Huisleugenaar van de VVD/directeur van de Teldersstichting Patrick van Schie is weer eens bezig:
[…] in 1901 gaf de overgrote meerderheid van de confessionele politici – net als de socialisten – liever ouders de kans hun kinderen onderwijs te onthouden dan de leerplicht op te leggen. Het waren de liberalen die de leerplicht voorstelden en daar in het parlement bijna voltallig voorstemden.
Klopt dit?
Het is inderdaad waar dat in 1900 de socialisten tegen de eerste Nederlandse leerplichtwet stemden. Maar iets van achtergrond is daarbij wel gewenst:
In 1900 volgde de wet op de leerplicht. Door deze wet moesten kinderen van 6 tot 12 jaar verplicht onderwijs volgen. Opnieuw waren de kinderen die in de landbouw werkten de uitzondering: boerenkinderen mochten tijdens de oogsttijd thuis blijven om te helpen oogsten. Een andere uitzondering waren meisjes: die mochten thuis gehouden worden om het gezin te verzorgen. De eerste leerplichtwet werd met één stem verschil (50 om 49) aangenomen. Verschillende groepen in het parlement waren niet tevreden. Voor de christelijke partijen hing het probleem samen met de schoolstrijd: (het recht op bijzonder (=christelijk) onderwijs dat uiteindelijk artikel 23 van de grondwet werd). De socialisten vonden de wet ontoereikend.
Vonden de socialisten dus net als de confessionelen dat ouders de kans moesten krijgen ‘hun kinderen onderwijs te onthouden’?
Integendeel! Zij waren immers tegen de uitzonderingen en beperkingen die het liberale wetsvoorstel kenmerkten. Maar dat belet Van Schie uiteraard niet om iets heel anders te insinueren. Alles immers om ‘links’ zwart te maken.
Nog wat achtergrond: het kabinet dat de leerplicht invoerde stond onder leiding van Nicolaas Pierson en stond ook wel bekend als ‘het kabinet van sociale rechtvaardigheid’.
En dit is wat de bekende historicus E.H. Kossmann in zijn De lage landen 1780-1980 over dat kabinet schreef (pp. 406-7 in mijn editie):
Het ministerie dat in 1897 door N.G. Pierson gevormd werd en tot 1901 regeerde, was links-liberaal. Het was buitengewoon actief […] Zelden was het radicale liberalisme in Nederland etatistischer dan in deze periode en nooit was het productiever. Dit bleek het duidelijkst bij de ongevallenwet, die na lange discussie en strijd ten slotte in 1901 werd aangenomen. De hoofdpunten van het ontwerp waren, ten eerste, dat de ongevallenverzekering voor een grote groep van arbeiders verplicht werd gesteld en, ten tweede, dat de uitvoering ervan werd toevertrouwd aan een daartoe op te richten Rijksverzekeringsbank. Niet alleen was dus de verzekeringsplicht aanvaard, maar ook het feit dat de arbeiders voor de behandeling van hun zaken te maken kregen met een staatsinstelling en los kwamen te staan van hun patroons. Kuyper, die in deze jaren de onbetwistbare leider van de rechtse oppositie werd, verwierp dit systeem als on-Nederlands, socialistisch en bureaucratisch.
Afgezien van Van Schie’s zwartmakerij richting links, is het dus nogal opmerkelijk – zeg maar gerust huichelachtig – dat hij zijn eigen rechtse afbraakpartij krediet laat nemen voor de prestaties van een ‘links-liberaal’, ‘radicaal’ en (voor die tijd) zelfs etatistisch kabinet uit een ver verleden.
Zoals ik al eerder schreef: dode liberalen zijn een stuk sympathieker dan hun levende opvolgers. Ooit hadden liberalen immers principes die zich verder uitstrekten dan IGMFY. Es war einmal…
Een van de weinige zaken die figuren als Van Schie nog rest om die waarheid te verbloemen, is dus ordinaire geschiedvervalsing. En daar maakt ‘historicus’ Van Schie dan ook maar wat graag gebruik van.
Reacties (17)
De bekende historicus E. H. Kossmann staat niet bekend als de meest betrouwbare geschiedschrijver.
