LONGREAD - Deze weken zijn de coalitiepartijen aangevangen met de onderhandelingen over de Rijksbegroting. Erg imposant is het allemaal niet. Tijdens de eerste dag van de onderhandelingen verklaarde Wilders al dat de verschillen gigantisch zijn tussen de coalitiepartijen. En er werd niet bepaald hard gewerkt om de onderhandelingen voor de eigenlijke deadline van 11 april te halen, vóór vijven gingen de onderhandelaars alweer huiswaarts.
Dat de verschillen groot zijn tussen de coalitiepartijen is al geruime tijd bekend. Maar het gaat niet alleen over de invulling van de Rijksbegroting, ook over de ‘spelregels’ met betrekking tot deze begroting. Henk Vermeer (BBB) en Pieter Omtzigt (NSC) zijn namelijk een zoektocht gestart naar geld en wijzen bijvoorbeeld op de structurele onderbesteding die de afgelopen jaren is opgetreden. Daarmee staan ze lijnrecht tegenover minister Heinen (VVD, Financiën), die stelt dat er niet veel budgettaire ruimte is.
Door een initiatief van Omtzigt is er een expertgroep in het leven geroepen die zich heeft gebogen over die meerjarige onderuitputting. Deze expertgroep Realistisch Ramen toonde aan dat er een afwijking van 2,7% was ten opzichte van de initiële ramingen, terwijl dit in andere landen ongeveer neerkomt op 1%. Dit heeft grotendeels te maken met het feit dat de politiek te ambitieuze doelstellingen formuleert, waardoor het geld niet uitgegeven wordt. Daarnaast waren de afgelopen eenmaal unieke tijden die moeilijk te voorspellen waren middels ramingen. Omtzigt deed het echter, voorafgaand aan het rapport van de expertgroep, voorkomen alsof het een soort samenzwering betrof van ambtenaren en planbureaus die heimelijk miljarden achterhouden om Nederland onder te financieren.
Je zou denken dat de lucht geklaard is voor Omtzigt en dat het wantrouwen richting de financiële instanties is weggewerkt. Immers, de verantwoordelijkheid voor onderbesteding ligt bij de politiek zélf. Deze week ging Omtzigt echter ‘vrolijk’ verder met het voeden van ongegrond wantrouwen: hij diende een motie in waarin hij eiste dat Eelco Heinen stukken openbaar zou maken over de geraamde overheidsinkomsten en -uitgaven. Opnieuw met zo’n ondertoon alsof er wel degelijk geld achter de hand wordt gehouden door het ministerie van Eelco Heinen.
Henk Vermeer (BBB) stelde, tijdens de tv-uitzending WNL op Zondag, dat hij niet gelooft in de ‘modellenwerkelijkheid’. Het gaat uiteindelijk om de mensen thuis, aldus Vermeer. Daarmee is de tweede man van de BBB het schoolvoorbeeld van het Nederlandse populisme: hij zet zich af tegen de bureaucratische elite die zich heeft vervreemd van ‘het volk’. De BBB kijkt daarnaast naar de oosterburen, die met een noodinvesteringsfonds de staatsschuld flink laten oplopen. De partij heeft nog niets klaargespeeld voor ‘de regio’: voor infrastructurele projecten zoals de Lelylijn en de Nedersaksenlijn is geen financiële ruimte, de bestuurslagen die ‘de provincie’ representeren, voelen zich in het pak genaaid vanwege de ondermaatse financiering voor het jaar 2026. Daardoor komen allerlei collectieve voorzieningen op de tocht te staan, en de relatie tussen regionale en lokale overheden enerzijds en het Rijk anderzijds is op zijn zachtst gezegd bekoeld geraakt — onder andere vanwege de directieve bestuursstijl van mevrouw Faber. Daarom ziet de BBB haar kans schoon om het Duitse model over te nemen en zo eindelijk het provinciale wensenlijstje in te lossen.
