Ben Hoogeboom

71 Artikelen
117 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De muilezel

Erik Frederik Greveling (3 juni 1947-2 juni 2012) stierf door zelfmoord, in zee. Hij had al twintig jaar hartfalen, slikte daar wel trouw zijn medicijnen tegen, maar bleef ook gewoon roken en port drinken. Iedereen die hem kende, wist: hij zal wel snel naar de haaien gaan.

Ik heb Erik zo’n dertig jaar geleden leren kennen, in de kroeg. Hij kwam elke middag in Het Blauwe Huis, hier in Egmond aan Zee, om te biljarten. Wij speelden allebei ongeveer even slecht, met het cafégemiddelde van twee, dus ik werd al gauw zijn biljartmaat. Het bleek dat hij, afkomstig uit Voorburg, in Leiden biologie had gestudeerd, maar die studie door depressies niet had kunnen afmaken. Nu woonde hij, in zijn eentje, in een houten soort zomerhuisje in de duinen ten noorden van het dorp. Hij kon goed met iedereen omgaan, want hij had een zeer vriendelijke natuur.

Hij publiceerde in maart of april 1972 (hij was net naar de duinen van Egmond aan Zee verhuisd) in Maatstaf het korte verhaal Het sociale leven van de muilezel, een zes pagina’s lang stuk vol verdriet en eenzaamheid, dat eenvoudig zo begint: ‘Ook muilezels hebben helaas een sociaal leven.’ Het zou het enige stuk zijn dat hij ooit publiceerde. In de dertig jaar dat ik hem ken, heeft hij nooit willen zeggen wat hij verder schreef. Zijn familie, die ik voor het eerst ontmoette tijdens zijn crematie op Westerveld, kon ook niets zeggen. Hoe Erik zijn geld verdiende, wisten we wel: hij was bij de PTT postbode geworden in Egmond, ook in 1972, en dat was hij gebleven tot 2003. Toen ging hij de Ziektewet in en daarna kreeg hij WAO.

Foto: copyright ok. Gecheckt 23-11-2022

Gewoon NL

Met de oprichting van Gewoon NL is eindelijk het gat in het politieke centrum gedicht, dat is achtergelaten door het CDA, dat ging regeren met extremistische partijen zoals de PVV en de VVD. Eerder al ging het CDA in zee met de LPF en de VVD en u weet nog wel wat dat voor scènes heeft opgeleverd. Een en ander heeft het CDA een kleine dertig zetels in de Tweede Kamer gekost. Jos Kuintjes (39 jaar), de oprichter van Gewoon NL en lijsttrekker bij de komende verkiezingen: ‘Het zal u duidelijk zijn, we gaan voor 30 zetels op 12 september.’

Hoe staat u in het leven, Jos?

Kijk. Ik bedoel, luister. Als er een steentje in je schoen zit, dan haal je dat steentje uit je schoen. Probleem opgelost. Ik ben een probleemoplosser. Als ik ’s avonds in bed stap, zijn de problemen opgelost.

U slaapt dus goed.

Daar heb ik geen problemen mee.

Wat zijn nu de kernpunten van Gewoon NL?

‘Dat we een stevige volkspartij worden, dat is eén. Twee is: dat zullen we alleen kunnen bereiken wanneer we gewoon praten, ook in het parlement. Niet over elkaar, niet tegen elkaar, maar met elkaar. Drie: misdaad, crisis, ongelijkheid. Dat moet gewoon anders.’

Foto: copyright ok. Gecheckt 06-11-2022

De idealen

Het komt me voor dat er bij enigen onder u, dierbare lezers, lieve lezeressen, enkele misverstanden zijn blijven bestaan bij het lezen van het vorige stukje over de Motor Partij. Het stukje zou niet tra…, niet transp… – ik krijg het rotwoord bijna niet uit mijn bek – niet transparant genoeg zijn geweest over de idealen van de Motor Partij, zeiden mij enkele lezers. Maar daar ging het stukje ook helemaal niet over, het ging over een eenvoudige campagnemiddag, and that was all. Overigens hebben de diverse heren hoofdredacteuren, die in hun dag- of weekbladen lieten schrijven over onze campagnemiddag, inzonderheid over ons bezoek aan het afgebrande café, al enkele motorhelden op huisbezoek gehad, want wij gaan niet naar de rechter om smaadverklaringen los te krijgen. Wij lossen het zelf op, en u mag er wel van uitgaan dat er meer dan een taart in hun gezichten is gegooid.

