Gastauteur

2.327 Artikelen
3 Waanlinks
25 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Joris Zwetsloot copyright ok. Gecheckt 22-04-2022

Street art in Yogyakarta: vluchtige kunst

REPORTAGE - Niet alles is kunst, maar graffiti is overal. Zeker in Yogyakarta, de stad waar geen centimeter onbenut blijft, schrijft Joris Zwetsloot.

Om de paar stappen doemt er een billboard op van een ander telecombedrijf en als je niet struikelt over een banner in de berm, zijn het wel de felle kleuren van de eigenhandig aangebrachte muurreclames of de geuren van de provisorisch opgezette satékraampjes die om aandacht vragen. Street art heeft een prominente positie binnen het straatbeeld.

Tussen al het kladderwerk is het niet makkelijk de pareltjes te spotten. Maar duidelijk is wel: street-art is immens populair in Yogyakarta. En waar graffiti voorheen gold als vandalisme, knijpt de overheid sinds 2009 een oogje dicht. ‘Er viel toch niets tegen te beginnen,’ aldus fulltime street artist Zent Prozent (22). Volgens Zent en zijn maatje Dyeget, Mo Saif (23) is street art legaal. Hoewel zij niet zo snel op de muur van het politiebureau zouden spuiten, kan je met een beetje gezond verstand altijd wel een plekje vinden om ongestoord te werken.

De graffiti heeft de overheid eerder overspoeld dan overtuigd. En hoewel de drempel om lukraak te gaan spuiten lager is nu de politie er niets meer tegen doet, is de kwaliteit van de street art volgens Dyeget juist gestegen de laatste jaren. ‘Omdat de stad vol staat met graffiti, schilder je altijd over andermans werk heen. Je kiest natuurlijk eerder een plekje waar iemand heeft zitten klooien, dus de toffe dingen blijven staan. Ook vanwege het respect wat je hebt voor mooie kunst,’ meent Dyeget. ‘Daarnaast hebben we nu meer tijd voor een werk, we hoeven niet meer op ons hoede te zijn,’ vult Zent aan. ‘Sterker nog, huiseigenaren brengen zelfs sigaretten en snacks als ze het mooi vinden wat je op hun muur schildert.’

Foto: Jose Luis Orihuela (cc)

Oekraïne vreest dictatuur

ANALYSE - De rellen in Oekraïne gaan langzaam de kant van een volksopstand op, schrijft B. Schuiling, die in Kiev woont.

Oekraïne is verdeeld in vrijwel alles. Het oosten is voornamelijk etnisch Russisch, het westen heeft een geschiedenis als onderdeel van Europa. Het oosten heeft zware industrie en is economisch  afhankelijk van Rusland. Het westen wordt gezien als het culturele Oekraïne, waar Oekraïns de voornaamste taal is en waar meer met Europa gehandeld wordt.

Kiev is een van de grootste Europese outsourcing-steden met meer dan 80.000 banen, maar in overheidsgebouwen is een computer zeldzaam. De ene helft van het land leeft met een been in de Sovjettijd, terwijl de andere helft vergroeit is met de smartphone en winkelt in megamalls.

Eind november weigerde de regering om een Europees associatieverdrag te tekenen tegen de zin van een meerderheid van de bevolking, die vervolgens begonnen is met grootschalige demonstraties.  De demonstraties werden bekend onder de naam ‘Euromaidan’. De keuze voor Europa is meer een verstandshuwelijk dan ‘echte liefde’. De andere keuze is het Rusland van Poetin: een corrupt land met een kleine rijke elite die er niet voor terugdeinst critici om te brengen en waar democratie toneelspel is. Wat de Oekraïner hoopt van Europa is verlossing van de corruptie (en macht van de oligarchen), democratie en modernisering van het land.

Foto: Reinier Sierag (cc)

Zijn verkiezingen goede afspiegeling samenleving?