De PVV wil de koopkracht van Henk & Ingrid vooral drastisch verbeteren. De boodschappen moeten goedkoper worden door de btw te verlagen, de energierekening moet drastisch omlaag gebracht worden, evenals de huren. De PVV weet ook wel hoe dat betaald moet worden: de energietransitie kan door de shredder gehaald worden en ontwikkelingsgeld voor de meest kwetsbaren en allerarmsten op deze wereld kan ook wel leeggeplunderd worden om Henk & Ingrid te behagen.
De VVD ziet haar kans schoon om zich als een ware liberale partij te onderscheiden die ‘de middenklasse’ en/of ‘hardwerkend Nederland’ bedient. Daarnaast moet ‘begrotingshavik’ Eelco Heinen waken over het zuurverdiende geld dat door ‘hardwerkende Nederlanders’ is opgehoest; dat mag niet zomaar lukraak uitgegeven worden. In aanloop naar de onderhandelingen aangaande de Voorjaarsnota waarschuwde Eelco Heinen de coalitiepartijen bovendien al: wat er ook gebeurt, er zal keurig aan de Europese begrotingsregels voldaan worden. De overheid dient met andere woorden haar uitgavenpatroon eens flink door te lichten, en als zich financiële problemen voordoen, dan is de eerste ingeving van de VVD om te bezuinigen op de publieke sector, niet om de belastingen te verhogen. Deze zelfopgelegde bezuinigingsopgave dreigt daardoor, bij dominant financieel-economisch VVD-beleid, een waar bloedbad aan te richten binnen de collectieve sector. Immers, de VVD heeft zich namelijk tot doel gesteld de defensie-uitgaven te verhogen van 2% naar respectievelijk 3,5%, waardoor er 15 miljard extra gevonden moet worden om aan deze ambitie te voldoen.
Zichtbare breuklijnen binnen kabinet: eigen schuld dikke bult
De meest duidelijke breuklijn is (in dit geval) te constateren tussen enerzijds de VVD, die de begroting zo wil verspijkeren dat die perfect conformeert aan de Europese begrotingsregels en die bereid is drastisch te bezuinigen op de collectieve sector om de defensie-uitgaven in te passen binnen de financiële plaat. BBB, NSC en PVV lijken daarentegen grotendeels maling te hebben aan die Europese regels. ‘De Nederlander’ moet weer de boodschappen kunnen betalen, en daarvoor mogen de begrotingsregels best wat opgerekt worden om extra consumptie te faciliteren. Eventueel vinden Omtzigt en Vermeer wel wat miljarden om de bestaanszekerheid te verbeteren.
Deze eindeloze conflictueuze situatie – zo ook op het financieel-economische dossier – is niet meer dan ‘eigen schuld, dikke bult’. En dan richt ik mij hoofdzakelijk tot de VVD: deze partij heeft een heel kabinet opgetuigd rondom een mineur thema, namelijk asielmigratie. Het was vanaf het begin duidelijk dat de ideologische verschillen levensgroot waren, maar de conservatieve flank van de VVD wordt badend in het zweet wakker van een coalitieconstructie met een centrum-linkse partij: ‘Niet met de groene socialist Frans Timmermans!’ Dus dan ben je overgeleverd aan nihilistische radicalen – in casu de PVV. We zijn nu live getuige van de politiek-bestuurlijke gevolgen ervan: permanente mini-formatieonderhandelingen en totaal incompetente bewindspersonen die nu aan de knoppen zitten van het landsbestuur. De kwaliteit van ons bestuur wordt daarmee volledig ondermijnd.
