Zijn kiezers van populistische partijen bovengemiddeld vatbaar voor misleidende informatie die door politici en (sociale) media wordt verspreid? Een analyse van Stijn van Kessel, Javier Sajuria en Steven van Hauwaert. Eerder verschenen op Stuk Rood Vlees.
Politicologen hebben vaak genoeg aangetoond dat kiezers van radicaal linkse en rechtse populistische partijen bewuste keuzes maken: ze stemmen grotendeels op deze partijen omdat ze het eens zijn met de standpunten die deze verkondigen. Toch worden kiezers van populistische partijen vaak afgeschilderd als slecht geïnformeerd en vatbaar voor bezwerende doch misleidende woorden van een charismatisch leider.
Dit heeft niet in de laatste plaats te maken met een wijdverbreide negatieve interpretatie van het concept ‘populisme’. Populisme wordt regelmatig in verband gebracht met politiek opportunisme (‘zeggen wat de mensen willen horen’), naïviteit (‘simpele oplossingen voor complexe problemen’) en demagogie (‘inspelen op de onderbuik’), of verward met aangrenzende maar fundamenteel verschillende concepten zoals xenofobie of nationalisme.
In hoeverre klopt de stereotypering van populistische kiezers als politiek onnozel of misleid, als er al iets van waar is? In de hedendaagse context van ‘fake news’ is deze vraag wellicht relevanter dan ooit. Zijn kiezers van populistische partijen bovengemiddeld vatbaar voor misleidende informatie die door politici en (sociale) media wordt verspreid? In ons recent gepubliceerde onderzoek geven we een eerste antwoord op deze vragen.
Politieke ‘informatie’ en ‘misinformatie’
We gingen uit van een academisch gangbare definitie van populisme als een reeks ideeën die samen een moreel onderscheid maken tussen de ‘corrupte’ elite en de ‘deugdzame’ burgers. Populistische partijen zijn dan, kort gezegd, partijen die de (politieke) elite beschuldigen van machtsmisbruik en het al dan niet bewust negeren van de wensen van ‘gewone’ burgers. Ze zijn zelfbenoemde voorvechters van de zogenaamde ‘volkssoevereiniteit’.
We gebruikten een bestaand internationaal enquête-onderzoek met data uit negen Europese landen (Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Polen, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland) en maakten een onderscheid tussen respondenten die aangaven bij eerstvolgende verkiezingen op een populistische partij (links of rechts) te willen stemmen, degenen die verkondigden op een niet-populistische partij te gaan stemmen en personen die geen intentie hadden een stem uit te brengen.
Ons voornaamste doel was om te onderzoeken of er een verband bestaat tussen stemgedrag (populistische keuze / niet-populistische keuze / thuisblijven) en politieke kennis (‘informatie’), maar ook politieke ‘misinformatie’. Kennis is tenslotte niet alleen een kwestie van iets al dan niet weten, ook de juistheid van informatie speelt een rol.
Met dit in het achterhoofd bepaalden we de politieke kennis van individuen aan de hand van drie meerkeuzevragen die in de enquête waren opgenomen. Respondenten werd gevraagd een EU-politicus te herkennen, een antwoord te geven op de vraag wat ‘begrotingstekort’ betekent en te benoemen wie het renteniveau in hun land bepaalt. Personen die goede antwoorden gaven kregen een hoge score op de variabele ‘politieke informatie’; degenen die foute antwoorden gaven of bekenden het antwoord niet te weten scoorden laag. We hadden echter ook een tweede indicator nodig om de juistheid van politieke kennis te meten. We stelden daarom ook een variabele ‘politieke misinformatie’ samen: personen die goede antwoorden gaven of bekenden antwoorden niet te weten kregen een lage score, terwijl respondenten die foute antwoorden gaven een hoge score kregen.
Figuur 1 Multinomiale Logistische regressiecoefficiënten Bron: Van Kessel et al. 2020: 13.
Aanhangers populisten niet slechter geïnformeerd
Wat bleek toen wij de mate van (correcte) informatie in verband brachten met gepland stemgedrag? Aanhangers van populistische partijen zijn, over het geheel genomen, niet aantoonbaar slechter geïnformeerd dan aanhangers van andere partijen. Er is alleen een duidelijk verschil tussen stemmers en niet-stemmers: de laatstgenoemden beschikken gemiddeld genomen over minder kennis dan meer politiek-actieve burgers. We vonden, met andere woorden, een positief verband tussen het beschikken over correcte politieke kennis en de intentie om een politieke partij te steunen, of deze nu populistisch is of niet.