Patrick van Schie doet aan herschrijving, net zoals de laatste decennia de (neo-)marxisten deden op hun manier.
@1:
Dit verzin je ter plekke. (Net als die ‘neomarxisten’ overigens. Over wie heb je het hier eigenlijk?)
Maar al zou er het nodige mis zijn met Kossmanns betrouwbaarheid, zijn karakterisering van het kabinet-Pierson is hoe dan ook volstrekt oncontroversieel.
@2.
Kossmann staat niet bekend als kritisch als het bijvoorbeeld over het koningshuis ging.
Oncontroversieel is niet het juiste woord, want geschiedschrijving is per definitie nooit objectief. Het is een benadering. Ook al zijn alle historici het er over eens. Nooit klakkeloos overschrijven. En zeker niet uit het aangehaalde boek van Kossmann.
@3:
Nou, laat maar eens zien dan hoe en waar Kossmann te weinig kritisch over het koningshuis is geweest.
Oh, dat weet ik al lang niet meer. Dat is iets van twintig jaar geleden. Hij is zo gedateerd alreeds.
@5:
Dingen voor waar proberen te verkopen, waarvan je voor jezelf al niet meer boven tafel kunt krijgen of het wel klopt, getuigt nu niet bepaald van slimheid.
Het getuigt wel van verbondenheid met geschiedvervalsers ;-)
Inderdaad, Joop: put your money where your mouth is. Je kan veel beweren en vinden, maar kan je het ook op enige wijze onderbouwen? Of blijft het, zoals wel vaker bij domrechts, bij veel geschreeuw en weinig wol?
Na 20 jaar weet ik dat gewoonweg niet meer. Alleen dat ik Kossmann niet mocht gebruiken voor mijn opstel. Helaas ben ik de namen vergeten van de historici die wel kritisch genoeg zijn.
Nogmaals Van Schie is goed bezig, het verschil tussen liberaal en socialist kan niet vaak genoeg uitgelegd worden. Een liberaal kan links zijn , een rechtse socialist hebben we gezien in de geschiedenis.
De tijden waren volkomen anders, dat beseffen niet historici nog wel eens, daardoor zijn definities van deze tijd vaak onbruikbaar, of verkeerd toegepast. Vaak wordt er vanuit de tijdsgeest gedacht, zoals ik aanhaalde met het marxisme. Gelukkig is dat niet meer leidend in de sociale wetenschappen.
In memoriam: E.H. Kossmann (1922-2003)
woensdag 3 december 2003door Wim Berkelaar
In het weekend van 8 november is de Groningse historicus E.H. Kossmann overleden. De liberaal Kossmann staat wel bekend als de vader van de ironische, gedistantieerde geschiedschrijving en geldt als de belangrijkste historicus van zijn generatie. Een faam die hij vooral dankt aan zijn standaardwerk De Lage Landen, waarvan de eerste druk in 1976 verscheen. Verscheidene lichtingen geschiedenisstudenten kregen dit werk als handboek voorgeschreven. In kleinere kring genoot Kossmann aanzien als de man die de politieke theorie, voor 1950 een verwaarloosd genre, in de Nederlandse geschiedschrijving introduceerde.
Kossmann maakte deel uit van een generatie historici die in de jaren zestig en zeventig gezichtsbepalend was aan de Nederlandse universiteiten. Naast Kossmann (Groningen) maakten J.C. Boogman (Utrecht) en I. Schöffer (Leiden) deel uit van deze groep. Het drietal was in de jaren vijftig hecht met elkaar bevriend geraakt toen ze werkzaam waren als assistent van hun hoogleraren: Boogman was assistent van P. Geyl in Utrecht, Schöffer van J. Romein in Amsterdam en Kossmann van Th.J. Locher in Leiden.
Schöffer bewaart goede herinneringen aan Kossmann. In 1950 maakte hij een reis naar Duitsland met hem, en samen met Boogman vormden zij een kring van promovendi. ‘Ik was paranimf bij Kossmanns promotie in 1954 en twee jaar later opponeerde hij vanuit de zaal bij mijn promotie aan de Universiteit van Amsterdam.’ Ook nadat Kossmann naar Engeland was vertrokken als hoogleraar Nederlandse geschiedenis in Londen, bleef het contact bestaan. Schöffer logeerde nog wel eens in Engeland, maar nadien verwaterde het contact.