Nog even deze verklaring: het gescandeer ‘Met de motor!’ geschiedt op de melodie van die ene monsterhit van The Village People, het nummer YMCA.

Onze idealen. Wij hebben geen idealen zoals die roeptoeters in Den Haag, wij hebben eisen. Onze eisen zijn: wij willen een eigen honk hebben in elke gemeente in Nederland. Duidelijk? Duidelijk. Een eigen honk waarin we kunnen doen wat we willen, want we zijn een besloten club. Er komen geen vreemden op bezoek, de plisie of de marechaussee komt niet controleren bij ons, want die trappen we van ons erf af, enzovoorts. Meer willen wij niet.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Dag van het Geluk

De Verenigde Naties hebben, op instigatie van Bhutan, dat gelukkige landje in Azië, een Dag van het Geluk ingesteld op 20 maart. Het wordt tijd dat er ook in Bhutan eens een bloedige revolutie komt, hoor ik u met me meedenken. Nederland scoort ook hoog, had ik vernomen (we hebben ook nog geen revolutie gehad), maar waarom dat zo is? Ik begrijp het niet.

Ik kan me voorstellen dat je zegt: Rusland, China, Noord-Korea, hoe heten die landen in Afrika, Japan met die tsunami en zo, die scoren laag. Maar ‘geluk’ lijkt me toch vooral een persoonlijk iets, niet iets nationaals. Niet iets waarmee de Verenigde Naties zich zouden moeten bemoeien. Het doet me een beetje denken aan de toestand in Rusland, rond 1930, toen een ‘arbeider’ (die had je toen nog) door de staat gefeliciteerd werd omdat hij een bepaalde moer juist had aangedraaid. Plaatje in de Pravda: ‘Zie hier Yuri Kravtsjov, die een moer zeer goed aandraait, waardoor de hele machinerie perfect werkt!’

Geluk en ongeluk zijn dingen die vallen buiten de competenties van de staat. Natuurlijk zijn er de minimumcompensaties: bijstand, WW, AOW etc., zonder welke we een barbaarse natie zouden worden. Het is zeer goed dat we dat in Nederland hebben. We hebben geen extreme armoede, godzijdank. Maar het geluk wordt door iets heel anders bepaald, volgens mij.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Mooie mannen in Japan

Ik ken Margaret Hackleton nu ongeveer vier jaar, ze komt uit het Engelse Bristol. Ze is 48 jaar oud, gehuwd, ze heeft twee kinderen en ze had tot voor kort ook een geheime minnaar. Ze heeft vroeger een jaar of twintig lang in Amsterdam gewoond, tot 2001, en ze spreekt en schrijft nog steeds voortreffelijk Nederlands. Haar geheime minnaar was een 33-jarige Engelsman, die haar heeft gedumpt, en heeft verwisseld voor, zoals Margie zegt, ‘een jonger ding’. Het gevolg is: liefdesverdriet.

Nu weet ik van zulk verdriet ook af. Ruim twee jaar geleden overleed Alice S., the love of my life, aan slokdarmkanker, dezelfde ziekte als waaraan Christopher Hitchens is bezweken. Ik was ontroostbaar, ik sloeg op de muren in mijn huis, kreeg huilbuien thuis, maar ook in de groentenafdeling van de supermarkt, ik werd ook af en toe zeer dronken. Ik kon geen noot horen van de muziek van bijvoorbeeld William Byrd, de muziek waar we samen zo van hadden genoten, want ik barstte onmiddellijk uit in een huilbui. (Nu heb ik dat mijn hele leven al gehad: dat ik ga zitten snotteren als ik zeer mooie muziek hoor. Het is een vreemde reactie, maar het is niet anders.)