De koopkrachtstrijd: er wordt geld over de balk gesmeten zonder al te veel effect
Waar de partijen het wél over eens zijn, is dat er iets moet worden gedaan aan de koopkracht van de Nederlandse bevolking. NSC, BBB en PVV hebben daar elk hun eigen campagneterm voor: waar het bij de VVD gaat om de ‘middenklasse’ of ‘hardwerkende Nederlanders’, spreekt de PVV over ‘dé Nederlander’ en NSC over ‘bestaanszekerheid’. Opmerkelijk is echter dat de koopkracht dit jaar geenszins onder druk staat. Volgens het CPB stijgt de koopkracht dit jaar met bijna 1%. Daar zou dus in wezen helemaal niet de prioriteit van dit kabinet moeten liggen, zeker niet omdat het aantal beleidsmatige opgaven (en de bijbehorende miljarden) de pan uit rijst.
Daarnaast daalt de armoede naar ongeveer 3% van de bevolking. Dat is nog altijd 3% te veel, want als je onder deze relatieve cijfers kijkt naar hoeveel mensen dat in Nederland betreft, kom je uit op meer dan een half miljoen mensen die in armoede leven. Bovendien wijst het CPB erop dat, bij ongewijzigd beleid, de armoede de komende jaren weer gestaag kan toenemen.
De voorstellen van de coalitiepartijen VVD en PVV zijn peperduur en dragen nauwelijks bij aan het tegengaan van armoede in Nederland. Allereerst de btw-verlaging op boodschappen, waar de PVV een fervent voorstander van is. Dit is werkelijk geld over de balk smijten. Hoofdzakelijk hogere inkomensgroepen profiteren hiervan, want zij geven in absolute termen meer uit aan boodschappen. Daarnaast is het onzeker in hoeverre producenten de btw-verlaging daadwerkelijk vertalen in een lagere prijs. Kortom, de btw-verlaging op boodschappen is een koopkrachtmaatregel waar ‘Henk & Ingrid’ nauwelijks bij gebaat zijn.
Dan hebben we ook nog het kroonjuweel van de PVV: de halvering van het eigen risico. Ook dit kost enorm veel geld. Het eigen risico gaat in 2027 van €385 naar €165. Deze maatregel zal vanaf dat jaar meer dan vier miljard euro per jaar kosten. De uitwerking van dit plan is bovendien ondermaats. Zieke mensen met een relatief laag inkomen gaan erop vooruit, maar daar staat tegenover dat gezonde mensen met een laag inkomen die zorgtoeslag ontvangen, juist keihard geraakt worden omdat zij naar verwachting een premiestijging van €200 per jaar moeten incasseren. Daar komt nog bij dat de zorg, die al door vergrijzing onder druk staat, te maken krijgt met zeer lange wachtlijsten.
In de ‘Agenda voor werkend Nederland’ van de VVD komen we ook peperdure koopkrachtmaatregelen tegen die doorverwezen zouden moeten worden naar de prullenmand. In dat VVD-rapport wordt duidelijk dat de VVD trots is op haar initiatief om de brandstofaccijns te verlagen naar aanleiding van de energiecrisis: ‘Het was dankzij de VVD dat het kabinet ook de middenklasse ondersteunde, via brede maatregelen zoals een lagere energiebelasting en lagere brandstofaccijns.’ Mede dankzij de VVD is deze accijnsverlaging ook opgenomen in het Hoofdlijnenakkoord. De VVD heeft bovendien al aangegeven dat zij deze belastingverlaging graag wil voortzetten ná 2025. Ook hier geldt dat vooral de hogere inkomensgroepen profiteren van deze accijnsverlaging, en niet zozeer ‘de middenklasse’. Immers, het zijn de hogere inkomensgroepen die relatief veel benzine verbruiken. De misgelopen overheidsinkomsten zijn daarentegen substantieel: het bedrag loopt op tot ongeveer anderhalf miljard euro (1,6 miljard euro).
