Soekarno, Hatta en de Hofstadgroep

Zeven leden van de Hofstadgroep zijn alsnog veroordeeld wegens deelname aan een terroristische organisatie. Ze waren daarvoor eerder veroordeeld door de rechtbank van Rotterdam, daarna vrijgesproken door het Gerechtshof in Den Haag. Na tussenkomst van de Hoge Raad moest nu het Gerechtshof in Amsterdam opnieuw uitspraak doen. Daar luidde het oordeel “dat de verdachten wel degelijk hebben deelgenomen aan een samenwerkingsverband van voldoende structuur en duurzaamheid om te kunnen spreken van een organisatie. Voorts stelt het hof vast dat die organisatie gericht was op opruiing, aanzetten tot haat en geweld, en bedreiging, onder meer met een terroristisch misdrijf.” Vijf mensen kregen vijftien maanden. De andere twee kregen veel zwaardere straffen vanwege het bezit van handgranaten, resp. het gooien van een handgranaat naar de politie. De veroordeling wegens gebruik van geweld laat ik hier even buiten beschouwing. Interessanter is deze zaak vanuit de invalshoek van de vrijheid van vereniging en de vrijheid van meningsuiting.
De procesgang laat zien dat de rechters van mening verschillen bij de beoordeling van als terroristisch bestempelde groepen. De Hoge Raad had de zaak terugverwezen naar het Hof omdat hij vond dat er bij de vrijspraak uitgegaan was van een te enge definitie van een terroristische organisatie. Kennelijk moet de streep bij dergelijke groepen wat eerder getrokken worden. Maar de vraag is of een ruimere definitie van wat strafbaar is geen inbreuk maakt op burgerlijke politieke vrijheden.





