Tien jaar na de Amerikaanse invasie van Afghanistan is een einde van de oorlog in het land nog altijd niet in beeld. Sterker nog, de huidige, trieste trend is juist dat elk jaar meer slachtoffers worden gemaakt dan het jaar ervoor terwijl serieuze vredesonderhandelingen uitblijven. Het belangrijkste obstakel voor het starten van een proces van politieke verzoening, aldus de Amerikaanse regering, zijn de banden die de Taliban in Afghanistan onderhouden met Al-Qaida, de organisatie achter de aanslagen van 11 september 2001. Wie zich in het onderwerp verdiept valt echter op dat Amerikaanse geopolitieke ambities minimaal een even grote hindernis vormen.
Op 2 mei 2011, de dag dat Al-Qaida-leider Osama bin Laden werd gedood, liet de trotse Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton weten dat de Verenigde Staten zal ‘doorgaan met het bevechten van Al-Qaida en hun Talibanbondgenoten.’ Zij die geloofden dat Bin Ladens dood een nieuwe kans op vrede was, kwamen bedrogen uit. ‘Onze boodschap aan de Taliban blijft hetzelfde,’ ging Clinton verder, ‘jullie kunnen niet wachten tot we vertrekken, jullie kunnen ons niet verslaan, maar jullie kunnen de keuze maken om Al-Qaida te verlaten en deel te nemen in een vreedzaam politiek proces.’ Doordat de Taliban tot op de dag van vandaag weigeren te breken met Al-Qaida sleept de oorlog zich voort, zo luidt het Amerikaanse verwijt.
Bereidheid te breken
Anders dan de Verenigde Staten doet voorkomen zijn er echter nogal wat aanwijzingen die doen vermoeden dat de Taliban, als onderdeel van een vredesverdrag, wel degelijk bereid zijn de banden met Al-Qaida te verbreken. In december 2009 bijvoorbeeld lieten de Taliban in een verklaring weten ‘geen agenda om zich te bemoeien met de interne zaken van andere landen‘ te hebben. Ze zouden bovendien bereid zijn, wanneer ze weer de touwtjes in handen hebben, hiervoor een ‘juridische garantie’ te bieden. Deskundigen zijn het erover eens dat hiermee naar Al-Qaida wordt verwezen, ook al wordt de organisatie zelf niet genoemd. De Taliban laten dit bewust achterwege omdat de internationale terroristische organisatie, naast Pakistan, een van de weinige bondgenoten is die het momenteel heeft. Die wil het niet al te nadrukkelijk voor het hoofd stoten.
Eind januari 2010, op de dag dat een grote Afghanistanconferentie in Londen van start ging, kwamen de Taliban met een nieuwe, vergelijkbare verklaring: ‘wij zijn niet van plan om buurlanden evenals andere landen in de wereld schade toe te brengen (…). Wij zullen niet toestaan dat onze grond wordt gebruikt tegen welk land dan ook.’ Dergelijke uitlatingen worden herhaaldelijk gedaan aan de vooravonden van grote conferenties etc. De in Afghanistan wonende onderzoekers Alex Strick van Linschoten en Felix Kuehn concludeerden naar aanleiding hiervan in een paper van februari 2011 voor de New York University dat ‘in de laatste drie jaren (2007-10) de Taliban aanzienlijke zorg eraan besteden om in hun publieke verklaringen zichzelf impliciet van Al-Qaida te distantiëren.’
Achter de schermen is de bereidheid om met Al-Qaida te breken wel expliciet. Dat liet onder andere de voormalige minister-president van Afghanistan, Ahmad Shah Ahmadzai, die in het geheim gesprekken tussen een belangrijke vertegenwoordiger van de Taliban en een Amerikaanse generaal opzette, in een interview met persbureau Inter Press Service weten. Onafhankelijk onderzoeksjournalist Gareth Porter schreef hierover dat de Taliban, aldus de oud-minister-president, ‘geen probleem hebben met het tegemoetkomen aan de vaak herhaalde Amerikaanse eis dat ze hun banden met Al-Qaida volledig verbreken.’ De onderzoekers van de New York University merken in dit verband op dat de Taliban in privésferen ‘duidelijke indicaties (geven) van hun ontevredenheid met de buitenlandse militanten.’ Het is merkwaardig dat deze regelmatig door de Taliban geuite bereidheid om met Al-Qaida te breken in westerse media, zeker ook de Nederlandse, nauwelijks aan bod komt.