Als je de plannen en huidige koopkrachtmaatregelen van de coalitiepartijen overziet, dan kom je tot de conclusie dat het om peperdure voornemens gaat die betrekkelijk weinig uithalen om lage inkomens en (lage) middeninkomens te helpen met het betalen van het alledaagse levensonderhoud. Er moet zodoende gekozen worden voor gerichte, specifieke, inkomensafhankelijke koopkrachtplannen. Die 1,6 miljard euro die nu wordt gebruikt voor de verlaging van de brandstofaccijns moet in 2026 niet worden voortgezet, en de halvering van het eigen risico dient eveneens te worden geschrapt (daarover later meer). Met het vrijgekomen bedrag, als gevolg van het schrappen van de accijnsverlaging op benzine, zou de zorgtoeslag en huurtoeslag met enkele tientjes per maand verhoogd kunnen worden, waardoor het geld direct terechtkomt bij ‘hardwerkende Nederlanders’ met een laag tot laag-middeninkomen.
Deze maatregel is namelijk ongeveer even duur als de ongerichte accijnsverlaging op benzine:
– 4,5 miljoen zorgtoeslaggerechtigden × €20 × 12 = €1,08 miljard
– 1,5 miljoen huurtoeslaggerechtigden × €20 × 12 = €360 miljoen
– Totaal = €1,44 miljard
Deze gerichte maatregel kan ervoor zorgen dat huishoudens tot wel €480 per jaar meer in de portemonnee overhouden (exclusief het wegvallen van de geringe voordelen als gevolg van het afschaffen van de accijnsverlaging op brandstof). En dan houd je nog ongeveer €150 miljoen euro over. Dit geld kan worden gealloceerd om het ‘gratis’ ontbijt op school verder uit te breiden. Nu al wordt er voor €166 miljoen euro uitgetrokken voor het verstrekken van gratis schoolontbijt op scholen met de meest kwetsbare leerlingenpopulatie. Met deze logica zou je deze categorie kunnen uitbreiden.
Dit heeft allerlei maatschappelijke voordelen: allereerst ontzie je hiermee huishoudens, die geen geld meer hoeven uit te geven aan ontbijt, en daarnaast zorg je ervoor dat (kwetsbare) leerlingen een belangrijke steun in de rug krijgen ten behoeve van hun persoonlijke ontwikkeling.
Stop met alle PVV-hobby’s en richt een noodinvesteringsfonds op
Naast de koopkrachtdiscussie is er dringend geld nodig voor het dekken van de additionele defensie-uitgaven en het zogeheten ‘ravijnjaar’ staat voor de deur, waarbij 75 procent van de gemeenten in financieel zwaar weer dreigt te belanden. Tegelijkertijd zijn er miljarden nodig om de stikstofcrisis eindelijk op te lossen, en extra maatregelen vereist om de klimaatdoelen voor 2030 te halen. Om überhaupt vooruitgang te boeken op het stikstof- en klimaatdossier, is meerjarige financiering noodzakelijk voor het aanpakken van netcongestie. Ondertussen staan er ook nog bezuinigingen op de rol die grote maatschappelijke gevolgen zullen hebben. Zo dreigt het openbaar vervoer te worden uitgekleed, met als gevolg een verminderde bereikbaarheid en stagnatie van de woningbouw, aangezien woningbouw gepaard gaat met infrastructurele investeringen. Ook het hoger onderwijs dreigt geraakt te worden, wat schade zal berokkenen aan onze innovatiekracht: banen voor jonge wetenschappers zullen verdwijnen door deze bezuinigingen. De coalitiepartijen – met name de PVV – lijken zich nauwelijks bewust van deze financiële opgaven. Zij zijn, zoals bleek uit voorgaande, vooral driftig op zoek naar incidenteel geld om de koopkracht te verbeteren. Maar de koopkrachtdiscussie is van secundair belang. De opgesomde financiële uitdagingen laten zien dat het gaat om de fundamenten van onze samenleving: het uittekenen van de toekomst van Nederland, het toekomstige verdienmodel en de staat van ons sociaal-maatschappelijk weefsel. Ik zal in het vervolg van dit stuk op hoofdlijnen mijn voorstellen uiteenzetten voor een herschikking van de Rijksbegroting, waarmee Nederland waardoor het verdienmodel en het sociale weefsel beschermd wordt.