Zoals al eerder is aangetoond laten populistische kiezers zich ook kenmerken door een hoge mate van politieke interesse (in vergelijking met niet-stemmers) en sterke populistische attitudes: ze delen zogezegd een afkeer van de politieke elite en vinden dat politici de ‘wil van het volk’ dienen te volgen. Samen duiden deze bevindingen er op dat een stem op een populistische partij niet zonder meer moet worden gezien als een ongeïnformeerde ‘proteststem’ of een teken van politieke onwetendheid. Het is eerder vaak een bewuste uitdrukking van onvrede over het functioneren van de representatieve democratie. Met andere woorden: het electoraat van populistische partijen bestaat in ieder geval deels uit politiek bewuste, geïnformeerde en geïnteresseerde burgers.
Figuur 2: Logistische regressiecoefficiënten met linkspopulisme (0) versus rechtspopulisme (1) als afhankelijke variabele (Bron: Van Kessel et al. 2020: 16).
Radicaal rechts versus de rest
Wat betreft politieke misinformatie vonden we wel een verschil tussen aanhangers van populistische en niet-populistische partijen, maar enkel als we aanhangers van rechts-radicale populistische partijen onderscheidden van de rest. Individuen in deze laatste categorie werden gemiddeld genomen gekenmerkt door een hogere mate van politieke misinformatie in vergelijking met alle andere respondenten: zij hadden een grotere neiging om verkeerde antwoorden te geven op politieke kennisvragen (in plaats van toe te geven het antwoord niet te weten). Dit ligt schijnbaar in lijn met voorgaande studies die een link leggen tussen de populistisch radicaal rechtse ideologie en verstoorde voorstellingen van de realiteit, zoals samenzweringstheorieën. Per definitie zijn deze laatste immers vaak gebaseerd op incorrecte informatie.
Wat kunnen we uit deze laatste bevinding opmaken? De resultaten laten in ieder geval zien dat linkse en rechtse populistische partijen (en hun kiezers) niet over één kam geschoren kunnen worden. Er zijn grote ideologische verschillen tussen links-populistische partijen (die zich voornamelijk richten op sociaal-economische thema’s) en rechts-populistische partijen (die primair gekenmerkt worden door hun cultureel-conservatisme en veelal xenofobische standpunten). Populisme vormt een belangrijke gemene deler, ook als ‘attitude’ onder kiezers van verschillende populistische partijen. Het is echter duidelijk dat er grote verschillen bestaan tussen de opvattingen en algemene kenmerken van links- en rechts-populistische kiezers. Duiden onze resultaten er op dat radicaal rechts-populistische kiezers in het bijzonder vatbaar zijn voor samenzweringstheorieën en ‘fake news’? Ons onderzoek biedt helaas geen direct antwoord op deze pregnante vraag. Vervolgstudies kunnen hopelijk meer gericht onderzoek doen naar het verband tussen bewust verspreide misleidende informatie en stemgedrag.
Reacties (2)
Als niet-stemmer kan ik mij niet identificeren met de onderzoeksresultaten. Dat zie ik niet alleen bij mijzelf, maar ook bij mensen met wie ik omga. Deze hebben wel politieke belangstelling, zijn wel goed gevormd, zullen bovengemiddeld ook niet zo vatbaar zijn voor misinformatie. Misinformatie vind ik een gevaarlijk woord wat gepaard gaat met een waardeoordeel over de ander. Het kunnen scheiden van goede informatie en misinformatie is natuurlijk belangrijk, maar het gaat er uiteindelijk om hoe je informatie verwerkt. Hoe moet ik dit onderzoek bijvoorbeeld beoordelen? Heb ik te maken met een wetenschappelijk onderzoek dat voldoende kan onderbouwen dat ik daar logische conclusies uit kan trekken om vervolgens waarde te bepalen? Dat is nogal niet wat! Dan moet ik mij vragen gaan stellen als ‘wat is wetenschap?’, ‘wat is kennis?’, ‘welke drijfveren en psychologie schuilen er achter de mens dat zich kennis toedicht en er iets mee doet?’, ‘door welke bril kijkt deze mens eigenlijk?’. Zo maar een paar vragen waar een bibliotheek aan informatie te vinden is dat ook nog eens goed verwerkt moet zien te worden. Mij komt het voor dat de ‘moderne mens’ zichzelf hopeloos kan overschatten.