Schöffer bleef de eruditie van Kossmann op afstand bewonderen: ‘Hij was zeer breed ontwikkeld. Als jonge man had hij een uitgebreide kennis van de literatuur; hij was zeer goed op de hoogte van het werk van Ter Braak en Du Perron. Hij hield ook de vaktijdschriften goed bij, wist bijvoorbeeld veel over het werk van de Franse Annales-historici in een tijd dat die in Nederland nog betrekkelijk onbekend waren.’
Volgens Schöffer had zijn generatie een andere kijk op de geschiedenis dan hun leermeesters Geyl en Romein. ‘Met Romeins linkse kijk op de politiek en geschiedenis waren we het principieel oneens. Geyls liberale kijk was vertrouwder, maar hij was zeer gepolitiseerd. Eigenlijk stond Huizinga nog het dichtst bij ons. Dat gold zeker voor Kossmann. Hij heeft een belangrijke rol gespeeld bij de totstandkoming van de Verzamelde Werken van Huizinga, die hij beschouwde als de grootste Nederlandse historicus.’
Kossmann, die nooit erg mededeelzaam was over zijn persoonlijk leven, schreef op verzoek van het Historisch Nieuwsblad in 1997 en 1998 enkele ‘kleine geschiedenissen’. Daarin vertelde hij over zijn familieverleden. In 1999 werkte hij de stukken uit tot de heuse autobiografie Familiearchief, al gaf hij die een bescheiden ondertitel mee: ‘Notities over voorouders, tijdgenoten en mijzelf.’
http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/nieuws/3088/in-memoriam-eh-kossmann-1922-2003.html
@2: NeoMarxisten komen uit dezelfde onderbuik als CultureelMarxisten ;).
@5: En.. Joop valt op zijn bek.
@8: Maak je nu alweer socialisten uit voor “Nationaal” socialisten? Ben je weer eens lief bezig net als Bosma? Terwijl SOcialist een buzzwoordje was in die tijd?
Wel geniepig hoor om er alleen maar naar te insinueren ;). Ik dacht dat jij altijd zei waar het op stond :P. VVD enzo, dat was toch de slogan?
Ookk grappig hoe rechts zo van de exacte wetenschap is, maar mensen als Joop altijd uit de “sociale wetenschap” zijn. Geinig omdat de mensen die het dus echt “doen” (waar rechts zo prat op gaat), vaak dus niks met deze economen, historici, letterkundigen, geschiedkundigen, etc van doen willen hebben politiek.
Toch klagen ze maar over pret studies en dat “linkse bolwerk dat de UNiversiteit is” :P.
@8: Aha,maar alsjij Kossman niet mocht gebruiken voor je opstel (?) zegt wellicht meer over degene die dat voor jou besliste dan over Kossman?
@12.
Juist, ik zal hem eens vragen waarom, want ik kom hem hier en daar nog wel eens tegen. Wordt vervolgd.
@1: so two wrongs make one right? (wat je verder ook kletst).
@1: beschamend dat je zo’n boude uitspraak doet op basis van een afwijzing van het gebruikmaken van zijn werk door iemand 20 jaar geleden zonder de beweegredenen te weten waarom. En dan je mening durven te presenteren als een feit. Toe maar.
@4: je hebt natuurlijk gelijk, maar ga nou niet met hem mee. Want als je aantoont dat hij niet kritisch genoeg was op het koningshuis, wat heb je dan bewezen?
Of is het zo beredeneerd: Als niet kritisch genoeg t.o.v. het koningshuis, dan ook niet kritisch genoeg richting onderwijs. QED. Ofzo.
Hoe lang hadden de liberalen niet de overhand in Nederland, eind 19de eeuw? En ze hebben gewacht tot 1901 om de leerplicht in te voeren? Je kunt het vanuit dat perspectief ook bekijken. Om over het algemeen stemrecht maar te zwijgen.