Allereerst de ontstane discussie over de onderuitputting. Omtzigt en Vermeer willen het overgebleven geld gebruiken om gaten in de begroting te dichten. Dit is uiterst onverstandig. Daarmee begroot je op onderbuikgevoel. De ramingen van het CPB zijn gemiddeld gezien zeer nauwkeurig, met een foutmarge van slechts 0,4 procent. Dat het CPB er door onvoorspelbare omstandigheden de afgelopen jaren iets meer naast zat, is geen vrijbrief om alle modellen van het planbureau terzijde te schuiven. Dat is pure pyromanenpolitiek. Ik zal dan ook geen enkele cent gebruiken om mijn plannen daarmee te dekken.
Er zijn ook meevallers. De verwachte economische groei zorgt voor een extra €8 miljard aan staatsinkomsten. Het CPB waarschuwt echter dat deze raming is opgesteld zonder dat het zogeheten ‘Trump-effect’ – een instabielere wereldorde en dreigende handelsoorlogen – volledig in ogenschouw is genomen. Daarom is het verstandig om dit bedrag slechts ten dele te alloceren. Deze additionele middelen moeten worden ingezet voor de meest urgente en impactvolle thema’s. En dat is naar mijn mening het terugdraaien van de bezuinigingen op het hoger onderwijs, en het opvangen van de gevolgen van het ravijnjaar.
Investeringen in hoger onderwijs leveren namelijk aantoonbare welvaartsgroei op. Iedere euro die daarin wordt geïnvesteerd, komt in veelvoud terug. De Rabobank berekende bijvoorbeeld in 2019 al dat een investering van €50 miljard in hoger onderwijs een toegevoegde waarde van €80 miljard zou genereren. Voor het terugdraaien van de onderwijsbezuinigingen zouden ook de resterende Covid-gelden kunnen worden benut. Nederland heeft immers nog ongeveer €4 miljard beschikbaar uit het Europese coronaherstelfonds. Dit is weliswaar een incidentele inkomstenbron, maar wél een financieel-economisch legitiem middel om de kaalslag op onze innovatiekracht te voorkomen.
Ook het oplossen van de financiële problemen bij decentrale overheden is uiterst urgent. Publieke voorzieningen zoals scholen en bibliotheken staan op de tocht. De kwaliteit van essentiële beleidsterreinen zoals jeugdzorg zal zonder aanvullende middelen ernstig onder druk komen te staan. Lokale belastingdruk, zoals de OZB, zal drastisch stijgen. De lokale autonomie – en daarmee de lokale democratie – komt in het gedrang. Als gemeenten onvoldoende budget hebben, zullen zij zich noodgedwongen beperken tot de uitvoering van rijksbeleid (de zogeheten medebewindstaken). Lokale overheden verworden daarmee tot uitvoeringsorganisaties zonder ruimte voor eigen beleid. Dan rijst de vraag: waarom zouden we volgend jaar nog stemmen tijdens gemeenteraadsverkiezingen, als diezelfde raad nauwelijks invloed heeft op het beleid? Daarnaast zullen gemeenten steeds vaker worden gedwongen tot herindeling, oftewel fusies. Niet uit bestuurlijke overtuiging, maar om via schaalvergroting financiële problemen het hoofd te bieden. Gemeenten worden daarmee niet langer vertegenwoordigers van een gemeenschap met eigen identiteit en cultuur, maar technocratische bestuurslagen zonder herkenbare ziel: spreadsheetgemeenten.