Foto: copyright ok. Gecheckt 02-03-2022

Op campagne

We zijn met het team de wijk ingegaan en we ontmoetten aanvankelijk wat haarden van verzet. Die haarden hebben wij vanzelfsprekend kaltgestellt, kleine schermutselingen waren van ons vreedzame optreden het logische gevolg, maar hoe verder wij de wijk introkken, hoe kalmer men onze aanwezigheid aanvaardde. Op het Marktplein parkeerden wij onze motoren, die wij lieten bewaken door enkele mensen van ons team. Alles indachtig de woorden van onze voorzitter: ‘Wie aan onze motoren komt, komt aan ons.’ De rest van het team ging op zoek naar een etablissement waar men zich kon verpozen, en ik meen dat daarop is gedoeld in de verschillende perspublicaties. Welnu, wij hebben de verschillende dag- en weekbladen een week de gelegenheid gegeven zich publiekelijk te verontschuldigen voor hun treurige gekwijlebabbel, en wij kennen de woonadressen van de heren hoofdredacteuren.

Er is in café Het Hoekje, dat wij uiteindelijk kozen als bestemming, niets voorgevallen. Wij accepteerden de gratis glazen bier en whiskey en ook de noten werden gretig rondgestrooid. Ik moge ook wijzen op de vriendelijkheid waarmee de barkeeper en eigenaar van de gelegenheid ons team ontving. Wij zongen gezamenlijk ons campagnelied: ‘Motor Partij! Motor Partij! Motor Motor Motor Partij!’ Vervolgens nam onze beoogd fractievoorzitter, de heer L. (Lenio) de Waard, het woord. Hij zei onder meer dat het noodzakelijk was dat de Motor Partij in de Tweede Kamer terecht zou komen, en als dat eenmaal was gebeurd, dan zou de Motor Partij de boel eens grondig komen verbouwen. Want hoe trekken we Nederland uit de crisis?, besloot hij zijn toespraak. Waarop het gehele publiek riep: ‘Met de motor!’

Foto: copyright ok. Gecheckt 26-09-2022

Postmoderne recensie

Ik lees de stukken in VN’s Republiek graag, even graag als de stukken op De Contrabas of op Achille van den Branden, maar waar ik in die stukken niet goed tegenkan is wanneer er gesproken wordt van bijvoorbeeld ‘dit postmoderne meesterwerk’. Dan lees ik dat stuk niet uit, want ik weet dat ik me teveel ga ergeren. Dan ga ik verder met een bericht uit de Volkskrant of de NRC over wederom ‘een uitslaande brand in een bedrijfspand’ te Nuenen of Schinveld of Koog aan de Zaan, zoals we bijna dagelijks kunnen lezen. Het betreft bijna steeds branden in bedrijven die – maar blijf bij je onderwerp, jongen.

Ik wil wel eens weten wat een postmoderne roman is. Welke van de 1001 definities men gekozen heeft. Als je praat over gotische architectuur of barokmuziek of kubistische schilderkunst, dan weet je bij benadering wat er wordt bedoeld. Het begrip ‘postmodern’ wordt gebruikt voor van alles: beeldende kunst, filosofie, films, architectuur, muziek, psychologie, literatuur, dans, zelfs moeten er op deze wereld postmoderne christenen bestaan. Wat de schrijvers bedoeld hebben met die ‘postmoderne roman’, anders en meer dan dat die roman geschreven is na 1945, dat zeggen ze er nooit bij.

Catch-22 en American psycho en Enige defecten van Loesberg zijn drie romans die ‘postmodern’ zijn genoemd. Toch hebben ze niets gemeen, qua stijl of qua opbouw, ik kan althans niets ontdekken. Het postmoderne is in Amerika uitgevonden in het begin van de jaren vijftig, en is in het midden van de jaren zeventig in Nederland ontdekt. Ik weet niet waar. Ik denk dat er artikelen hebben gestaan in De gids en in Raster, maar ik las die artikelen nooit, want ik had wel iets beters te doen. Zo ongeveer het eerste boek in Nederland waar het etiket van de postmoderniteit op werd gelegd, was in 1974 dat boek van Loesberg.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Katholiek zijn in de jaren zestig

Ik ben geboren in Limmen, op 24 september 1953. Limmen, zo’n 8 kilometer ten zuiden van Alkmaar, was een katholiek vlekje temidden van wereldser plaatsen zoals Castricum, Uitgeest, Heiloo en Egmond. Daar woonden de Hervormden en Gereformeerden, volgens mij, hoewel ik nog niet wist wat dat was. Ik weet het trouwens nog steeds niet, ik weet alleen dat ze geloviger zijn dan de katholieken, dat ze geregeld lezen in de bijbel en dat ze de psalmen uit hun hoofd kennen.

