Deze week heeft onze planeet haar zeven miljardste bewoner erbij gekregen. Een mooie aanleiding om een oud artikel over Robert Malthus (1766-1834), demografie en het ontstaan van de sociale wetenschappen af te stoffen. Malthus is als een van de weinigen erin geslaagd het natuurwetenschappelijke, wetmatige verklaringsmodel toe te passen in de menswetenschappen. Dit stuk bestaat uit zeven delen en verscheen eerder in 2007 in Filosofie en bedrijf.
De actualiteit van Malthus
Malthus’ idee dat de voedselproductie toeneemt volgens de reeks 1, 2, 3, 4, 5… mocht dan onjuist zijn, hij had in elk geval scherp gezien dat deze kon achterblijven bij de vraag en dat al te snelle bevolkingsgroei afschuwelijke gevolgen kon hebben. De Zwarte Dood die in 1347-1350 een derde van de Europese bevolking wegnam, hing samen met ondervoeding.
Malthus’ inzicht werd echter lang genegeerd. In de negentiende en twintigste eeuw groeide de Europese economie namelijk sneller dan de bevolking. Door de industrialisering nam de welvaart toe en dat leek voldoende bewijs om Malthus’ zwartgallige profetie te weerleggen. Helaas was dit wat al te eurocentrisch geredeneerd, zoals bleek na de dekolonisatie in de jaren vijftig van de vorige eeuw.
De verschillende koloniale mogendheden hadden de bevolkingsgegevens van hun bezittingen in Afrika en Azië nooit met elkaar gedeeld, zodat demografen geen zicht hadden op de groei van de wereldbevolking. De Verenigde Naties slaagden er wel in de cijfers van de nieuwe landen te krijgen. Hierdoor werd ontdekt dat de bevolking van de derdewereldlanden zeer sterk toenam.
Anders dan in de dagen van Malthus, namen de politici het probleem dit keer serieus genoeg om tot nader onderzoek te besluiten. In 1958 publiceerden de Verenigde Naties een prognose voor de groei van de wereldbevolking, met als voornaamste conclusie dat die in 2000 rond de zes miljard zou liggen. Dat klopte precies: de zesmiljardste wereldburger is waarschijnlijk tachtig dagen voor de millenniumwisseling geboren, op 12 oktober 1999. (In twaalf jaar en twee weken is daar dus een miljard bijgekomen.)
Die accuratesse is niet verbazingwekkend want deze toekomstverwachting was gebaseerd op een natuurwet, die op haar beurt was gebaseerd op ongelooflijk veel metingen. En dat vormt de basis voor betrouwbare voorspellingen.
Twee nuanceringen zijn hierbij echter op hun plaats. Ten eerste moet het aantal waarnemingen groot en divers zijn, willen we kunnen spreken van een werkelijk betrouwbare wet. Hoewel demografen altijd méér gegevens willen hebben, kan worden gezegd dat er voldoende tellingen in zowel de menselijke samenleving als het dierenrijk zijn verricht om erop te mogen vertrouwen dat Malthus’ bevolkingswet juist is. Zijn opvattingen over de productiegroei waren daarentegen gebaseerd op een klein aantal waarnemingen en bleken incorrect.
Ten tweede geldt het wetmatig verband alleen binnen bepaalde grenzen. Exponentiële bevolkingsgroei treedt alleen op zolang de wal het schip niet keert. Malthus constateerde dat zijn bevolkingswet niet opging tijdens oorlogen, epidemieën en hongersnoden. Wij kunnen daaraan toevoegen dat ook milieuvervuiling grenzen stelt aan de bevolkingsgroei. Met deze nuanceringen kan worden geconstateerd dat demografische voorspellingen over het algemeen accuraat zijn.
Nu we weten dat het algemene beginsel correct is, kunnen we het toepassen op deelgebieden waar we niet over veel waarnemingen beschikken. Zo werd in 1990 aan de hand van enkele beperkte tellingen het vermoeden uitgesproken dat tien jaar later vijfenveertig miljoen mensen met aids zouden zijn besmet. Maar niemand durfde te geloven dat de mensheid een ramp stond te wachten die meer mensenlevens zou eisen dan beide wereldoorlogen samen. Degenen die de berekening hadden gemaakt, werden afgedaan als doemdenkers. In feite waren er in 2000 drieënvijftig miljoen slachtoffers. Ondanks die afwijking mag deze profetie als vrij nauwkeurig worden beschouwd. Weliswaar was de empirische basis van de voorspelling smal, maar dit nadeel kon met beproefde demografische rekentechnieken worden overwonnen, zodat zij vrij accuraat kon zijn. De vraag is gerechtvaardigd of er eerder, grootschaligere of betere hulp zou zijn geboden aan de landen in zuidelijk Afrika als de politici uit de jaren negentig zich de betrouwbaarheid van demografische voorspellingen beter hadden gerealiseerd.
(Wordt vervolgd)