Verwelkom de filantroop

Foto: copyright ok. Gecheckt 28-09-2022
,

Met de gestage toename van de ongelijkheid in Nederland, rukt de liefdadigheid op. Hoogopgeleiden, ouderen en veelverdieners zullen de komende jaren naar verwachting meer geven aan de nationale kunst- en cultuursector. Maar hoe gewenst is dat eigenlijk?

Naast de grotere particuliere rijkdom en de toegenomen ongelijkheid speelt ook de terugtredende overheid een rol bij de opmars van de liefdadigheid. Doordat de overheid kort op subsidies, worden meer organisaties, initiatieven en mensen afhankelijk van particuliere giften en donaties. Denk bijvoorbeeld aan de kunstensector.

Als het aan staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Halbe Zijlstra ligt, neemt de mecenas de rol van de overheid over. Of Zijlstra zich niet rijk rekent is de vraag. Er is geen mecenas die erom zit te springen om de gaten in de rijksbegroting te stoppen. Donateurs zijn vaak wel bereid om projecten te financieren maar willen niet voor de lopende kosten van iets opdraaien. Desalniettemin wint filantropie terrein.

Armoede in Nederland bestaat niet, dus is de armenzorg overbodig
Tot twintig jaar geleden was liefdadigheid een besmet begrip; het werd geassocieerd met paternalisme, bevoogding en willekeur. Liefdadigheid, zo was toen de algemene gedachte, was iets uit de 19de eeuw en had te maken met de groteske armoede in de opkomende industrie- en handelssteden als bijvoorbeeld Londen, Manchester en Amsterdam. De Britse schrijver Charles Dickens was de bekendste chroniqueur van deze voor vele Europese arbeiders en werklozen uiterst miserabele periode. Met de algemene bijstandswet van 1965 hadden we dat hoofdstuk toch wel afgesloten.

Nu, met de arrangementen van de verzorgingsstaat, lijkt er in Nederland geen behoefte meer aan liefdadigheid of armenzorg. Minister-president Mark Rutte zei het maandag 19 december nog eens in het tv-programma College Tour. Rutte meent dat het onjuist is om te spreken over armoede in Nederland. Het leven is wellicht niet voor iedereen een vetpot, maar er zijn voldoende voorzieningen om te voorkomen dat mensen in armoede leven, aldus de premier.

Dat neemt niet weg dat de armenzorg nog steeds bestaat en dat een eeuwenoude instellingen als de Hervormde diaconieën of de katholieke parochies nog hulp bieden aan ‘minvermogenden’, zoals ze dit al honderden jaren doen. Op de vraag of er thans armoede in Nederland voorkomt, probeer ik hier geen antwoord te geven. Dat wordt al gauw een discussie over woorden. De hongersdood sterven armen natuurlijk niet hier, maar armoede naar Nederlandse maatstaven is er wel. Zie de cijfers van de bekende adviesorganen en onderzoeksbureaus (zie ook het stuk van SCP-onderzoeker Vroomen). Waar ik hier voornamelijk de aandacht op wil vestigen is de relatie tussen inkomensongelijkheid en filantropie en op de motieven waarom mensen geld geven voor liefdadige instellingen.

Geld geven is het schrijven van een morele en sociale biografie
Om met het eerste onderwerp te beginnen, bestaat er een relatie tussen inkomensongelijkheid en filantropie? Is het ene voorwaarde voor het andere? Vaststaat dat zonder ongelijkheid er geen reden is voor iemand om een ander te ondersteunen. Mensen geven doorgaans niet aan anderen die evenveel hebben als zijzelf. Waarom zouden ze? Dus een zekere mate van inkomensongelijkheid bevordert liefdadigheid, maar het is geen één-op-één-relatie. Kort gezegd: rijk is geen synoniem voor filantroop. Dat brengt ons tot de vraag wanneer mensen geven, oftewel: wat motiveert de gever?

De Van Dale, omschrijft een gift als een gulle gave of schenking. Een gift kan ook worden verstaan als het schrijven van een morele en sociale biografie. Moreel in de zin dat je niet over jezelf wilt denken als een schurk die anderen uitbuit. Met een donatie aan het ene of andere liefdadige doel kan men een kwaad geweten sussen.

