Ooit zat ik aan een kant van de tafel met drie mannelijke collega’s. Vier kandidaten zouden langskomen voor een sollicitatie gesprek. De drie vrouwelijke kandidaten waren allen excellent. Wel waren ze voorzichtig, benadrukten wat ze nog niet wisten en hielden ze slagen om de arm. De vierde kandidaat, man, met een beduidend mindere cv, kwam ontspannen binnen. Hij ging bijna achteloos voor ons zitten en vertelde ronduit over alle gave dingen die hij in zijn leven deed. Om me heen zag ik mijn mede commissieleden omhoog veren, de lichaamstaal verraadde een onuitgesproken “klik” met de kandidaat.
Discriminatie in onze samenleving is overal. Mensen met vergelijkbare kwaliteiten die een andere behandeling ten deel valt alleen maar vanwege afkomst, of zoals in dit geval geslacht. Openlijke discriminatie, zoals die in het politieke discours heel gewoon is, is op de werkvloer strafbaar en komt nauwelijks voor: een stagiair die openlijk wordt afgewezen omdat hij homo is blijkt uitzonderlijk.
Bedekte discriminatie is een probleem. Voor vrouwen, voor allochtonen, voor mensen die er anders uitzien. De angst voor dergelijke discriminatie wordt verteld door Meral Gülcür, een 17 jarige gymnasiast met een gemengde Nederlandse-Turkse komaf. Meral vraagt zich af of ze haar achternaam moet veranderen om een kans te maken haar droombaan, advocaat, te kunnen bereiken. Probeer je eens voor te stellen dat je een achternaam hebt met heel veel “ü’s” en je onzeker bent of het van invloed is op je kansen bij een sollicitatiegesprek: het is bijna niet voor te stellen voor mensen zonder de spreekwoordelijke ü in hun achternaam (waaronder ikzelf).