Maar nog merkwaardiger is het dat deze bereidheid door de Verenigde Staten niet met beide handen wordt aangegrepen om werk te maken van onderhandelingen. Dergelijke uitlatingen van de Taliban worden daarentegen gemakkelijk afgedaan als misleiding of, vaker, simpelweg genegeerd. De reactie die volgde op het bovengenoemde voorstel van de Taliban om een juridische garantie te geven, is typisch. ‘Dit is dezelfde groep die weigerde Bin Laden op te geven, ook al hadden ze hun eigen land van oorlog kunnen redden,’ aldus een Amerikaanse regeringswoordvoerder. ‘Ze wilden toen niet met terroristen breken dus waarom zouden we ze nu serieus moeten nemen?’
Geen liefde
Deze bereidheid om te breken met Al-Qaida is, afgaande op de ideologische, culturele en etnische verschillen tussen de Taliban en Al-Qaida en hun uiteenlopende doelen, minder vreemd dan het op het eerste gezicht lijkt. Terwijl de focus van de Taliban, waar Afghanen de leiding hebben, nadrukkelijk ligt op het bestrijden van de vijand in Afghanistan, voert Al-Qaida, onder aanvoering van voornamelijk Arabieren, niks minder dan een mondiale strijd tegen de ‘verre vijand.’ Nationale belangen zijn daaraan ondergeschikt. Als de gezamenlijke vijand in Afghanistan is verslagen (of er een politieke deal mee is gesloten) heeft de Taliban Al-Qaida eigenlijk niet meer nodig. Daarnaast hebben de leiders van beide organisaties sterk afwijkende culturele achtergronden en betreft het andere generaties. Hun religieus fanatisme is uiteraard een belangrijke overeenkomst, maar beide behoren tot verschillende stromingen hiervan die, zoals dat zo vaak het geval is, niet zelden met elkaar overhoop liggen.
Ook in de vroege geschiedenis van de relatie tussen de Taliban en Al-Qaida, de periode voor de aanslagen in New York en Washington, zijn duidelijke aanwijzingen te vinden dat de twee een minder innige relatie hadden dan politici ons vaak voorstelden. Zo verbond Talibanleider Mullah Omar aan Osama bin Ladens verblijf in Afghanistan bijvoorbeeld een belangrijke voorwaarde. Hij mocht de Verenigde Staten niet direct vijandig bejegenen. Doordat het wantrouwen tussen de twee in deze periode groeide werd Bin Laden bovendien gedwongen in de buurt van Mullah Omar in Kandahar te wonen en kreeg hij Talibanbodyguards zodat hij beter in de gaten gehouden kon worden. Maar Bin Laden trok zich er weinig van aan en zette de aanvallen op New York en Washington door. Volgens een belangrijke ingewijde die voor beide organisaties werkte wist Mullah Omar hier niets van af. De wetenschappers van de New York University noemen de relatie tussen de twee in de vroege jaren ‘gecompliceerd en vaak gespannen.’ Een zoon van Bin Laden benadrukt dat er in die jaren (net als nu) bepaald ‘geen liefde‘ was tussen de twee organisaties.
Dit alles neemt uiteraard niet weg dat er wel degelijk ook indicaties zijn die een hele andere richting op wijzen. Zo heeft het Haqqani-netwerk, dat vooral actief is op de grens tussen Afghanistan en Pakistan en een semi-autonoom onderdeel van de Taliban uitmaakt, wel degelijk stevige banden met de mondiale terroristen. ‘Het is onwaarschijnlijk dat het Haqqani-netwerk op een betekenisvolle manier de banden met Al-Qaida zal verbreken,’ aldus een van de conclusies van een onderzoek over het netwerk van de Amerikaanse militaire academie West Point. Daarnaast zorgt de huidige ontwikkeling van verjonging van de Taliban, in de hand gewerkt door het Amerikaanse beleid om gericht jacht te maken op de belangrijkste Talibankopstukken, voor een sterkere band met Al-Qaida. De jongere generatie leiders is namelijk doorgaans meer ideologisch en minder pragmatisch ingesteld.