Dat geldt overigens niet alleen voor de superrijken. Bijvoorbeeld: de schoenen die ik aanheb, die zouden best eens gemaakt kunnen zijn door een Vietnamese arbeidster tegen een heel laag loon in buitengewoon benarde omstandigheden. Ik, u, wij als consumenten weten natuurlijk heel goed dat die schoenen en alle andere goedkope spullen die wij aanschaffen, niet koosjer zijn. Soms protesteren we ertegen maar vaker doen we er niets aan om de arbeidsomstandigheden in lagelonenlanden ten goede te veranderen.

We maken het als het ware goed door een cheque uit te schrijven voor een goed doel. We schrijven een morele biografie. We kijken in de spiegel en zeggen: we weten wel dat we meer tegen de ongelijkheid zouden moeten doen, maar dit doen we dan in ieder geval toch wel. Bij grote donoren geldt dit argument wellicht nog meer. Ze kunnen daardoor ook een sociale biografie schrijven, ze laten aan de buitenwereld zien dat ze goed doen. En daar is niets mis mee.

Vier redenen waarom filantropie gewenst is
Goed doen, de uitdrukking ademt een geest van ongelijkheid, paternalisme en willekeur uit. Dus is de vraag gewettigd of filantropie wel zo gewenst is. Het beeld van liefdadigheid is soms dat de ontvanger de gever dankbaar en dienstbaar moet zijn ook. Dat beeld is niet juist. Ten eerste bestaat liefdadigheid omdat de burger dat wil. Het schept extra geld, er kunnen mooie en goede dingen mee worden gedaan en van paternalisme is – anders dan in voorafgaande eeuwen – zelden meer sprake.

Ten tweede kunnen door filantropie nieuwe activiteiten worden ontwikkeld die de staat niet of nog niet voor haar rekening wil nemen. En ten derde, geven mensen aan die zaken die nauw aan hun hart liggen, bijvoorbeeld de restauratie van de oude kerktoren, of een fonds-op-naam voor een ander specifiek goed doel. Het betreft kleine dingen die een landelijke politieke partij niet snel in zijn programma zal opnemen omdat een meerderheid van de Nederlanders daar niets in ziet. En politieke partijen moeten nu eenmaal hun electoraat bedienen.

Particulieren en fondsen kunnen dat gat opvullen. Toegegeven, er zit een element van toeval in: waarom wel de kerktoren restaureren en niet de schouwburg? Het antwoord is simpel: omdat de geldgever blijkbaar wel de kerktoren wil behouden en de schouwburg hem of haar minder boeit.

En nu kunt u wel boos worden wanneer in de pauze van de film de collectebusjes rondgaan omdat u vindt dat de staat voor het behoud van kerktorens moet zorgen, maar het punt is dat de staat dat kennelijk niet doet, en sommigen van u wel. En die liefdadigheid staat in een lange traditie, daarvan getuigen de vele hofjes voor ouderen in ons land die vaak de naam van de gulle gever dragen.

En ten vierde en tot slot, geeft het geven verreweg de meeste gevers een goed gevoel.

Marco H.D van Leeuwen is hoogleraar Historische sociologie aan de Universiteit Utrecht.

Reacties (10)

#1 kevin

Het valt me op dat u niet boos wordt op de overheid die ondersteuning over laat aan rijke filantropen. Zeker nu dat gepaard gaat met rancune: ‘laat die langharige zogenaamde kunstenaars hun eigen broek maar ophouden!’. Ergens is er iets voor te zeggen, maar de huidige bezuinigingen op sommige sectoren zijn niet alleen bedoeld als bezuiniging, maar ook om die sectoren een lesje te leren. Daar kan ik ontzettend kwaad van worden. Het valt me op dat u zo makkelijk spreekt over dat de overheid sommige belangrijke zaken ‘kennelijk niet doet’. Alsof dat gewoon vastligt. Alsof wij allen slechts observeren wat de overheid wel of niet doet en dat daar geen meningen van mensen achter schuilgaan.

  • Volgende discussie
#2 L.Brusselman

kunstenaar als knuffelproject van de bezittende klasse

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#3 Inca

De vraag uit de inleiding (‘is het slecht dat dit niet door de overheid wordt opgevangen’) blijft m.i. grotendeels onbeantwoord – en het antwoord dat meer aandacht zou moeten krijgen vind ik niet terug.

Het grootste gevaar van het terugtreden van de overheid is namelijk dat er samenhang verloren gaat, samenhang die niet zomaar te creeren is uit individuele acties.

