Simon Otjes

146 Artikelen
16 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Politicoloog en politiek filosoof. Promovendus bij de Universiteit Leiden. Blogt met name over Nederlandse politiek vanuit vergelijkend, historisch en filosofisch perspectief.
Foto: Quinn Dombrowski (cc)

Minimumloon en Basisinkomen

Ik was vorige week in de Verenigde Staten op een van de grote politicologenconferenties in Chicago. Ik was samen met een sociaal-democratische collega. In een restaurant wees hij ons er fijntjes op dat we een redelijke fooi moesten geven, omdat de lonen in de Verenigde Staten er niet op waren ingesteld dat mensen er van konden leven. Ik moest daarbij terug denken aan een uitspraak van Kees Vendrik bij de GroenLinks academie. Dat wij als GroenLinks ons moesten orienteren op Amerikaans arbeidsmarktbeleid. Terwijl ik een paar dollar neer legde voor de serveerster, rees de vraag waarom. Wil je dat mensen van fooi moeten leven?

De centrale tegenstelling tussen de Amerikaanse en de Europese arbeidsmarkt is dat er in Europa veel zwaardere regulering is. Het voornaamste middel daarvan is het minimumloon. Het minimumloon verzekert dat iedereen die werkt daarvan kan leven. Working poor mogen niet bestaan: werkgevers moeten werknemers in hun onderhoud voorzien. In Amerika ligt het minimumloon veel lager: mensen moeten soms verschillende banen naast elkaar hebben om te kunnen overleven. Dat klinkt niet als een goed systeem: maar in Amerika is er veel meer werk met name voor mensen met een lage opleiding. Waar in Nederland veel diensten zijn overgenomen door ICT, zijn er in de VS nog hordes klaar-overs, bediend personeel en wegwijzende service-personeel. Omdat arbeid niet artificieel duur wordt gehouden, is er meer werkgelegenheid. Het Nederlandse stelsel houdt zo mensen van de arbeidsmarkt. Voor sommige diensten willen we gewoon niet het minimumloon betalen, en andere mensen zijn ‘onrendabel’ ze brengen het minimumloon niet op.

Ik denk hierbij aan mensen die we nu veroordelen tot de WIA of de WAJONG, omdat ze maar beperkt aan het werk kunnen. En aan de granieten bestanden van onbemiddelbare onrendabelen met bijstand. Maar denk ook aan jongeren die zonder een diploma zijn uitgevallen en geen werkervaring hebben: omdat het zo lastig is om toe te treden tot de arbeidsmarkt sluizen we deze mensen nu door gedwongen leer/werk trajecten. De notie is dat deze mensen moeten worden aangepast aan de arbeidsmarkt, in plaats van dat we de arbeidsmarkt zo maken dat deze mensen er hun plek kunnen vinden. Als arbeidskosten lager liggen, dan hoeft niet iedere werknemer perfect te zijn.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Universaliteit, Liberalisme en Moraliteit

Ik vind het belangrijk om moreel te handelen. Ik probeer de keuzes die ik maak in mijn persoonlijke leven, waar het gaat om bijvoorbeeld kleding, eten, transport en energie te laten leiden door morele overwegingen: ik wil niet verantwoordelijk zijn voor het lijden van mensen en dieren, of voor de vervuiling van de Aarde.

Binnen de ethiek bestaan er twee grote scholen: de een legt de nadruk op het na leven van regels en de ander op het nastreven van geluk. Ik ben zeker georienteerd naar het eerste. Ik geloof dat moraliteit schuilt in een leven gebaseerd op principes. Deze traditie, waarvan Kant de belangrijkste exponent is, legt de nadruk op de vraag of de principes waar je je aan houdt universialiseerbare wetten zouden kunnen zijn: dat is als iedereen zo zou handelen, wat zou er dan gebeuren? Met name op groene thema’s is het duidelijk dat als alle mensen zich niet houden aan de regels die ik probeer na te leven (geen auto, geen vlees, groene energie, geen leer), het voortbestaan van de wereld zelf in groot gevaar is.