ACHTERGROND - Er was vorige week flinke ophef over het Amsterdamse plan om gericht middelen in te zetten om de opkomst van jongeren, allochtonen en expats bij de aankomende gemeenteraaderkiezingen te bevorderen. Het plan werd onderwerp van debat omdat een hogere opkomst van allochtonen zou leiden tot een vertekening van de verkiezingsuitslag. De Amsterdamse CDA-fractievoorzitter Marijke Shahsavari zou hebben gesteld: ‘Als dit wordt doorgezet, kunnen de uitslagen van de verkiezingen worden beïnvloed. Als een etnische groep plotseling massaal gaat stemmen is de verkiezing geen afspiegeling van de samenleving meer.’ Hoogleraar Politicologie Jean Tillie reageerde fel in een opiniestuk: ‘In een democratie wil je dat zoveel mogelijk mensen gaan stemmen ongeacht wat ze gaan stemmen. In een totalitair systeem wil je dat alleen de mensen gaan stemmen die op jou zullen stemmen.‘ Dit kwam hem vervolgens weer op reacties te staan van GeenStijl en Shahsavari.

De tegenstelling tussen hoge opkomst en afspiegeling is schijn. Een moderne indirecte democratie vereist immers beide. Ongelijke burgerparticipatie leidt in een democratie tot een bias in de voorkeuren van de beleidsmakers, en daarmee mogelijk in het overheidsbeleid. Politicologen onderzoeken dit al decennialang, vooral de ongelijke participatie van inkomens-, leeftijds-, opleidings-, en religieuze groepen. Zie onder andere het werk van Sidney Verba en verscheidene van zijn collega´s (hier een samenvatting).

Foto: Jeroen Mirck (cc)

Dubieus opkomstpercentage in Nieuwsuur

OPINIE - Nieuwsuur zond afgelopen dinsdag het vijfde en laatste deel van de reportage ‘De Europese worsteling’ uit. Journaliste Saskia Dekkers probeert aan de hand van enkele interviews in diverse Europese landen de onvrede over de EU te verklaren. In de slotreportage kwam Nederland aan bod.

Het item begon met de presentatie van enkele cijfers om het onbehagen van Nederlanders over Europa te illustreren. De cijfers waren afkomstig van onderzoeksbureau Ipsos, dat in opdracht van Nieuwsuur onderzoek had gedaan.

‘Op de vraag “bent u van plan om te gaan stemmen bij de komende Europese Parlementsverkiezingen?” geeft meer dan 70 procent van de Nederlanders aan dat ze gaan stemmen. In Limburg lopen ze warm voor deze verkiezingen. Daar zegt ruim 60 procent te gaan stemmen,’ aldus presentatrice Astrid Kersseboom, die zo de insteek van de reportage formuleerde.

Geen goede graadmeter

Indien Ipsos deze cijfers zelf serieus zou nemen, had het onderzoeksbureau waarschijnlijk gesproken van een ‘historisch moment’ in de geschiedenis van de Europese Unie. Het opkomstpercentage bij de Europese Parlementsverkiezingen lag in Nederland namelijk nog nooit boven de 60 procent. Een verdubbeling dit jaar zou ronduit sensationeel zijn aangezien in 2009 slechts 37 procent van de kiesgerechtigden een stem uitbracht.

Foto: Ahmad Nawawi (cc)

Beurshausse en beurskracht, oorzaak en gevolg

ACHTERGROND - De economische crisis van de afgelopen jaren moet in context worden gezien: het is de laatste fase van de derde industriële revolutie, schrijft Wim Grommen.

Iedere maatschappij, productiefase of ander menselijk verschijnsel doorloopt een zogenaamd transformatieproces. Transities zijn maatschappelijke transformatieprocessen, die tenminste één generatie beslaan en hebben de volgende eigenschappen:

  • het betreft een structurele verandering van de (wereld)-maatschappij, of een complex deelsysteem daarvan;
  • er is sprake van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende technologische, economische, ecologische, sociaal-culturele en institutionele ontwikkelingen op verschillende schaalniveaus;
  • het is de resultante van langzame veranderingen (ontwikkelingen in voorraden) en snelle dynamiek (stromen).

Een transitie ligt niet bij voorbaat vast, omdat er gedurende een veranderingsproces altijd sprake is van aanpassen aan, leren van, en inspelen op nieuwe situaties. Een transitie is geen wetmatigheid.

