boek is beter!?’ Ik ga niet vaak naar boekverfilmingen. Ik houd meer van originele films. Geef mij maar Woody Allen, Franҫois Ozon of Alex van Warmerdam.

Toch is er in Nederland een traditie van het verfilmen van literaire boeken en daarom organiseerde De Bezige Bij in samenwerking met het Nederlands Film Festival een discussiemiddag onder de titel Het Boek is beter!? Drie filmmakers (Paula van der Oest, Ben Sombogaart, Pieter Verhoeff) en drie schrijvers (Jan Siebelink, Peter Buwalda, Oscar van den Boogaard) waren uitgenodigd om onder leiding van Felix Rottenberg te debatteren over het proces van boek tot film. De Hekman Foyer van De Stadschouwburg in Utrecht was goed gevuld, ondanks de zomerse temperaturen.

In de ochtend hadden schrijvers al de mogelijkheid gekregen om hun boeken bij de filmmakers onder de aandacht te brengen, dit als experiment. Paula van der Oest merkte aan het begin van het debat op dat het niet de gewoonte is dat schrijvers pitchen. Filmmakers lezen zelf ook boeken. En daarmee sloeg ze de spijker op de kop. Ik durf zelfs nog een stapje verder te gaan: schrijvers horen helemaal niet te pitchen. Een goede schrijver heeft alles gegeven om zijn verhaal naar het publiek te brengen. Als er al boeken gepitched moeten worden, dan kunnen de commerciële afdelingen van de uitgeverijen dat beter doen. En uiteindelijk is de filmmaker ook een verteller, die zoekt zelf zijn inspiratiebronnen, literair of niet.

Foto: copyright ok. Gecheckt 10-02-2022

Foute kampvuurliedjes

Dit weekend mocht ik weer even padvindster zijn. Ik waagde mij aan een lange speurtocht door de Watergraafsmeer. Samen met drie andere ouders en een troep kinderen probeerden we de weg te vinden. Het viel niet mee, we bereikten elke controlepost vanaf de verkeerde kant. De opdrachten onderweg waren ook niet gemakkelijk. Het lezen van de scheepskaart was zelfs voor de meest geroutineerde scouts te moeilijk. Maar één opdracht viel ons niet zwaar: zoveel mogelijk kampvuurliedjes zingen binnen vijf minuten. Ja hoor, ik kende de ze nog: Hoor je ‘t zingen van het vuur, in ’t geheimzinnig avonduur en Pak al je zorgen in je plunjezak en fluit, fluit, fluit … Zodra iemand een liedje inzette begon het hele gezelschap mee te zingen.

De jonge leidsters die deze opdracht mochten beoordeelden waren zeer tevreden over onze inspanningen, maar één liedje kenden ze niet. Bobbejaan klim die berg, daar hadden ze nog nooit van gehoord. Aanvankelijk probeerden ze het nog even met ons mee te neuriën, maar toen ik het Zuid-Afrikaans refrein inzette, Je moe nie huil nie, je moe nie treur nie, schudden ze hun hoofden. Ze rekenden het liedje wel goed, ze geloofden best dat dit ooit een populair kampvuurliedjes was geweest.

Foto: copyright ok. Gecheckt 13-10-2022

De jongen met de vulpen

Na uren rijden riep de bezembinder vanaf de bok: ‘Kijk, daar ligt Den Haag.’ Pijke schoot overeind en klom op de stapel bezems.
In de verte zag hij de rand van de stad. Hoge huizen en meer dan één kerktoren. Nu gaat het gebeuren, dacht hij opgewonden.

De jongen met de vulpen bevat alle personages die gangbaar zijn in een sociaal-realistisch sprookje: er is een zieke moeder, er is een onbetrouwbare stiefvader, er is duivelse werkgever en er is een reddende engel. En er zijn vrienden, zowel in de smerige sigarenwerkplaats als aan de chique Laan van Meerdervoort.

Het verhaal gaat over Pijke Slim, een elfjarige wees die in 1874 naar Den Haag vertrekt om in de leer te gaan bij een baas met een kast vol boeken. Eenmaal in de stad komt hij erachter dat hij moet werken om de schulden van zijn stiefvader af te lossen. Pijke moet sigaren gaan rollen bij een baas die zijn werknemers zoveel mogelijk uitperst. De lonen worden uitbetaald in zijn dranklokaal, zodat het zuur verdiende geld meteen weer uitgegeven kan worden.

