COLUMN - Vrijdagavond, net iets na twaalven. Er klonken fikse knallen iets verderop, MeisjeMax dook van schrik achterin de boekenkast. Terwijl ik naar het raam liep om te zien waar het vuurwerk was, drong tot me door dat er niks geen gesuis of gefluit te horen was: het waren korte, droge knallen. Tak… tak tak… [even stilte]. Tak. Tak tak tak. Tak tak. Zo tussen de vijftien en de twintig keer.
Het rare moment wanneer je plompverloren invalt: ‘Verhip, dat zullen toch geen geweerschoten zijn?’
Buiten viel niets te zien dan de weerspiegeling van mijn boekenkasten in de ruiten. Ik hoorde een scooter wegrijden.
Op straat gaan kijken durfde ik niet, want inmiddels wist ik vrij zeker dat het inderdaad schoten waren geweest. De politie bellen? Dat hadden anderen vast al gedaan. Ik deed de keukendeur open en liep de tuin in. Overal hingen buren over hun balkons. De buren rechtsboven wisten zeker dat het een kalasjnikov was geweest. Linksachter de daktuin die middenin ons wooncomplex ligt, hoorde ik een vrouw roepen: ‘Ben je gewond? Gaat het?’
Vijf minuten later reed het hele circus de straat in: een overvalbusje, politiewagens, een ambulance. Mijn huiskamer baadde in blauw licht.
Het bleek een heuse poging tot liquidatie te zijn geweest. Een gemaskerde man had met een automatisch wapen op een buurman iets verderop geschoten, die over een schutting naar de achtertuinen had weten te klimmen, en was daarna bij een eveneens gemaskerde kompaan achterop de scooter gesprongen. Het beoogde slachtoffer had slechts lichte verwondingen aan rug en arm, ik zag hem in het ambulancebusje zitten. Hij moest een nachtje naar het ziekenhuis en werd daarna door de politie ingerekend wegens een oud vonnis en twee openstaande boetes.
Het had iets ongelooflijk kneuterigs. Circa twintig keer vuren, van alles en nog wat raken – de kogelgaten zitten in ramen en muren zag ik daags erna – maar het slachtoffer hoofdzakelijk missen. Alsof de liquidanten totaal onervaren waren, buiten de terugslag van het vuurwapen hadden gerekend. Of neem het slachtoffer: mikpunt van een aanslag zijn, en dan nadat je wonden keurig door het ambulancepersoneel zijn verzorgd, door de politie worden ingerekend wegens je openstaande boetes.
De volgende dag kwam een cameraploeg van Hart van Nederland een schunnig stukje maken. Iemand was zo boos – de familie van het slachtoffer, getergde buren, wie zal het zeggen – dat ze uit het raam een vuurwerkbom naar beneden keilden. MeisjeMax schrok zich weer het lazarus, maar van het ‘bekogelen met een vuurwerkbom’ van de cameraploeg, zoals de nieuwskoppen later beweerden, was geen sprake.
Prompt hadden we de rest van de dag politie in de straat. Een van de wagens, die een uit-de-weg plaatsje zocht om te parkeren, knalde in zijn achteruit nog tegen een lantaarnpaal aan.
Het was knulligheid troef. Daar was ik eigenlijk erg blij om.
Deze column van Karin Spaink verscheen eerder in Het Parool.
Reacties (1)
“Iemand was zo boos – de familie van het slachtoffer, getergde buren, wie zal het zeggen – dat ze uit het raam een vuurwerkbom naar beneden keilden. MeisjeMax schrok zich weer het lazarus, maar van het ‘bekogelen met een vuurwerkbom’ was geen sprake”
Eh? In welk universum is er een verschil tussen beide?