Vier transitiefasen

In het algemeen beschrijven transities de S-curve en zijn vier transitiefasen te onderscheiden:

  • een voorontwikkelingsfase van dynamisch evenwicht waarin de status-quo niet zichtbaar verandert;
  • een ‘take-off’-fase waarin het veranderingsproces op gang komt, doordat de toestand van het systeem begint te verschuiven;
  • een versnellingsfase waarin zichtbaar structurele veranderingen plaatsvinden door een cumulatie van op elkaar inspelende sociaal-culturele, economische, ecologische en institutionele veranderingen; in de versnellingsfase is sprake van collectieve leerprocessen, diffusie en processen van inbedding;
  • Foto: James (cc)

    Wat gaan we doen als het gas op is?

    OPINIE - ‘De industriepolitiek, die in de jaren ’70 nog werkte, heeft geen toekomst meer,’ schrijft GroenLinks-kamerlid Liesbeth van Tongeren.

    Bestuurders en bewoners in Groningen zijn boos. “Onze huizen zijn geen stuiver meer waard, we lijken wel een wingewest” en “We zijn door Den Haag in de steek gelaten omdat het Rijk de inkomsten belangrijker vindt dan bewoners.” Onderzoek van minister Kamp concludeert dat er geen sprake is van waardevermindering van de huizen in Noord-Groningen. Ondertussen gaan bodemdaling en gasbevingen gewoon door en vallen bedrijven in de regio om; zoals recent aluminiumsmelter Aldel. Waarom zijn er eigenlijk energievretende aluminiumsmelters in Nederland gevestigd? Waarom worden er in Nederland nog nieuwe kolencentrales gebouwd?

    Begin jaren ’70 was het een begrijpelijke strategie om vanwege de enorme gasbel en de ‘belofte’ van kernenergie energie-intensieve bedrijven aan te trekken en zo werkgelegenheid te creëren. Energiegrootverbruikers zoals olieraffinaderijen, de chemische sector en staal-, zink- en aluminiumproducenten floreerden met hulp van de staat. Ten behoeve van het inmiddels ook failliete aluminiumbedrijf Zalco werd de kerncentrale Borssele neergezet en Aldel werd bovenop het aardgas gebouwd. De zware industrie deed het goed in Nederland en creerde werkgelegenheid en welvaart.

    Oliecrisis

    Er waren plannen voor veel meer kerncentrales, maar kernenergie bleek toch niet zo goedkoop en plannen voor 35 kerncentrales langs de Nederlandse kust werden geschrapt. Door de oliecrisis gingen ook de olie- en gasprijzen omhoog. En nu zet Groningen grote vraagtekens bij de gaswinning. De toezichthouder, het Staatstoezicht op de Mijnen, zegt dat de winning snel teruggebracht moet worden.

    Foto: FaceMePLS (cc)

    Internetbankieren

    OPINIE - Durft u nog te bankieren via internet? Ik nauwelijks meer. Sinds afgelopen 1 januari zijn er bij de banken nieuwe regels van kracht over bankieren via internet. Ik heb die regels eens nagekeken bij mijn eigen bank en trof redenen genoeg aan om terug te keren naar de acceptgiro.

    De – vijf – regels zelf zijn redelijk overzichtelijk. ‘Houd uw beveiligingscodes geheim’ is makkelijk genoeg te doen en voor diegenen die de vele pincodes waarmee ze door het leven moeten, niet allemaal kunnen onthouden, staan er zelfs aardige tips op de website hoe je ze dan het beste toch ergens – versleuteld – kunt opschrijven. ‘Zorg dat nooit een ander uw bankpas gebruikt’ is ook behoorlijk makkelijk: gewoon nooit doen. ‘Controleer uw bankrekening’ is iets wat de meesten toch al wel zullen doen, wellicht dat we het voortaan wat vaker zullen moeten doen. ‘Meld incidenten aan de bank’ hoeft nauwelijks een voorschrift te zijn: wie geld kwijt is, zal de bank heus wel bellen. De kneep zit hem in de regel ‘Zorg voor een goede beveiliging van uw apparatuur’.

