ACHTERGROND - In zijn rubriek over de volkscultuur ging Hans Overduin maandag in op de evangelist Marcus. Er is, voorzichtig uitgedrukt, nogal wat verdichting rond die Griekse auteur. En verdichting is er nog steeds. Zo is er het bizarre Geheime Evangelie van Marcus, waarmee ik me in een andere context heb beziggehouden. Het is misschien leuk er iets meer over te vertellen. Om met het begin te beginnen: wat is het Geheime Evangelie van Marcus?
Eerste antwoord: een oude tekst. Tweede antwoord: een vervalsing. Derde antwoord: we hebben geen idee. In elk geval: de tekst is uitsluitend bekend als citaat uit een brief van de vroeg-derde-eeuwse filosoof Clemens van Alexandrië aan een verder onbekende Theodoros. Die brief is verloren gegaan maar is in de achttiende eeuw in een Palestijns klooster overgeschreven op de laatste bladzijden van een zeventiende-eeuws boek. Dat is in 1958 gefotografeerd door de Amerikaanse oudheidkundige Morton Smith (1915-1991), die de vondst in 1973 publiceerde.
Het achttiende-eeuwse handschrift is voor het laatst gezien in 1983, toen ook nieuwe foto’s zijn gemaakt. Een poging in 2011 om het boek te traceren was succesvol maar op dat moment ontbraken de beschreven bladzijden. Hierdoor is een laboratoriumanalyse van de inkt onduidelijk. We kunnen niet bepalen of de tekst van de brief is geschreven in de achttiende eeuw.
Meerdere Marci
De eerste, nog onbeantwoordbare vraag is dus of het achttiende-eeuwse handschrift wel stamt uit die tijd. Het kan immers een twintigste-eeuwse vervalsing zijn, door Morton Smith zelf of door iemand anders. Als de tekst echter inderdaad stamt uit de achttiende eeuw, mogen we aannemen dat de brief van Clemens aan Theodoros ook echt is. Het argument is overigens niet deugdelijker dan dat we geen reden kennen waarom iemand destijds zo’n vervalsing zou hebben gemaakt.
De tweede grote vraag is wat Clemens precies citeert. Rond 200 n.Chr. circuleerden al allerlei teksten die dienden om de evangeliën aan te vullen. Het is mogelijk dat ook Geheime Marcus zo is ontstaan. De tekst is dan geschreven om het echte Evangelie van Marcus uit te breiden met informatie waaraan iemand behoefte had. Het alternatief is dat het canonieke Marcusevangelie een uittreksel is van Geheime Marcus en dat de tekstvondst dus een van de alleroudste christelijke teksten is. Weer een andere mogelijkheid is dat beide Marcus-teksten allebei teruggaan op een oudere bron, een Oer-Marcus.
Een homoseksuele Jezus?
De kwestie is niet helemaal zonder belang, aangezien het Geheime Evangelie van Marcuseen homoseksuele ondertoon heeft. Clemens citeert een kort verhaal over Jezus die een jongeman uit de dood opwekte. Die zou daarna Jezus lief hebben gekregen en zijn redder hebben opgezocht, gekleed in alleen een linnen kleed. Jezus zou hem in de nacht hebben ingewijd in de mysteriën van het Koninkrijk Gods. Een curieuze tekst, zeker, maar ook niet méér. Er zijn echter christenen die homoseksualiteit ervaren als problematisch en voor wie een aanwijzing voor homoseksuele vroegchristelijke rituelen al even problematisch is.
De discussie was lange tijd gebaseerd op aannames over wat een auteur als Clemens aan een man als Theodoros zou hebben geschreven over een tekst als Geheime Marcus, waarbij sommige onderzoekers dan concludeerden dat de tekst van de brief voldeed aan die aannames terwijl andere onderzoekers dat ontkenden. Daarnaast speelden beoordelingen een rol van de persoon van Smith, die deels gingen over zijn kwaliteiten als wetenschapper (beheerste hij voldoende Grieks?) en deels over zijn integriteit, waarbij nu eens zijn grote wetenschappelijke respectabiliteit gold als bewijs voor authenticiteit en dan weer zijn homoseksualiteit als motief om een vervalsing te maken. Alles draaide dus om aannames en giswerk.