Hierin schuilt echter een probleem: voor zover er filosofische morele scholen bestaan, leggen deze allemaal een grote nadruk op universaliteit: iedereen moet je regels kunnen na leven of met je handelingen moet je het geluk van allen vergroten. Deze scholen hebben universele pretentie: ze zijn gebaseerd op het idee dat iedereen zich aan deze morele principes zou moeten houden. Dat is een probleem voor mijn politieke liberalisme. Mijn conceptie van rechtvaardigheid is gebaseerd op een notie van morele aporie: we weten niet wat het beste leven voor iedereen is, en daarom moet de overheid neutraal zijn ten opzichte van ideeeuml;n van het goede leven. Maar ik weet heel goed wat het beste is. Ik kies namelijk voor mijn eigen ethiek, niet omdat het nou zo goed past bij mijn voorkeuren, maar omdat dit regels zijn waar iedereen zich aan zou moeten kunnen houden. Ik vind het moreel onjuist om dieren te doden. En eigenlijk vind ik dat iedereen dat zou vinden.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De donkere kant van vrijheid

Op de lezingencyclus ‘Weet de overheid wat goed voor ons is?’ van het Wetenschappelijk Bureau GroenLinks volgt dit najaar een boek over libertair paternalisme, een politiek-filosofische stroming die paternalisme en vrijheid probeert te verenigen. Daarin wil het Bureau dein de cyclus opgedane ideeën over vrijzinnig paternalisme verder uitwerken. Dick Pels: ‘Je moet ook de donkere kant van de vrijheid onderzoeken en de grenzen aan de vrijheid formuleren. Wat is het GroenLinkse idee van het goede leven?’

Kan GroenLinks haar groene en sociale doelen bereiken zonder de vrijheid van burgers te beperken? Deze centrale vraag werd tijdens de lezingen door de verschillende sprekers uitgewerkt. Uitgangspunt was het concept Nudge van de Amerikaanse wetenschappers Thaler en Sunstein. Een nudge is een manier om mensen te stimuleren de juiste keuze te maken, zonder daarbij dwang te gebruiken. De manier waarop een keuze gepresenteerd wordt, kan de uitkomsten van besluitvorming sterk beïnvloeden.Bijvoorbeeld: als we van een “nee, tenzij”, naar een “ja, tenzij”stelsel van orgaandonatie gaan, dan wordt het aantal orgaandonoren sterk vergroot, zonder dat mensen gedwongen worden om hun organen te doneren.

Optreden
Bij de eerste bijeenkomst was Joel Anderson kritisch over deze benadering: ‘Het is het perspectief van de expert die weet wat goed voor mensen is. Er is echter heel weinig aandacht voorde vraag hoe de experts beteugeld kunnen worden. Waar ligt de grens tussen nudges en bemoeizucht?’ Ook Klaas van Egmond wees nudges resoluut af in zijn betoog over milieu en moralisme: deze waren in zijn ogen niet effectief om de grote milieuproblemen op te lossen. Daarvoor was in zijn ogen een sterke overheid nodig die met consistente hand beleid oplegt: niks geen balans tussen vrijheid en moralisme, gewoon optreden.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

“Roti wordt niet met tomaat gegeten.”

De formaties van de provincies verlopen iets anderss dan ik had voorspeld. Wat mij het meest verbaasd heeft is de deelname van de SP in de onderhandelingen in Zuid-Holland (VVD/CDA/D66/SP) en Noord-Brabant (VVD/CDA/SP). Ik had brede colleges voorspeld met CDA, VVD, D66 en PvdA in plaats van dat de SP mee zou gaan regeren. Maar eigenlijk mag het mij niet verbazen: als sinds 2010 regeert de SP in Leiden met het CDA, VVD en D66. Ook in Alkmaar is er nu een college van SP met CDA, VVD en zelfs Trots en de Onafhankelijke Partij Alkmaar.