Op een dag staat er in de krant dat het kinderwetje van Van Houten is ingevoerd. Pijke realiseert zich dat hij eigenlijk helemaal niet mag werken en dat zijn baas straf kan verwachten als hij kinderen in dienst blijft houden. Vanaf dat moment probeert Pijke zijn toekomst in eigen hand te nemen. Het valt niet mee. Hij raakt betrokken bij zakkenrollerij.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De eerste woorden

Schrijvers mogen nooit vergeten dat de inleiding altijd een onderdeel van de tekst is. Misschien lijkt dit vanzelfsprekend, maar afgelopen zaterdagavond kwam ik er achter dat niet iedereen er zo over denkt. Ik was in de houtzaagmolen ‘De Ster” in Utrecht om te luisteren naar schrijvers die graag voorlezen uit eigen werk. Het concept van de ‘Vorlesebühne’ is opgepikt in Berlijn, de stad waar tientallen voorleespodia floreren. Het thema in Utrecht was dit keer: ‘De inleiding’. Ik verwachtte de mooiste zinnen, de allereerste woordenstroom die de auteur op papier had gekregen bij het schrijven van een boeiend verhaal.

Nu is de Vorlesebühne in Utrecht vooral bedoeld voor absurdistisch proza, dus dat ze een lange inleiding gingen geven op de inleidingen die daarna zouden volgen, dat had ik wel verwacht. Maar het verrassende was: er kwamen geen inleidingen, tenminste geen inleidingen zoals je die van een prozaschrijver mag verwachten. De voordrachtjes bestonden uit huishoudelijke mededelingen, terzijdes, rondvragen, samenvattingen en wat verder ter tafel komt; het hele instrumentarium uit de cursus vergadertechnieken trok aan mij voorbij. Soms dacht ik even dat er toch een inleiding werd voorgelezen, maar later bleek het een voorwoord te zijn. Een geslaagde poging was het sprookje van de sierlijke slurfjes. Een sprookje is eigenlijk één lange inleiding, een aaneenschakeling van fictieve feitelijkheden die je allemaal moet weten om de kern van het verhaal te snappen.

Foto: copyright ok. Gecheckt 11-03-2022

Zomerserie | Polemiek, Burgerhart en patriottisme

De heele meer is zeven uuren in zyn omtrek en wy woonen aan een laan die drie uren lang is, beplant met hooge boomen…

In het hart van de Beemster staat de voormalige hervormde pastorie. Ooit woonde hier Elisabeth Wolff, ze was getrouwd met een dominee. Hun huwelijk was een verstandskwestie. Thuis in Vlissingen werd Betje niet gestimuleerd in haar literaire ambities, maar Abraham Wolff was een liefhebber van de letteren. Hij kon haar bevrijden door een huwelijk met haar te sluiten.

Bij binnenkomst valt meteen de grote geografische kaart van de Beemster op. De geschiedenis van het woonhuis begint in 1614, vlak nadat de Beemster is ingepolderd. In de loop der jaren is de woning herbouwd en verbouwd, aangepast aan de smaak en eisen van de tijd. De begane grond heeft drie mooie kamers, een opkamer en een gezellige woonkeuken. De inrichting van het huis is niet in één bepaalde stijl. De kamers vertegenwoordigen de verschillende tijdperken dat het huis als woonhuis in gebruik was. Deze zomer worden de ruimtes in het museum opgefleurd met allerlei kledingstukken en accessoires, want er is een tijdelijke tentoonstelling over textiel. Liefhebbers van oude lapjes kunnen hun hart ophalen. Op de grote zolder is een kort filmpje te zien van een modeshow van ondergoed. Je kunt ook een blik werpen in het spekhok, waar vroeger ‘burgerhart’ werd bewaard, de gedroogde zuiderzeeharing.Aan de achterkant van de zolder is de belangrijkste ruimte van het museum: de voormalige werkkamer van Betje Wolff. Al snel nadat ze in Middenbeemster arriveerde liet ze een kamer op zolder aftimmeren en ze noemde deze ruimte ‘Kipperust’. De werkruimte is in 1959 grondig gerestaureerd. De bibliotheek is er ook onder gebracht en bevat veel werken die de schrijfster ook in haar bezit moet hebben gehad. Met één druk op de knop kun je horen hoe de vriendschap tussen Betje Wolff en Aagje Deken tot stand kwam, een vermakelijke geschiedenis. Kipperust is een schrijfruimte die alle Sargasten graag zouden willen hebben: licht, stil en uitzicht op de boomgaard.

Vorige Volgende