Ik heb mij jarenlang bezig gehouden met dit soort vragen, in dat proces ben ik alleen maar meer gesterkt in de overtuiging dat ‘ken uzelve’ de enige goede houding is om jezelf te kunnen ontwikkelen. Belangrijk voor mijzelf is ook dat taalinzicht voor mij een belangrijk uitgangspunt is om iets te vernemen van ‘ken uzelve’. De mens heeft als enige diersoort een rijke taal ontwikkeld dat bij andere dieren weinig ontwikkeld is. Een hond kun je door middel van handgebaren kunstjes leren wat in beginsel betekent dat een hond het schema van teken en referent eigen is. Pavlov. wat de hond echter niet begrijpt is de oorzakelijkheid van de tekens van de handgebaren die hem aanzetten iets te doen ontvangen. De hond beschikt niet over voldoende tekens om verbanden te leggen, oorzakelijkheid te onderzoeken. Een veelheid aan tekens die onderling naar elkaar verwijzen produceert een betekeniswereld, daar ligt mijn inziens de kracht van taal. Deze betekeniswereld bepaald uiteindelijk in hoeverre ik inzicht kan krijgen in ‘ken uzelve’. Toen schrok ik mij rot, in hoeverre sta ik nu eigenlijk af van de Pavloviaanse hond? Niet zo heel ver. Misschien iets verder omdat operante conditionering een grote rol speelt in taalverwerving. Tsja, dat leidt alleen vaak tot de supersticious pigeon. Een duif dat oorzaak en gevolg lijkt te zien, een bepaalde ritueel ‘herhaalt’ omdat de duif in de veronderstelling is dat op deze wijze hij voer zal ontvangen, terwijl gewoon op de knop drukken al voldoende was.
Welke conclusies kan ik uit dit soort onderzoek trekken, welke waarde inschatting kan ik maken, kan ik op basis daarvan conclusies trekken over wat ik moet doen? Kan ik voorspellingen doen? Ik moet erkennen dat ik dichter bij de Pavloviaanse hond en de supersticious pigeon sta dan dat ik zou willen, wat mij noopt om telkens weer stil te staan bij mijn eigen betekeniswereld en hoe zich daar een informatieverwerkingsorgaan uit ontwikkeld en waar ik als dier door gedreven wordt. Ik denk dat dit wel de voornaamste reden is waarom ik niet-stemmer ben, geen interesse meer heb in politiek, samenleving, collectief, al dat soort zaken. De mens dat lijden tot norm heeft verklaard, daar had Friedrich Nietzsche niet zoveel mee. De mens echter dat lijden tot norm heeft verklaard, maar nog nooit geleden heeft, dat spant de kroon. Dat noemen we decadentie.
De verschillen tussen links- en rechtspopulistisch zijn niet zo heel groot (denk bijvoorbeeld aan de “landelijke inventarisatie concurrentievervalsing” van de SP, een verkapte uiting van xenofobie), maar dat komt ook door het huidige Overton window: wat nu rechts heet, was een halve eeuw geleden nog links. Een voorbeeld: de VVD heet een rechtse partij, maar heeft onder Rutte de overheid met een kwart laten groeien over de ruggen van de werkenden. Een socialist van een halve eeuw geleden zou er het schaamrood van op de kaken krijgen.
Maar goed: dat radikaalrechts dus. Rechts staat voor een kleine overheid, radikaalrechts voor een héél kleine overheid. Ik ken geen politieke partijen in Nederland die zetels hebben en dat punt (durven te) maken. Nederlanders zijn daar ook helemaal niet van gediend, getuige het aantal kiezers voor de Libertarische Partij. Die partij is, hoe extreemrechts ook, geen voorstander van het tegenhouden van vreemdelingen bij de grens, mits ze maar in hun eigen onderhoud voorzien.
Xenofobie heeft dus niets te maken met rechts. Het is eerder zo dat het beperken van immigratie een noodzakelijke voorwaarde is voor het overeind houden van de verzorgingsstaat, een links systeem dat al zo met onze cultuur verweven is dat we het niet eens meer als links herkennen.