Foto’s: Jeroen Daniël Leonhard
Warner van Wely was in 1975 één van de oprichters van de Dogtroep, als reactie op het, in zijn ogen saaie en weinig vernieuwende theater. Het betekende een vernieuwing in de theaters die vaak op aparte locaties werden gehouden, waarbij nauwelijks gebruik werd gemaakt van tekst, maar veelal met beeld, geluid, mime en attributen van elke specifieke locatie werd gewerkt. In 1989 trok van Wely zich terug uit de Dogtroep om zich weer meer op kleinschaligere projecten te kunnen gaan richten. Daartoe richtte hij het straattheatergezelschap Warner & Consorten op.
Het gezelschap bestaat uit spelers/bouwers/beeldhouwers/dansers. Het team van Warner & Consorten bedenkt en bouwt haar eigen sculpturen die tijdens de voorstellingen worden gebruikt en breit daar dan een verhaal omheen. Veel van de performances ontstaan al improviserend waardoor het team jaarlijks aan de hand van de aanwezige materialen en de gegeven locatie een verhaallijn opzet. Een aantal voorstellingen staan echter min of meer al vast en deze keren jaarlijks terug op verschillende festivals in het land. Het kan dus zomaar gebeuren dat u deze zomer Guerilla of Clockwork nog te zien krijgt.
Op zondag 27 mei traden Warner & Consorten op in het Amsterdamse Westerpark met eerstgenoemde voorstelling. Het werd vanaf het begin meteen duidelijk dat Warner & Consorten het best gedijt op dit soort buitenlocaties; aan het begin van het seizoen speelt men een aantal keren in de theaters en daar blijkt dan ook dat de beperkte ruimte van gebouwen niet echt aan hen besteed is. Het is ook logisch; Warner & Consorten maakt graag grootse sculpturen die het liefst hoog de lucht in gaan en waar komen deze beter tot hun recht dan in de openbare ruimte? Bij Guerilla bijvoorbeeld, werkt men met lantaarnpalen die omgezet zijn tot stellages waarin geklommen en waaruit gezweefd wordt.
De opkomst vindt echter gelijkvloers plaats; de leden hebben zich verdeeld in twee groepen van drie die telkens op verschillende plekken de aandacht vragen met hun tromgeroffel op gigantische bloempotten met een stuk veel eromheen. Deze variatie in setting leidt ertoe dat het publiek zich voortdurend moet verplaatsen en dat het moeilijk is het geheel te overzien. Maar daarin schuilt nu juist ook de kracht; de veelheid aan indrukken zet de kijker steeds op het verkeerde been voor waar het naartoe gaat.
Een belangrijk element bij Warner & Consorten is de muziek. In alles zit muziek moet men daarbij gedacht hebben en eerder werden de immer terugkerende trommels al genoemd, men maakt ook gebruik van gedeukte jerrycans, men schraapt met metalen buizen over de vloer in een goed bedacht ritme of men gebruikt fluitjes waarmee moeiteloos eenden worden geïmiteerd. Uiteraard wordt ook dankbaar gebruik gemaakt van de buizen in de stellage met de lantaarnpalen die als meervoudige triangel wordt gebruikt.
In de “grande finale” wordt er gebruik gemaakt van drie van zulke stellages, lopen twee heren als gladiatoren op cementemmers rond en wordt van twee dames elk been in gevulde postzakken gehesen waardoor ze twee schattige dametjes lijken te zijn, maar uiteindelijk ontaarden in twee furies die elkaar bekogelen met potten en pannen en tussendoor worden opgekalefaterd met water en poedersuiker als ware het een bokswedstrijd. Het is theater dat mikt op de gulle lach en daar vaart Warner en Consorten wel bij.