In het nieuwe politieke landschap waar de PVV met haar extreme standpunten een groot deel van het electoraat buitenspel zet, zijn er veel mogelijkheden. Een daarvan wordt Roti genoemd, een college van CDA/VVD/D66/GL, zoals nu in Utrecht wordt geprobeerd. Een college van hervormers. Een andere variant is dus Rode Roti, roti met tomaat. De centrale vraag is waarom? Waarom zou de SP over rechts gaan formeren? De SP presenteert zich misschien wel als het laatste linkse alternatief van Nederland: linkser als GL met haar hervormingsagenda en linkser als de PvdA, wiens liberale flirts misschien wel het raison d’etre van de SP zijn.

(Bijna) iedere partij wil regeren. En misschien als je zolang in de oppositie hebt gezeten als de SP wordt je wel wat compromis bereider. Maar je zit in de politiek om iets te bereiken. Wat heeft de SP dan te zoeken bij rechts? Op gemeentelijke en provinciaal niveau spelen ruimtelijke ordening en verkeer een prominentere rol dan in de landelijke politiek. En hierin wil de SP nog wel eens uit populisme of pragmatisme niet per se kiezen voor een koers die door door GroenLinks of zelfs de PvdA als groen zou worden bestempeld. Kijk maar naar het rekeningrijden: de SP verzet zich samen met de VVD en de PVV hiertegen, terwijl dit de manier is om files te voorkomen en luchtvervuiling tegen te gaan. Of neem de Leidse RijnGouwe Lijn. De SP kies daarvoor gemakkelijk tegen zijn.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Leer versus Bont

Het leverde veel reacties op vandaag. Een simpele tweet van mij “waarom bont zou [sic!] fout is maar leer zo wordt geaccepteerd? Laten we de opbrengst eens bekijken.

Bart3245 legde drie dingen tegelijkertijd uit in een tweet: “A) Leer is bijproduct B) Leer is soms onmisbaar, bont altijd overbodig C) [het] verschil [in de] kwal[iteit] leven van koe in N[eder]l[and] t[en] o[pzichte] v[an] vossen [of] nertsen.” De eerste verklaring werd ook door anderen aangehaald zoals RolfvanOosten, AndyPalmen, Reinouts, WandaDijkstra, ManonOnline. Het punt van onmisbaarheid versus overbodigheid komt ook terug bij Benga_Benga: “Leer komt van beesten die we ook voor levensbehoefte slachten. Nertsen bv. worden puur voor luxeproduct gedood.”

Maar houden deze argumenten stand? Laten we ze eens af lopen in omgekeerde volgorde: C) een koe heeft in Nederland een grotere kwaliteit van leven dan een nerts. Dat is maar zeer de vraag. Een koe in de bio-industrie heeft geen fijn leven. En juist de huid van een nerts verzekert hem een dierwaardig leven: als een nerts zich gestresst voelt dan beschadigt hij zich zijn huid. Juist om beschadiging van de huid te voorkomen moet het einde voor een nerts snel en stressloos zijn.

B) Vlees is een levensbehoefte en bont is een luxeproduct. Dat is natuurlijk een vrij absurde opmerking in een land waar steeds meer vegetariers en veganisten zijn die laten zien dat je zonder vlees kan leven. En in een wereld waar vlees voor velen een luxeproduct is. Als we kijken naar onze ecologische grenzen dan zou vlees ook een luxeprodut moeten zijn.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Links, Rechts en de Verzorgingsstaat

Er zijn politicologen die denken dat het hele politiek speelveld te vatten is een enkele dimensie: sociaal-economisch links/rechts. Er zijn politicologen die denken dat andere onderwerpen dan economie, zoals milieu en migratie, zich moeilijk laten vatten in een simpele economische tegenstellingen. Ze hebben allebei geen gelijk: veel onderwerpen laten zich vatten in links/rechts maar economische onderwerpen steeds minder.