Het is derhalve zonneklaar dat het Rijk €2,4 miljard moet uittrekken om deze financiële nood te lenigen. Wij kunnen dit onze lokale gemeenschappen niet aandoen. En de ruim 1 miljard euro bezuinigingen moet ook van tafel. Je bent een dief van je eigen portemonnee als je gaat bezuinigingen op de motor achter de innovatiekracht van Nederland. Rekening houdend met onzekerheden rondom de wereldeconomie – het Trump-effect – houd ik dus een buffer van ongeveer €4 miljard aan,
Dan resteren de andere langlopende hoofdpijndossiers, én de extra defensie-uitgaven, die eveneens binnen de begroting een plaats moeten krijgen. Maar eerst moet er ruimte gecreëerd zodat het begrotingstekort niet in extreme mate oploopt, zeker gezien de andere miljardenuitdagingen waar Nederland mee geconfronteerd wordt. Daarvoor moet worden gesneden in de dure hobby’s van de PVV en BBB. Ik noemde al de halvering van het eigen risico in de zorg (vanaf 2027: €4,3 miljard). Ook de asielplannen van staatssecretaris Faber zijn ontoereikend; in de begroting staat €0 gereserveerd voor de opvang van asielzoekers. Daardoor zijn we straks gedwongen om veel duurdere asielnoodopvang te realiseren. Verder ligt er een subsidie van €150 miljoen klaar voor rode diesel – een fossiele subsidie voor agrariërs.
Hiermee probeer ik enige ruimte te creëren voor het oplossen van de stikstofproblematiek, de defensie-uitgaven (voor de eerste jaren) en de netcongestie/klimaatdoelstellingen zouden. Hiervoor moet eerst de dogmatische houding van begrotingshavik Eelco Heinen ten aanzien van de EU-begrotingsrichtlijnen worden losgelaten. Deze richtlijnen (60% staatsschuld en 3% begrotingstekort) zijn geen doel op zich, maar een instrument om de financiële huishouding van lidstaten op orde te houden.
Als we een inschatting maken van de financieel-economische gevolgen van de stikstofcrisis en de netcongestie, indien deze dossiers niet kordaat worden aangepakt, dan kunnen we nu al constateren dat dit tot enorm welvaartsverlies leidt – en dus tot gemiste toekomstige staatsinkomsten. De netcongestie zorgt er onder meer voor dat start-ups hun activiteiten niet kunnen ontplooien in Nederland vanwege overbelasting van het elektriciteitsnet, en andere bedrijven kunnen niet uitbreiden. Een ambitieuze voortgang van de energietransitie is bovendien cruciaal: op dit moment voeren we peperdure LNG uit Qatar en de VS in om aan de energievraag te voldoen. Voor het verbeteren van onze concurrentiepositie en strategische autonomie is relatief goedkope, klimaatneutrale energie van eigen bodem dus broodnodig.
De stikstofcrisis heeft soortgelijke consequenties: de energietransitie, de woningbouw en in wezen alle bedrijfseconomische activiteiten haperen, omdat er simpelweg geen stikstofruimte is. Ondertussen stijgen de uitgaven voor defensie naar verwachting tot 3,5% van het bbp. Dit betekent dat er jaarlijks circa €15 miljard extra aan defensie zal worden uitgegeven. Het is ondoenlijk om dit bedrag de eerste jaren binnen de begroting op te vangen zonder dat er een totale kaalslag plaatsvindt binnen de publieke sector.
Nederland rijdt dus met volle vaart op een muur af als er voor deze reeks langslepende hoofdpijndossiers geen krachtig antwoord komt. Daarom moet er een tienjarig investeringsfonds van €100 miljard (10% van het bbp) in het leven worden geroepen om deze problemen het hoofd te bieden. Daarmee zou de staatsschuld in één klap oplopen naar pakweg 55% – nog altijd onder de magische grens van 60%. Dit moet nadrukkelijk een fonds zijn, die op een enige afstand staat van de politiek (bijvoorbeeld beheerd door een onafhankelijke toezichthouder), zodat deze meerjarige vraagstukken gedepolitiseerd worden en er duidelijkheid gecreëerd wordt voor boeren, ondernemers en burgers. Het zal dus ook voor maatschappelijke stabiliteit moeten zorgen.