    Onder een ‘goede beveiliging van uw apparatuur’ blijken nogal wat voorschriften te zitten. Ik citeer mijn bank:

    Foto: Luke Addison (cc)

    Boos op politiek, maar op wat/wie precies?

    ANALYSE - Het tijdschrift The Economist pakte dit weekend uit met een coververhaal over de opkomst van populistisch radicaal rechts (PRR) in Europa. The Economist besteedt uitgebreid aandacht aan partijen als onze eigen PVV, het Franse Front National, de Zweden Democraten en het Vlaams Belang. Volgens het tijdschrift hebben de mensen die op deze partijen stemmen één ding met elkaar gemeenschappelijk: ze zijn boos. Boos op de EU, boos op immigranten, en boos op de politiek. Laat me dit laatste element – de boosheid op de politiek – er vandaag even uitlichten.

    De Russische politicoloog Kirill Zhirkov onderzocht recentelijk wat kiezers van PRR-partijen met elkaar gemeenschappelijk hebben (zie hier). Hij richtte zich daarbij onder andere op de vraag of PRR-kiezers minder tevreden zijn met de politiek dan mensen die op andere partijen stemmen. Hij verwachtte dat PRR-partijen ontevreden kiezers trekken omdat ze het politieke systeem bekritiseren, gevestigde partijen er van langs geven, een anti-elite discours verspreiden, en claimen dat ze de belangen van ‘het gewone volk’ vertegenwoordigen. Zhirkov verwachtte daarom dat dat PRR-kiezers laag zouden scoren op ‘politiek vertrouwen’ en ‘politieke tevredenheid’. Hij meet politiek vertrouwen door te kijken hoe tevreden mensen zijn met het parlement, het rechtssysteem en politici, en politieke tevredenheid door te kijken of mensen tevreden zijn met de staat van de economie, de regering, en de democratische prestaties van een land.

    Foto: kevin (cc)

    Neoliberalisme – vrije markt of bestraffende staat?

    ANALYSE - Het neoliberalisme is diep in alle poriën van het maatschappelijk leven doorgedrongen, schrijft Willem Visser. Is het ons overkomen of ons opgedrongen door een onzichtbare hand?

    Tik ‘neoliberalisme’ in en Google hoest 5.790.000 resultaten op. Het maakt de tongen los, maar leidt tot een Babylonische spraakverwarring. Beschrijvingen staan haaks op elkaar en over de oorsprong is niemand het eens.

    Neoliberalisme is een kameleontisch begrip.

    Kenmerkend voor het neoliberalisme is de grote (lees: allesbepalende) rol van de economie. De mens is een homo economicus, een rationele speler op een volledig vrije markt. Deze markt vrijwaart ons van bureaucratie. Het brengt een goedkopere staatshuishouding met zich mee en draagt bij aan de maximalisatie van individuele ontplooiingskansen. In kleine lettertjes lezen we nog iets over de flexibilisering van de arbeidsmarkt en de nadruk op korte termijnrendement.

    Vrije markt

    Het economisch denken en handelen maakt alles ondergeschikt. Nergens vinden we een duidelijk ondersteunend maatschappelijk of politiek systeem. Die vrije markt is niet noodzakelijk verbonden met liberale democratie. Neoliberale experimenten in Chili na de val van Allende gingen samen met een onderdrukkende dictatuur. Bovendien is er nauwelijks sprake van een uitgewerkt mensbeeld: de mens is een economisch handelend wezen die uitsluitend uit is op eigen voordeel.

    Foto: Christoph (cc)

    The X-mas quiz: are you a utilitarian? Part 2

    Yesterday Paul Frijters posted four questions to determine if you were a utilitarian. Today we discuss the answers for questions 2, 3 and 4. There are no wrong answers.

    Pre-emptive killing

    The second question surrounded the willingness to pre-emptively kill off threats to the lives of others.

    The policy reality here is, again, murky. In order to get a conviction on the basis of ‘attempted’ acts of terrorism or murder, the police would have to have pretty strong evidence of a high probability that the acts were truly going to happen. A 1-in-a-million chance of perpetrating an act that would cost a million lives would certainly not be enough. Likely, not even a 10% chance would be enough, even though the expected costs of a 10% chance would be 100,000 lives, far outweighing the life of the one person (and I know that the example is somewhat artificial).