Links-rechts wordt wel een superissue genoemd omdat het in staat zou zijn om allerlei onderwerpen die niet over economie gaan in zich op te nemen. Dat is denk ik helemaal correct. Neem migratie het ‘nieuwe’ onderwerp dat op een nieuwe manier partijen zou moeten scheiden. Het generaal pardon was een van de hete vraagstukken: links (van D66 tot SP) stemde voor, en rechts (CDA, PVV, SGP en VVD) stemde tegen. Er zijn diegene die de SP als conservatief beschouwen op migratie. Maar op onderwerpen als asiel en integratie stemt zij mee met GroenLinks en D66. Het CDA, jarenlang een multiculturele partij, behoort tegenwoordig helder tot het anti-immigratiekamp. Migratie is geen vraagstuk dat kosmopolitische progressieven scheidt van patriottische populisten. Het valt samen met de links/rechts dynamiek. Ook het milieu wordt vaak gezien als een onderwerp dat noch links noch rechts zou moeten zijn. De PvdD bijvoorbeeld neemt het op voor dierenwelzijn, typisch zo’n groen onderwerp, en dat zich volgens de dierenpartij niet in de links-rechts tegenstelling laat vatten. Ze spreekt daarbij wel vaak over een diervriendelijke meerderheid van SP, PvdA, PvdD, GL, D66 en de CU. De boerenpartijen (CDA, VVD, SGP) staan onwelgevallig tegenover het dierenwelzijn. De PVV zou de dynamiek tussen links en rechts kunnen doorbreken. Als het erop aankomt, zeker waar het gaat om de bio-industrie, kiest de PVV echter voor het boerenbelang. Ook het milieu wordt gevangen in de dynamiek tussen links en rechts.

Koren op de molen van een-dimensiedenkers: milieu, migratie, economie het past allemaal in een links/rechts dimensie. Het opvallende is echter dat economische onderwerpen zich steeds minder goed laten vatten in de klassieke links/rechts tegenstelling. Bij belangrijke hervormingen (de studiefinanciering, de AOW, de WW, arbeidsmarkt, de zorg, bonussen voor bankiers) staan de progressieven van GroenLinks en D66 steeds meer tegenover de populisten van SP en PVV. GroenLinks en D66 vinden elkaar in een radicale hervormingsagenda, de SP en de PVV in het beschermen van de belangen van babyboomers. De opkomst van de partij 50+ kan gemakkelijk in dit perspectief geplaatst worden. Het lijkt erop dat er een tegenstelling aan het ontstaan is over economische onderwerpen waarbij progressieven tegenover populisten staan. Deze tegenstelling valt gedeeltelijk samen met een tegenstelling tussen pro-Europese en anti-Europese partijen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Is religie slechts een mening?

D66-raadslid Thijs Kleinpaste en prominent PvdA’er Marcel Duyvestein knalden er vorige week keihard in: ze stelden dat religie ‘maar’ een mening is. En daarom moet de overheid zich niet met religie bemoeien. In hun ogen worden religieuze mensen stelselmatig voorgetrokken ten opzichte van de niet-religieuze meerderheid: in het onderwijs, met de belasting, in de Grondwet. Kleinpaste en Duyvestein streken daarmee tegen de haren van christelijk Nederland in. SGP-, CDA- en ChristenUnie-jongeren, maar ook een progressieve christen uit GroenLinks stelden dat religie meer dan een mening is. Daar moeten Duyvestein en Kleinpaste rekening mee houden, zo stelden ze. Waar staan progressieve liberalen tussen de radicale anti-klerikale atheïsten en orthodoxe confessionele christenen?

De kern van het betoog van Kleinpaste en Duyvestein kwam op het volgende neer: “Het probleem zit hem in de neiging het geloof in god net even hoger te waarderen dan willekeurig welke andere mening. (…) Dan is het idioot dat de ene mening meer bescherming geniet dan de andere.” En daarom “[moeten] [p]rivileges voor religies en gelovigen dus zoveel mogelijk uit de wet- en regelgeving geschrapt worden”.

Daar tegenover stelde zich een groep politieke christenen van divers pluimage. Zo stellen een drietal jongeren vanuit CU, SGP en CDA: “[e]en religie, komt [in tegenstelling tot een mening] niet uit de mens voort, maar is een geopenbaarde waarheid met transcendente oorsprong”. En dat heeft volgens SGP-jongere Nijsink morele en politieke implicaties: “Het geloof in God, als moreel kader, verkies ik boven een relativerende visie waarin alles gelijk is en waar er geen mening boven een andere mening telt.” En juist daarom pleit hij voor de vrijheid van godsdienst, tegenover de gelijkstelling van meningen: “Wie gelijkheid afdwingt verkleint vrijheid en wie vrijheid predikt moet ervan doordrongen zijn dat vrijheid op den duur leidt tot ongelijkheid, omdat mensen niet gelijk zijn.” Theo Brand, een exponent van een progressief-christelijke traditie stelt dat: “dat kerken vaak plaatsen zijn waar liefdadigheid plaatsvindt, waar mensen zich bezinnen, waar ruimte is voor opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers” niet erkend wordt door Duyvestein en Kleinpaste.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Is kunstsubsidie rechtvaardig?

Ik ga met een groep vrienden op vakantie. En voor mij liggen er een aantal simpele vereisten aan de locatie. Ik wil naar een plek waar cultuur is. En dat is meer dan een dorpje waar je van terrasje naar terrasje loopt. Voor mij bestaan vakanties uit het beleven van moderne kunst. Ik kan me totaal verliezen in architectuur van rond de eeuwwisseling (deze of de vorige). Ik ben dol op toegepaste kunst, in het bijzonder Jugendstil. Ik krijg steeds meer waardering voor moderne beeldhouwkunst en vroeg-expressionistische schilderkunst. Maar mijn vrienden, die wilden fietsen, en dus gaan we naar een of ander godvergeten dorpje in de bergen. De vraag rijst waarom de overheid wel mijn fascinatie voor moderne architectuur zou moeten financieren, maar de fietsen van mijn vrienden niet zou moeten betalen? Is kunstsubsidie eigenlijk wel rechtvaardig? Of is het een linkse hobby?

Laat ik in de eerste plaats stellen dat, als ik geen liberaal zou zijn, dit allemaal aanzienlijk makkelijker zou worden. De kern van het liberalisme is neutraliteit ten opzichte van ideeen van het goede leven. Maar ik zou me ook minder liberaal kunnen positioneren: dan zou ik, als een soort Martha Nussbaum, kunnen zeggen wat wel en niet waardevol is een mensenleven. Dan zou de overheid meer geld moeten steken in het bewaren van architectuur uit het interbellum, want dat is pas echt mooi, maar ook alternatieve rock muziek zou kunnen rekenen op een flinke donatie van de staat endan zou iedere schilder na 1945 verplicht extra belasting moeten betalen voor de lelijk troep die ze produceren.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Links in IJsland

Althingishusid, parlementsgebouw van IJsland (Foto: Wikimedia Commons/Cicero85)In Nederland komt de discussie over linkse samenwerking op gang: moeten GroenLinks, D66, PvdA en SP gaan samenwerken? Is een links blok de enige manier om tegenwicht te geven aan de kracht van rechts?
(Zelfs) in IJsland loopt men ver op Nederland vooruit: daar werd dit al in 1999 geprobeerd. Nu is er een linkse regering van socialisten en sociaal-democraten.