Voor een deel van dit fonds moet een hernieuwde versie van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) worden opgezet, om de agrarische sector te verduurzamen en te laten innoveren. Ook moeten daarmee de kosten voor het oplossen van de netcongestie en het uitbreiden van de eigen klimaatneutrale energievoorziening worden gedekt. De jaarlijkse defensie-uitgaven van €15 miljard moeten eveneens uit dit fonds kunnen worden bekostigd. Nederland moet hiervoor, in Europees verband, bijdragen aan gezamenlijke militaire logistiek en intelligencecapaciteit, zodat we op termijn minder afhankelijk zijn van de Verenigde Staten.
Mijn verwachting is dat de defensie-uitgaven daarna stapsgewijs kunnen worden teruggebracht naar bijvoorbeeld 2,5% van het bbp. De Amerikanen besteden immers 3,5% van hun bbp aan defensie om op te treden als politiemacht van de wereld; zij hebben zich mondiale verantwoordelijkheden aangemeten. De Europese economie is, gecorrigeerd voor valutaverschillen, ongeveer even groot als de Amerikaanse. Europa heeft echter geen mondiale militaire aspiraties: de doelstellingen beperken zich tot bescherming van het Europese continent.
Zodra het achterstallige onderhoud aan de krijgsmacht is weggewerkt, kunnen de defensie-uitgaven dus weer iets worden verlaagd. Vanaf 2027/2028 moet er dan een structurele manier gevonden worden Historicus en geopolitiek analist Rob de Wijk pleitte in zijn column in Trouw voor de invoering van een speciale defensietaks. Ik ben het daar volledig mee eens. Veel Nederlanders leven nog altijd in de illusie dat veiligheid en welvaart vanzelfsprekendheden zijn, net als zuurstof. Die houding moet veranderen. Er is bewustzijn nodig dat deze verworvenheden actief onderhouden moeten worden – net als onze democratische rechtsstaat. Tegelijkertijd moet een belastingverhoging draaglijk blijven. Daarom stel ik voor om de belasting op vermogen te verhogen. Die is in Nederland uitzonderlijk laag, zeker vergeleken met andere EU-landen. Ook een verhoging van de erf- en schenkbelasting met 10 tot 20 procentpunt is wenselijk. Intergenerationele vermogensoverdracht zorgt immers voor ernstige ongelijkheid op bijvoorbeeld de woningmarkt. Met name starters zonder rijke ouders kunnen het dan wel vergeten.
Conclusie
De Nederlandse politiek moet keuzes maken waarbij het verdienmodel, de innovatiekracht en de veiligheid geborgd worden. De dorpspolitici zijn echter vooral bezig met extra consumptie voor ‘Henk & Ingrid’. Ik vrees dat bij deze kortzichtige blik Nederland tegen een blinde muur aan zal rijden. Bij onderfinanciering van onze (energie)infrastructuur, zal Duitsland wel eens het voorland kunnen zijn van het huidige Nederland.
Dit artikel is overgenomen van anti-populista. Artikelen op dat blog worden geschreven als bijbaan, dus mocht je het stuk waarderen kun je dat ook financieel laten blijken via deze link.
Reacties (2)
Ik vraag me af in welk partijprogramma dit goeddeels wordt onderschreven?
Kleine kanttekening bij de opmerking dat zieke mensen met een laag inkomen erop vooruit zouden gaan door de verlaging van het eigen risico. Dat is niet het geval als die zieke mensen arbeidsongeschikt zijn. Het kabinet wil de tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten (dit jaar € 219,90) namelijk afchaffen. Arbeidsongeschikte langdurig zieken zullen er dus juist flink op achteruitgaan, ook omdat hun ziektekostenverzekering een stuk duurder zal worden door het verlagen van het eigen risico.