Om aan te geven op welk niveau dat katholicisme zich in het begin van de jaren zestig bevond, deze anekdote. Ik had, vlakbij ons huis, aan de Kerkweg een tante Anna wonen. Een vriendelijk, oud mensje. Ik was eens bij haar op bezoek en het begon te bliksemen. Tante Anna schrok ook van het gedonder en zei, bijna angstig: ‘Lieve heertje, kalm toch!’ Dat ‘Lieve heertje’ kwam ook terug in zinnen als ‘Daar zal lieve heertje nog wel voor zorgen’, als je bijvoorbeeld had opgemerkt dat de appelboom in haar achtertuin geen fruit droeg.

Bij ons thuis ging het er betrekkelijk ontspannen aan toe. We moesten niets, behalve op zondag naar de kerk. Toen ik zes zeven acht jaar was, moest er ook gebiecht worden bij pastoor Bangert. Dat werd van school uit geregeld: je ging met de hele klas op een middag naar de kerk, je ging in de mannenzijbeuk zitten en dan moest je om de beurt het donkere biechthokje in. Het was zaak je te herinneren wat je zoal fout had gedaan en gedacht. Eén van de eerste keren zei ik opgewekt: ‘Ik heb volgens mij niets fout gedaan, pastoor.’ Daarop zei pastoor Bangert bestraffend: ‘Dan zou ik er nog maar eens goed over nadenken!’ Ik moest terug naar mijn plaats, maar ik liep de kerk uit, want ik had inderdaad een geheel schone ziel en was zondenvrij. De volgende keren bedacht ik, om de lieve vrede te bewaren, maar dingen zoals appeltjes gestolen, belletje getrokken, schuin overgestoken over de Rijksweg enz. Dingen waaraan je je geen buil valt. Je moest dan vervolgens knielend in de kerkbank je penitentie gaan doen: bijvoorbeeld drie Onzevaders en drie Weesgegroetjes bidden.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Het lange praten

Het is u bekend dat wanneer iemand langer dan 2 minuten praat over een onderwerp, dat het dan fout gaat: de man herhaalt zich steeds, of de man gaat tegenstrijdige dingen verkondigen. Ik zeg steeds ‘de man’, maar ik bedoel uiteraard, dames, ‘de mens’, u begrijpt me wel. Wat je kunt zeggen over, zeg, de AOW, de WAO, de eenwording van Europa of de kwartiering van een zeker legeronderdeel, past altijd op één pagina A4. Wie daarover heengaat: wantrouw hem! Hij probeert de zaak te verdoezelen, of  hij weet gewoon niets af van de zaak, en dat is, weten wij, normaal gesproken het geval bij de dames en heren politici die wij verkozen hebben.

Politici die ergens voor staan, hadden bijvoorbeeld een goede afzuiginstallatie geëist in elk café, in plaats van een rookverbod. Het is zo simpel. Politici die ergens voor staan, zouden ook álle drugs vrijgeven. En ook meteen belasten, dat is ook zo eenvoudig als wat. Het bespaart je een paar duizend gevangenisplaatsen, en het levert je nog iets op ook: waarom alleen accijns heffen op shenever en shag?

Van de week was er een filibuster aan de gang over de ‘zorg’. Een man van, meen ik, de PVV stond urenlang te praten over de historie van, weet ik veel, de zorgbijslagen enzovoorts. Welbekende dingen dus. Hij stond eenvoudig te herhalen wat al tientallen Kamerleden vóór hem hadden gezegd.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Het leven van de worstelaar

Als u nog een sterke, grote zoon hebt van 15 of 16 jaar, met wie het maar niet wil lukken, stuurt u hem dan eens naar een Japanse sumostal, een heya. In elke stad in Japan is wel zo’n heya. Als u geluk hebt, wordt hij ergens opgenomen, leert hij de chankonabe te koken (dat is gesmoord vlees, visballen, groenten, rijst etc.) voor de hele stal van sumo-worstelaars, allerlei andere kutklusjes te doen en hij leert ook dat worstelen. Hij leert er ook nog eens een taal bij (Japans), want iets anders wordt daar niet gesproken. Klagen en zeiken leert hij daar wel af, hij zal moeten doen wat hem gevraagd wordt en anders zwaait er wat. Onlangs nog werd een 17-jarige leerling-rikishi (sumoworstelaar) letterlijk doodgeslagen door zijn maten in de heya. Dat zijn de manieren daar, ze zijn hardvochtig en je kunt je maar beter gedeinsd houden.