    When it concerns things like the drone-program of the west though, under which the US, with help from its allies (including Australia), kills off potential terrorist threats and accepts the possibility of collateral damage, the implicit accepted burden of proof seems much lower. I am not saying this as a form of endorsement, but simply stating what seems to go on. Given the lack of public scrutiny it is really hard to know just how much lower the burden of proof is and where in fact the information is coming from to identify targets, but being a member of a declared terrorist organisation seems to be enough cause, even if the person involved hasn’t yet harmed anybody. Now, it is easy to be holier-than-thou and dismissive about this kind of program, but the reality is that this program is supported by our populations: the major political parties go along with this, both in the US and here (we are not abandoning our strategic alliance over it with the Americans, are we, nor denying them airspace?), implying that the drone program happens, de facto, with our society’s blessing, even if some of us as individuals have mixed feelings about it. So the drone program is a form of pre-emptively killing off potential enemies because of a perceived probability of harm. The cut-off point on the probability is not known, but it is clearly lower than used in criminal cases inside our countries.

    Foto: Christoph (cc)

    The X-mas quiz: are you a utilitarian? Part 1

    Looking for something to do this Christmas? Take Paul Frijters‘ Christmas Quiz: are you a utilitarian? 

    Economists are wedded to utilitarianism as their collective moral compass. This is why we speak of social planners, welfare, utility maximization, and quality of life. The essence of utilitarianism is that moral judgments are reserved for final outcomes, not the means via which those outcomes are achieved (unless people have preferences over those means). As Bentham said, it is about the greatest happiness of the greatest number of people. In modern jargon, classic utilitarianism is about getting the highest number of total happy life years.

    The quiz has four questions. ‘Classical utilitarian’ answers are discussed below (answers for question 2, 3, and 4 are discussed tomorrow).

  • To which identifiable group should society allocate its scarce supply of life-saving donor organs? I am thinking here of gender, age, race, area, anything that is a potential basis for an administrative allocation.
  • There is a potential terrorist of whom there is a probability that he will cause a million deaths and he can only be stopped by being killed. How high should the probability of the threat materializing be for you to agree that your society should have institutions (such as drone programs) that kill him off pre-emptively? And how high should the probability be for you yourself to be willing to kill him off pre-emptively, presuming no other consequences for yourself of that act?
  • Suppose you are in the position whereby you alone can choose to make it statistically visible what socially-unwanted things are done to pets by people in their own homes, but no-one knows you have that ability. In this hypothetical, making the data available would in no way change outcomes. Would you make that information visible?
  • Suppose you are in the position to decide on whether to have an institution that saves the lives of an identified group of patients, say with a particular genetic or childhood disease. With the same money you could set up an institution that prevents 10% more deaths in the general population, for instance by innoculation or investments in road quality that reduce accident rates. Hence the second institution saves more lives, but the lives saved are not visible, either beforehand or afterwards: even afterwards, you do now know who was saved so the lives saved are ‘statistical’. Would you invest in the first or the second institution? More generally, what is the ratio of ‘statistical lives saved’ to ‘identified lives saved’ you implicitly choose via your policies?
  • Classical utilitarian answer for question 1

    There are no ‘right’ answers, merely classic utilitarian ones and other ones.

    The first question was to whom we should allocate a scarce supply of donor organs. Let us first briefly discuss the policy reality and then the classic utilitarian approach.

    The policy reality is murky. Australia has guidelines on this that advocate taking various factors into account, including the expected benefit to the organ recipient (relevant to the utilitarian) but also the time spent on the waiting list (not so relevant). Because organs deteriorate quickly once removed, there are furthermore a lot of incidental factors important, such as which potential recipient is answering the phone (relevant to a utilitarian)? In terms of priorities though, the guidelines supposedly take no account of ‘race, religion, gender, social status, disability or age – unless age is relevant to the organ matching criteria.’ To the utilitarian this form of equity is in fact inequity: the utilitarian does not care who receives an extra year of happy life, but by caring about the total number of additional happy years, the utilitarian would use any information that predicts those additional happy years, including race and gender.