Bedenk, bv, hoe het zou zijn als er verwacht wordt dat wij individueel kiezen voor infrastructurele zaken. Welke lantaarnpaal zou je dan plaatsen? Zou je in je eentje een stuk weg aanleggen, zonder te weten waar het heengaat of waar het op aansluit?

Dat is precies waarom we de overheid hebben. Omdat een boel zaken niet werken op individuele schaal. Een electriciteitsnet, een verkeerswegennet, een riolering, ze zijn alleen zinvol als het een geheel betreft. Het geheel is ongelofelijk veel meer dan de som der delen. Maar te vaak wordt het individuele nu als excuus gebruikt om de samenhang verloren te laten gaan.

Netwerken zijn ontzettend belangrijk in onze maatschappij. Ons hele bestaan en al onze kennis zit in die netwerken (ik denk niet dat er in Nederland iemand is die volledig zelfvoorzienend is en dus werkelijk buiten een dergelijk netwerk kan bestaan.) Het lijkt makkelijk om een deel van die netwerken te ontmantelen, maar het tast ook het fundament van onze wereld aan.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#3.1 Sjiek - Reactie op #3

En niet alleen samenhang maar ook rechten gaan verloren. Als de filantroop je weigert weltedoen kun je geen bezwaarschrift indienen. Een gunsten- en gavenmaatschappij.

#4 aynranddebiel

Twee redenen waarom filantropie niet gewenst is:

Is het niet zo dat armen een groter deel van hun inkomen aan goede doelen geven dan rijken? Dat betekent dat liefdadigheid een soort degressieve ‘belasting’ is.

En er zijn dan misschien rijke filantropen die de ergste klappen van een systeem van ongelijkheid opvangen, maar dit houdt het systeem juist in stand, en legitimeert het zelfs.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#4.1 HansR - Reactie op #4

Juist!

Ik heb het hier al eerder geroepen, het geven van de aalmoes is een gewetensussende operatie, die het handelen dat tot de (extreme) ongelijkheid heeft geleid, legitimeert. En dat maakt de filantropie tot de meest onwenselijke handeling in een liberaal systeem. Het toont nl aan dat het systeem een te grote ongelijkheid induceert. Een eventueel excuus dat het slechts tijdelijk is omdat het morgen beter wordt is gegeven de geschiedenis te onzinnig voor woorden.

Een aalmoes-economie is de dood in de pot.

En ik heb niet de indruk dat hij dat ook vindt. Eigenlijk praat hij het gewoon goed. Dat komt omdat hij hoogleraar is en daarmee is hij deel van de filantropen. Hij verdedigt zijn eigen positie uit het ongemak dat hij blijkbaar voelt (vertel mij eens waarom filantropie verdedigd moet worden?).

Ten eerste bestaat liefdadigheid omdat de burger dat wil. Hoe kom je er op. Is dat aangetoond? In zijn algemeenheid is het iig flauwekul : ik wil het niet. Ik ben de witte raaf.

Hoe je het ook wendt of keert : aalmoezen zijn een erkenning van een ongelijkheid die er niet zou moeten zijn.

#5 larie

Veel woorden..ik zet mij schrap en ga aandachtig lezen.

Eerste zin “gestage toename van de ongelijkheid in Nederland”..ojajoh? een historicus stelt dat ff als aanname..en lees niet verder..nul and void.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#6 Harm

Ik ben ook van mening dat elke mathematicus alvorens zijn formules toe te passen, eerst moet bewijzen dat 1+1=2. Anders lees ik niet verder.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#7 L.Brusselman

Laten we het feodalisme ook gelijk maar invoeren voor de inactieven en marginalen.Het stemrecht beperken tot de mensen die minimaal een modaal inkomen hebben ,de rest is toch te stom om een weloverwogen keuze te maken.Als dat een beetje slim wordt aangepakt, zijn er een stuk minder uitvreters in een jaar of tien ,twintig.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#8 geen goed gevoel

En de bio-industrie wil best gratis onze natuur beter beheren, als we daar zelf geen geld voor over hebben. En ik ben ook erg voor meer Coca-Cola versieringen in de kerken en de schouwburgen. Nestlé van de probleemloze namaakchocolade en pak-em-beet AH willen ook best wat onderzoek financieren bij onze universiteiten, als mecenas zijnde. (Hoeven ze hoogstens een ere-doctoraat in de streepjescode voor terug) Of Philip Morris, of de pillendraaiers. Ook altijd bereid een bijdrage te leveren, als daar een gaatje voor te vinden is.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie