Hoe de vrijheid van meningsuiting van de een die van een ander kan verhinderen
OPINIE - Wanneer wegen de pros van vrijheid van meningsuiting op tegen de cons, en aan welke cons moeten we denken? In een eerdere blogpost boog ik me over de vraag of verweer en weerlegging altijd een goede manier is om om te gaan met onware en kwetsende uitspraken. Ik beloofde toen een vervolgblog waarin ik in zou gaan op de relatie tussen vrijheid van meningsuiting en het toebrengen van schade aan anderen. In deze blog wil ik specifiek verkennen of de uitoefening van iemands recht op vrijheid van meningsuiting soms datzelfde recht van een ander om zeep kan helpen. Als dat zo is, kan het opvolgen van Mill’s principe in bepaalde gevallen zelfondermijnend zijn.
Vrijheid van meningsuiting en Mill’s schadebeginsel
In de eerdere blogpost vatte ik schematisch ‘Mill’s principe’ over vrijheid van meningsuiting als volgt samen:
Mill was een optimist – ik denk niet dat hij de Baudets, Trumps en internettrolls van deze wereld had kunnen voorzien. Je kunt je dan ook afvragen hoe Mill over het gewicht van zijn eigen principe zou hebben gedacht als hij nu had geleefd. Absoluut is het principe in elk geval niet. Mill is hier expliciet over: het toebrengen van schade aan anderen is de grens. Het Milliaanse principe van het recht op vrijheid van meningsuiting dient dus te worden afgewogen tegen een ander Milliaans principe, namelijk, het schadebeginsel (zie ook deze blog). Kortweg, als iemands uitspraken anderen schade toebrengen, dan vervalt daarmee zijn recht op vrije meningsuiting.