Nogal wat experts en ingewijden komen echter op basis van de eerder genoemde argumenten tot de conclusie dat de Taliban al een paar jaar klaar zijn om hun banden met Al-Qaida te verbreken. Bovengenoemde oud-minister-president van Afghanistan concludeert dat. Hetzelfde concludeert oud-medewerker van de Pakistaanse inlichtingendienst, Sultan Amir Tarar, die jarenlang de trainer van Mullah Omar was. Wat voorzichtiger, zoals het academici betaamt, concluderen Strick van Linschoten en Kuehn dat ‘er ruimte is om de Taliban te engageren op de kwesties van het afstand doen van Al-Qaida en het bieden van garanties tegen het gebruik van Afghanistan door internationale terroristen op een manier waardoor kerndoelen van de Verenigde Staten behaald worden.’ Auteurs James Shinn en James Dobbin, die beiden dienden onder president George W. Bush, noemen in hun recent verschenen rapport het verbreken van de banden met Al-Qaida en andere extremistische jihadi groepen een ‘mogelijk terrein voor compromis‘ met de Taliban.
Permanente militaire aanwezigheid
Maar waarom blijft een serieus vredesoverleg met de Taliban desondanks uit? Een belangrijke reden hiervoor, al zijn andere factoren ook van belang, is de weigering van de Verenigde Staten om tegemoet te komen aan een eis die de Taliban stellen in ruil voor hun concessie met Al-Qaida te breken. Ze willen dat de Verenigde Staten alle, maar dan ook echt alle, troepen terugtrekt uit Afghanistan. Dit lijkt een groot obstakel voor een serieuze politieke dialoog met de Taliban, want alles wijst erop dat de Verenigde Staten een, weliswaar flink afgeslankte, permanente militaire aanwezigheid in Afghanistan nastreeft.
Eind februari dit jaar liet de inmiddels oud-ambassadeur van de Verenigde Staten voor Afghanistan Karl Eikenberry nog weten dat zijn land geen ‘permanente bases‘ ambieert in Afghanistan, noch ‘een aanwezigheid die een bedreiging zou kunnen zijn voor Afghanistans buurlanden.’ Maar deze woordkeuze laat de nodige manoeuvreerruimte. Wat is immers een permanente basis? ‘Er zijn Amerikaanse troepen in verschillende landen voor aanzienlijke tijd die daar niet permanent zijn,’ zo liet een anonieme Amerikaanse militaire bron in reactie op Eikenberry’s opmerking weten.
Daarnaast heeft de Verenigde Staten herhaaldelijk en plein public laten weten een rol voor zichzelf in Afghanistan te zien lang na de terugtrekdatum eind 2014. Alhoewel het geen permanente bases mogen heten, wil de Verenigde Staten wel degelijk ‘gezamenlijke faciliteiten‘ waarvandaan ‘gezamenlijke counterterrorism‘ missies kunnen worden ondernomen. De Verenigde Staten bereidt zich voor op ‘een duurzame, lange termijn toewijding aan Afghanistan en de regio,’ aldus de Amerikaanse onderminister van Defensie in maart dit jaar. Drie maanden later liet de inmiddels gepensioneerde Amerikaanse minister van Defensie Bob Gates eveneens weten ‘gezamenlijke bases‘ te willen, aangezien deze ‘acceptabeler voor het Afghaanse volk’ zijn.