De politiek in IJsland werd jarenlang gedomineerd door de rechtse partijen. Vanaf 1930 was de conservatieve Onafhankelijkheidspartij de grootste en deze regeerde regelmatig met de Progressieve Partij, een partij van boeren. Deze partijen vonden elkaar in een centrum-rechts economisch beleid en hun voorkeur voor sterke banden met de Verenigde Staten.

Op links waren er vier partijen: de sociaal-democratische Volkspartij, de communistische Volksalliantie, de feministische Vrouwenpartij en de links-populistische partij “Volksontwaking”. De sociaal-democraten en de communisten verschilden in de radicaliteit van hun economisch beleid en hun steun voor de NAVO. De feministische Vrouwenpartij was de eerste feministische partij die in een nationaal parlement kwam. Ze stond alleen maar vrouwen toe op verkiesbare plaatsen op de kandidatenlijst. Buiten haar feministische focus had de partij een breed groen en links programma. Volksontwaking ten slotte was een partij gevormd uit verzet tegen samenwerking tussen de sociaal-democraten en de Onafhankelijkheidspartij.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Sturen met techniek

Kan techniek stimuleren dat mensen de juiste keuze maken zonder hen daartoe te dwingen? Ja, leert de zware sleutelhanger in hotels.

Tussen individuele keuzevrijheid en sturing door de overheid bestaat altijd een zekere spanning. Het Wetenschappelijk Bureau van GroenLinks en de GroenLinks Academie verkennen een ‘derde weg’ met een lezingencyclus over ‘vrijzinnig paternalisme’. Emeritus hoogleraar filosofie Hans Achterhuis sprak op de laatste discussieavond van de cyclus over de mogelijkheid techniek in te zetten bij het stimuleren van mensen om de moreel juiste keuze te maken zonder hen daartoe te dwingen. Vrijzinnigheid en moralisme hoeven dus niet tegenover elkaar te staan.

Neutrale techniek bestaat niet

Het klinkt raar: techniek die mensen stimuleert de juiste keuze te maken. Is techniek niet gewoon een neutraal middel? Achterhuis: “Er is een common sense opvatting over techniek die stelt: mensen hebben een bepaald doel en technische middelen kunnen helpen om dat doel tebereiken. Dat is ook de mening van de Amerikaanse National Rifle Association: guns don’t kill people, people kill people.” Maar volgens Achterhuis is de relatie tussen de mens en de techniek veel complexer. Apparaten hebben invloed op de keuzes die we maken: “Neem de zware bal die aan hotelsleutels hangt. Je kunt die sleutel met zo’n bal in je zak niet makkelijk vergeten.” En zo word je eraan herinnerd om de sleutel in te leveren. De zware sleutelhanger doet als het ware een beroep op je.

Achterhuis noemt nog een ander voorbeeld: dat van de Amsterdamse metro, die werd ontworpen in de jaren zestig. Achterhuis: “Die metro had geen toegangspoortjes. Het was een algemene opvatting in die tijd dat mensen zelf vrij en zelfstandig moesten bepalen hoe ze wilden reizen. Men zette zich af tegen het paternalisme van de jaren vijftig. Er ontstonden grote problemen in de metro: veel vandalisme, veel mensen reden zwart. De zaak werd onhoudbaar. Er deden allerlei verhalen de ronde over de verloedering van de Amsterdamse moraal. Daarom werden erop scholen grote campagnes gevoerd om jongeren te wijzen op hun eigen verantwoordelijkheid. Dit leverde bitter weinig op. Toen werden er simpele toegangspoortjes neergezet. Het zwartrijden nam af van 35 naar 15 procent. Was het ontwerp van de metro van begin af aan anders geweest, dan was in Amsterdam niet zo gesproken over de verloedering van de moraal in de stad.”

