Moeten we het hongerige web bederfelijke data voeren?
Met schaamte zie ik wel eens stukjes van mezelf op internet voorbijkomen, geschreven in een vlaag van boosheid. Stukjes die niet al te vleiend zijn over mensen die ik nu, jaren later, in mijn werk als journalist weer tegenkom. Soms als ik een interviewafspraak maak, hoop ik dat de persoon in kwestie mij niet googled. Sommige informatie zou je van het web willen wissen.
Dat kan niet. Eens geschreven blijft geschreven. Wat je weggeeft aan het hongerige web, krijg je nooit meer terug. Vorige week stond er een fraai verhaal in het New York Times Magazine over dit onderwerp. ‘Privacyprofessor’ Jeffrey Rosen analyseerde daarin hoe een wereld met een olifantgeheugen eruit ziet. Die wereld is niet fraai. Jeugdzondes die je maar blijven achtervolgen. Reputaties die maar niet opgepoetst kunnen worden. Online informatie die steeds meer jouw online status bepaalt, terwijl je zelf steeds minder grip hebt op welke informatie op het web verschijnt.
Je kunt daar vanalles tegen doen. Een censuurknop, zoals minister Hirsch Ballin wil (geen goed idee). Je kunt naar Reputation Defender stappen, een bedrijf dat het web probeert te schonen – uiteraard tegen flinke kosten. Je kunt reguleren. Je laptop dichtklappen en voortaan brieven gaan schrijven.