Ook achter de schermen wordt wel degelijk onderhandeld over een of andere blijvende aanwezigheid in Afghanistan. Alweer volgens de boven eerder opgevoerde Ahmad Shah Ahmadzai stelde de Amerikaanse onderhandelaar twee eisen aan de Taliban. Naast de eis om met Al-Qaida te breken, moest de beweging toestaan dat de Amerikanen toegang zouden krijgen tot drie luchtbases in het land. De Talibanonderhandelaar had weinig moeite met de eerste eis, maar des te meer met de tweede. ‘Niet één meter,’ was zijn reactie. Onlangs verscheen er in de Engelse krant The Daily Telegraph zelfs een bericht, gebaseerd op gesprekken met (deels) anonieme Amerikaanse en Afghaanse vertegenwoordigers, dat een deal over deze permanente militaire aanwezigheid bijna rond is. Het zou gaan over ‘duizenden‘ Amerikaanse soldaten die niet alleen Afghaanse soldaten blijven trainen, maar ook door zullen gaan met counterterrorism missies en luchtaanvalllen. Amerikaanse aannemers bouwen momenteel voor vele miljoenen dollars talrijke professionele militaire bases in het land, meer dan het Afghaanse leger nodig lijkt te hebben, waardoor aan geschikte locaties in ieder geval geen enkel gebrek is.
Uitzichtloos
Tien jaar geleden begon het huidige hoofdstuk in de voortdurende oorlog in Afghanistan omdat de Taliban in Amerikaanse ogen onvoldoende weigerden te breken met Al-Qaida. Vandaag de dag, door geopolitieke ambities van een tanende grootmacht, lijkt de bereidheid van de Taliban om te breken met het inmiddels Osama bin Ladenloze Al-Qaida niet genoeg om de oorlog te beëindigen. Voor de door en door oorlogsvermoeide Afghaanse bevolking een bijzonder trieste, uitzichtloze conclusie.
Reacties (6)
“Maar Bin Laden trok zich er weinig van aan en zette de aanvallen op New York en Washington door.”
Dat is de grote vraag, want bin Laden zelf ontkende in een eerste reactie betrokkenheid bij de aanslagen:
http://www.globalresearch.ca/index.php?context=va&aid=24697
Verder hebben de Talibaan zijn uitlevering aangeboden op voorwaarde dat de VS een redelijk vermoeden van diens schulsd konden aantonen. Ook is het aanbod gedaan om de zaak te laten beoordelen door een islamitische rechtbank. http://hansfeddema.wordpress.com/category/2001/
Het was vanaf het begin duidelijk dat de amerikanen een excuus zochten voor een permanente aanwezigheid in Afghanistan, anders hadden ze wel geprobeerd om met een kleine legermacht Osama Bin Laden op te pakken. Zoals het nu duidelijkis dat deze oorlog nog een hele lange staart gaat krijgen, want de Talibaan weten dat de positie van de VS uiteindelijk onhoudbaar is.
“De Talibanonderhandelaar had weinig moeite met de eerste eis, maar des te meer met de tweede. ‘Niet één meter,’ was zijn reactie.”
Het lijkt me het verstandigste om dat maar letterlijk te nemen.
De titel is niet correct. Die zou moeten zijn “Absurde eis Taliban obstakel voor vrede”. Het Amerikaanse leger gaat niet Afghanistan weer aan de Taliban uitleveren. Uitlevering van Mullah Omar wegens oorlogsmisdaden lijkt me ook wel een minimum.
Wellicht dat een wijziging in de publieke opinie ervoor kan zorgen dat de amerikanen vertrekken. Het feit dat nu ook duidelijk wordt dat het allemaal veel geld kost helpt daar al bij. Ik begrijp alleen dan niet wat het belang voor amerika dan is om daar dan nog te blijven.
Was Afghanistan zelf niet het grootste obstakel voor vrede in Afghanistan? Zo werkt het daar al heel wat jaartjes. Kun je weer gaan USA bashen, maar dat verandert de werkelijkheid niet.
Voordat de Amerikanen daar de Russen begonnen dwars te zitten was Afghanistan een land waar je veilig kon reizen en Kabul eeh stad waar je als vrouw in een korte rok over straat kon gaan.
Afghanistan is al eeuwen een land dat wordt belaagd door een of andere buitenlandse macht .Het wantrouwen dat tegen buitenlanders heerst is niet het gevolg van een religie of achterlijke gewoonten maar van uitbuiting door de eeuwen heen.Daar brengen Amerika en zijn handlangers niet zo gauw verandering in met hun arrogante toontje.