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Een Kabinet van Kraakporselein

Vlak na de eeuwwisseling veranderde de Nederlandse politiek radicaal. Een nieuwe politieke beweging kwam op, deze verzette zich tegen de bestaande elite, overkwam de bestaande tegenstelling tussen links en rechts en stond een radicale verandering van het beleid voor. Ze kreeg een redelijk aandeel in de Tweede Kamer maar in de Eerste Kamer bleef de vertegenwoordiging achter. De partij verzette zich zo sterk tegen de bestaande parlementaire politiek dat zij niet kon mee regeren maar besloot om een regering geleid door een liberale premier te gedogen. Voor een deel van het beleid steunden ze de regering wel, maar op andere punten niet en daarom was steun van de oppositiepartijen in de Tweede en zeker in de Eerste Kamer noodzakelijk.

De eeuw was de twintigste eeuw, de anti-establishmentbeweging was de SDAP en de minderheidsregering zonder meerderheid in de Eerste Kamer was het kabinet-De Meester. Het kabinet de Meester bestond uit conservatieve, klassieke en progressieve liberalen en werd dus gesteund door socialisten. Vanwege de precaire positie in de Staten-Generaal werd dit kabinet ook wel gekenmerkt als het kabinet van kraakporselein. De SDAP had samen met de liberalen een meerderheid van één zetel hadden in de Tweede Kamer. ‘Rechts’ en daarmee werd toen de Christelijke partijen CHU, ARP en de RKSP, bedoeld, had een meerderheid in de Eerste Kamer. De sociaal-democraten hadden geen senatoren. De defensiebegroting was in die tijd een politiek gevoelig onderwerp. De anti-militaristische SDAP steunde de defensiebegroting niet en daarom moesten de liberalen uitgaan van de steun van de Christelijke partijen. In 1907 lukte dat niet, in de Nacht van Staal, vernoemd naar minister van defensie Staal, werd de defensiebegroting afgewezen door de Eerste Kamer. Een kabinetcrisis volgde de Koningin accepteerde het ontslag van het kabinet echter niet en alleen de minister van defensie werd vervangen. Een jaar later wees de Eerste Kamer wederom de begroting af. Het kabinet bood haar ontslag weer aan aan de Koningin die het wel accepteerde.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Brede en Paarse Colleges in de Provincies

We kunnen heel wat voorspellen en peilen over de uitslag van de Provinciale Statenverkiezingen. Maar hoe zal de formatie van de Gedeputeerde Staten in de twaalf provincies verlopen?

Als we kijken naar de formaties van provinciale staten in het verleden dan valt een aantal dingen op: ten eerste, de formaties van Colleges volgen de landelijke ontwikkelingen. In 2006 kwam de ChristenUnie landelijk in de regering, en in 2007 kwamen zij een meerderheid van de provincies in het college, vaak samen met de PvdA en het CDA, net als landelijk. Op landelijk niveau waren er in 2010 grofweg drie opties: een Paars-pluscoalitie, een rechtse coalitie en een bred ecentrum-regering. Dat zullen ook de opties voor de Provinciale Colleges zijn. Ten tweede, Provinciale Colleges zijn bijna altijd breed en bestaan uit te veel partijen, meer dan nodig zouden zijn voor een simpele meerderheid. In 50% van deProvinciale Colleges zaten in 2006 overbodige partijen.

Je kan de formatie in de provincie ook vergelijken met de formatie in een grote gemeente. In de zes grootste gemeente is een opvallendpatroon te zien. Aan de ene kant zijn er Amsterdam, Utrecht en Eindhoven. In deze gemeenten is er een college gevormd met GroenLinks en de PvdA. In Amsterdam is dit aangevuld met de VVD, in Utrecht met D66 en in Eindhoven met de VVD en D66. Opvallend aan de verkiezingsuitslag in deze plaatsen: er is geen grote PVV-achtige partij. In Almere, Rotterdam en en Den Haag was dat wel het geval. En daar is stuk voor stuk een breed centrumcollege gevormd van PvdA, CDA, VVD en D66.

Vorige Volgende