    In other countries, the practices vary. In some countries the allocation is more or less on the basis of expected benefit and in the other is it all about ‘medical criteria’ which in reality include the possibility that donor organs go to people with a high probability of a successful transplant but a very low number of expected additional years. Some leave the decision entirely up to individual doctors and hospitals, putting huge discretion on the side of an individual doctor, which raises the fear that their allocation is not purely on the grounds of societal gain.

    What would the classic utilitarian do? Allocate organs where there is the highest expected number of additional happy lives. This thus involves a judgement on who is going to live long and who is going to live happy. Such things are not knowable with certainty, so a utilitarian would turn to statistical predictors of both, using whatever indicator could be administrated.

    As to length of life, we generally know that rich young women have the highest life expectancy. And amongst rich young women in the West, white/Asian rich young women live even longer. According to some studies in the US, the difference with other ethnic groups (Black) can be up to 10 years (see the research links in this Wikipedia page on the issue). As to whom is happy, again the general finding is that rich women are amongst the happiest groups. Hence the classic utilitarian would want to allocate the organs to rich white/Asian young women.I should note that the classic utilitarian would thus have no qualms about ending up with a policy that violates the anti-discrimination laws of many societies. Our societies shy away from using observable vague characteristics as information to base allocations on, which implicitly means that the years of life of some groups are weighed higher than the years of life of another. The example thus points to a real tension between on the one hand classic utilitarianism and its acceptance of statistical discrimination on the basis of gender and perceived ethnicity and on the other hand the dominant moral positions within our society. Again, I have no wish to say which one is ‘right’ but merely note the discrepancy. As to myself, I have no problem with the idea that priority in donor organs should be given to young women though I also see a utilitarian argument for a bit of positive discrimination in terms of a blind eye to ethnicity (ie, there is utilitarian value in maintaining the idea that allocations should not be on the basis of perceived ethnicity, even though in this case that comes at a clear loss of expected life years).

    Answers and discussion for question 2, 3 and 4 will follow tomorrow.

    Foto: Bron: Wikimedia Commons

    Akkoordendoolhof

    ANALYSE - De verhuurderheffing gaat er komen, maar daar gingen een heleboel akkoorden aan vooraf.

    De Eerste Kamer stemde vorige week in met een wetsvoorstel van minister Blok over een aantal belangrijke maatregelen aangaande de woningmarkt. Het voorstel gaat onder meer over de beperking van de hypotheekrenteaftrek, een langgekoesterde wens van de PvdA. Maar het voorstel regelt ook de zogenaamde verhuurderheffing, een door woningcorporaties aan de staat af te dragen belasting die de schatkist miljarden op moet leveren. Tegen deze heffing heeft de PvdA juist zeer lang, en in de persoon van senator Adri Duivesteijn zelfs tot vlak voor de stemming, te hoop gelopen. Want de corporaties kunnen zulke bedragen alleen ophoesten als ze hun huurders financieel uitkleden, en zelfs dan is het volgens de critici extreem waarschijnlijk dat nieuwbouw en renovaties tot stilstand zullen komen. In verband met de verhuurderheffing wordt regelmatig het Woonakkoord genoemd, de politieke afspraak van februari van dit jaar tussen VVD, PvdA, D66, CU en SGP over het woonbeleid.

    Het heet dan dat de Senaat nu het Woonakkoord heeft goedgekeurd. Helemaal zuiver is die bewering niet. Sommige wetgevende maatregelen uit het Woonakkoord zijn al eerder goedgekeurd, zoals de inkomensafhankelijke huurverhogingen. Die moeten niet alleen doorstroming bevorderen, maar ook de extra opbrengsten genereren waaruit de corporaties de verhuurderheffing kunnen voldoen. Anderzijds is de verhuurderheffing niet het geesteskind van het Woonakkoord. De heffing voor 2013 was eerder dit jaar al ingevoerd en deze vloeide voort uit eerdere akkoorden tussen deels andere partijen. Zo langzamerhand zien we door alle akkoorden het bos niet meer. Daarom een begeleide trektocht door het akkoordendoolhof, op zoek naar de wortels van de verhuurderheffing.

    Vorige Volgende