Je krijgt van je shisho (het hoofd van de stal) een mawashi (zo’n band die je om je heupen doet) en ook de verdere kleding, die in het 1000 jaar oude sumo niet is veranderd. Na het eerste jaar ben je wel sufgebeukt en sufgezanikt, je weet niet meer beter, je hebt al wat worstellessen achter de rug en dan mag je voor het eerst een zevental wedstrijden vechten in de jonokuchi-klasse, de beginnersklasse. Je hebt dan al een naam (een shikona) gekregen van je shisho en die naam blijft voor de rest van je leven. Je heet dus niet meer Jan Pietersen of Pieter Paulusma, maar bijvoorbeeld Westelijke Grote Os. Maar dan in het Japans.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Froukje

– Froukje, waar heb je de tandenborstel verstopt? Ik moet vandaag mijn tanden poetsen, dat weet je.

– Dat weet ik, ja. Daar heb je me gisteravond al over geïnformeerd, Alex.

– Alexander is de naam.

– Neem me niet kwalijk.

– En kom nu niet aanzetten met tandenborstel kwijt, ontbijt nog niet geregeld.

– Nee, nee. Eitjes zijn klaar.

– Maar mijn tandenborstel is zoek. Dat is mooi!

– Misschien ligt hij ergens…

– Nee, DAT IS ZÉÉR MOOI!

– Trek je grijze pak aan, Alex.

– Alexander. Wat voor strop?

– Alles past bij grijs, dat maakt niet uit. Rood of blauw of groen. Als het maar gestreept is, met een tintje.

– All right. Maar waar is mijn tandenborstel?

– Moeder God.

– Ja, dat zou jij toch moeten weten?

– Ik?

– Het hoofd der huishouding zou dat moeten weten, ja.

– Het hoofd der huishouding weet het niet.

– Want ik kan niet, hoe noem je dat, ongepoetst de straat op.

– Nee. Wat zou je zeggen van eens flink je mond spoelen? Dan krijg je van mij een kusje en dan zorg ik dat je morgen een gloednieuwe tandenborstel van de C1000 hebt.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Dirkswoud (5)

Kauwen (corvus monedula spermologus) zijn de kleinste kraaiachtigen. Je kunt ze herkennen aan hun grijze nek, hun groengele oogjes en hun zwarte snavels. Waarom heten ze kauwen? Omdat ze vaak ‘Kauw kauw’ roepen. De Engelsen hadden niet meer het woord cow voor ze, dus hebben ze hem jackdaw genoemd, hoewel deze vogels ook in Engeland ‘Cow cow’ roepen. Dat is een voorbeeld van de logica die er in de Nederlandse taal zit, en die het zo oergemakkelijk maakt voor een kind om het te leren.

Kauwen trouwen makkelijk, en als ze eenmaal getrouwd zijn, scheiden ze niet meer van elkaar. Je ziet de paartjes elkaar steeds opzoeken, in de zomer, als ze op het dak van de St. Clarakerk te Dirkswoud bijeenkomen. Wat doen ze daar? Ze teuten wat met elkaar, ze nemen de dag nog eens door (‘Ik ben bij de cafetaria geweest. Goed voedsel.’ ‘Maar ik ben bij De Smulpaap langsgeweest. Ook niet misselijk, hoor!’) En als ze zo een half uurtje in de weer zijn geweest op het kerkdak, steken ze zwermsgewijs over naar een paar bomen aan de rand van het dorp, waar ze een dutje gaan doen.

Je mag tegenwoordig niet meer een tamme kauw houden, volgens de wet, want dat is inderdaad vreselijk. Gruwelijke misdaad. Daar moet de politie scherp op blijven letten. Maar vroeger had ik een buurvrouw, de oude mevrouw Dekker, die elke ochtend buiten haar deur kwam en in haar hand wat stukjes brood of koek had, en daar kwamen de kauwtjes op af. Ze pikten het gewoon uit haar hand, jaren lang.

Vorige Volgende