Vals?
Evengoed groeide er consensus dat de brief van Clemens authentiek was maar dat de tekst die de antieke filosoof voor ogen had gehad een tweede-eeuwse aanvulling moest zijn op het canonieke Marcusevangelie. Toch bleven er ook onderzoekers die meenden dat het canonieke evangelie een bewerking was van Geheime Marcus. Smiths tekstvondst wierp dan licht op de tijd waarin het christendom nog een joodse stroming was.
Latere onderzoekers neigden ertoe aan te nemen dat Smiths vondst als geheel nep was. Een belangrijk argument was dat op Smiths foto’s van Clemens’ brief de forger’s tremor herkenbaar was, de ongeoefende hand van de vervalser. In 2019 maakte de Finse onderzoeker T.S. Paananen echter aannemelijk dat er geen sprake is van onregelmatigheden. Het eerdere onderzoek was namelijk gebaseerd op de gerasterde foto’s die Smith in 1973 had gepubliceerd en de onregelmatigheden kwamen voort uit het drukprocedé. Wie werkte met een afdruk van de negatieven van de oorspronkelijke of de later genomen foto’s, zou geen aanwijzingen hebben voor de forger’s tremor.
Niet vals is niet echt
De argumenten waarom Geheime Marcus vals zou zijn, zijn dus weerlegd, maar dat wil niet zeggen dat het echt is. Dit bewijst hooguit dat de vervalser zijn werk heeft verstaan.
Alles lijkt neer te komen op de vraag of de achttiende-eeuwse hand er natuurlijk uitziet. In die discussie staan nu twee groepen wetenschappers tegenover elkaar: enerzijds de traditionele oudheidkundigen, die sceptisch zijn, en anderzijds de forensisch analisten, die de technieken gebruiken die ook de recherche benut bij handschriftonderzoek en menen dat de tekst is geschreven door iemand die routinematig schreef. Dat, zo denken ze te weten, zou Smith niet geweest kunnen zijn. Wat ons geen stap verder brengt omdat er geen reden is aan te nemen dat de ontdekker ook de vervalser is geweest. Smith kan het eerste slachtoffer zijn geweest van een uit de hand gelopen Oera Linda-Boek-achtige grap.
Misschien is de brief van Clemens aan Theodoros echt, misschien is hij vals en als dat zo is, dan kan Smith zowel dader als slachtoffer zijn. Een mooie puinhoop.
[Een bewerking van een deel van mijn boekje Bedrieglijk echt, waarin ik de wedloop tussen de vervalsers van antieke teksten en wetenschappers behandel. Later deze week een tweede fraudegeval.]
Reacties (4)
Apart, hier blijven dus heel veel vraagtekens. Terwijl in het eerste stuk over ‘Marcus’ van Overduin telkens weer wordt herhaald: ‘dit is een fabeltje, want de werenschap…’.
“Als de tekst echter inderdaad stamt uit de achttiende eeuw, mogen we aannemen dat de brief van Clemens aan Theodoros ook echt is. Het argument is overigens niet deugdelijker dan dat we geen reden kennen waarom iemand destijds zo’n vervalsing zou hebben gemaakt.”
Want tussen de 3e en 18e eeuw was er nooit een goede reden om (semi)religieuze teksten te vervalsen? Joseph Smith was in 1827 gewoon heel origineel de eerste!
@1: Het gaat om twee dingen: enerzijds het leven van een man die Marcus heette, anderzijds om een tekst die die Marcus zou hebben geschreven.
@2: Die mogelijkheid is er inderdaad, dat er in de tussentijd iets is vervalst. Vervalsingen uit die tijd zijn ook bekend, maar dat zijn meestal oorkonden, geen kerkvaders die rare oudere teksten citeren. Het is dus niet de meest aannemelijke hypothese al is het wel mogelijk.