Surveillance is in zijn meest basale vorm het systematisch waarnemen en eventueel vastleggen van iemands aanwezigheid of gedrag. Het roept al snel associaties op van camerabewaking, of van agent bromsnor die de plaatselijke hangjongeren in de smiezen houdt. Maar er zit veel meer in. We kunnen vijf vormen onderscheiden: panoptische surveillance, dataveillance, synoptische surveillance, sousveillance en zelfveillance. Vandaag het laatste deel: zelfveillance. Hier afleveringen 1, 2, 3 en 4.
Hoewel iedereen dus onder surveillance staat, wordt de burger uiteindelijk het meest bekeken. Sommigen werken daar in extremo aan mee.
Hasan Elahi vloog in 2002 van Nederland naar Detroit en werd bij aankomst opgewacht door de Amerikaanse grensbewaking, die hem naar een paar FBI-agenten in een achterafkamertje loodste. Het bleek dat de dertiger op een terroristenlijst stond. Nu kwam hij oorspronkelijk uit Bangladesh, maar hij woonde al jaren in Californië, waar hij als kunstenaar en docent de kost verdiende. Na urenlange ondervraging en een leugendetectortest mocht hij zijn reis vervolgen. Elahi zag de bui al hangen. Van een terroristenlijst kom je niet zomaar af. In de VS tellen de verschillende lijsten al meer dan één miljoen namen en een procedure om de informatie te controleren en eventueel recht te zetten ontbreekt. Elahi bedacht daarom een radicale oplossing, dat meteen een fraai kunstproject werd.
Op het moment dat ik dit schrijf, bevindt hij zich in Madrid, een klein plaatsje in Maine, in het uiterste noordoosten van de Verenigde Staten. Hij heeft blijkbaar net kleren gekocht bij een kledingzaak in de buurt. De GPS in zijn telefoon stuurt continu een signaal naar zijn website www.trackingtransience.net, zodat een rood knipperend pijltje altijd zijn actuele locatie aangeeft. Per dag uploadt hij tientallen foto?s. Waar hij koffie drinkt, van het stationsloket terwijl hij op de trein wacht en een krantje leest, van het bord soep in het restaurant. Als de grensbewaking in het vervolg weer lastige vragen stelt, verwijst hij de beambten koeltjes naar zijn website. Daar kunnen ze zelf uitzoeken waar hij allemaal heeft uitgehangen.
The Colbert Report | Mon – Thurs 11:30pm / 10:30c | |||
Hasan Elahi | ||||
|
Wat Elahi doet, heet, met een vreselijk woord, zelfveillance. Om soepel en ongestoord door het leven te gaan, kun je soms maar beter alles over jezelf prijsgeven. Correcte en volledige informatie wordt daarmee de sleutel die deuren voor je opent. De kunstenaar lijkt voor een extreme aanpak te kiezen, maar doen wij eigenlijk niet steeds vaker hetzelfde?
In de informatiemaatschappij vallen surveillance, identificatie en controle immers steeds vaker samen.
Niet alleen wordt ons gedrag meer en meer gezien, steeds vaker weet de surveillant wie wij zijn. De hele dag door maken we onszelf dus identificeerbaar. Door een pasje langs een lezer te halen. Door te betalen. Door onze computer of telefoon te gebruiken. Door in te loggen met een password. Door ons kenteken. Of door onze lichaamskenmerken, zoals vingerafdruk, iris- en gelaatsopmaak, stem of ander biometrisch kenmerk. De ontvangende computer of instantie hoeft niet alles te weten om ons te herkennen. Vaak volstaat een identificerend gegeven. Een naam of geboortedatum. Een antwoord op een vraag. Een reeks getallen, zoals een IP-adres of burgerservicenummer. Een stukje huid of een afbeelding. En we werken daar zelf aan mee, zonder daar echt bij stil te staan.
Controlemomenten hebben zich de laatste jaren als een schimmel door de samenleving verspreidt. Dat brengt auteur Joep Schrijvers ertoe te spreken over een ?poortjescultuur?. ,,Economie is, zoals iemand me zei, niets anders dan het plaatsen van tolpoortjes in de wereldwijde ketens. De kassa van de supermarkt is zo?n poortje: je mag er met je karretje alleen langs als je betaalt. Hetzelfde principe geldt voor bedrijfspasjes, wachtwoorden, beoordelingen en testen. Je mag er alleen door als je ?oké? bent. Het is opvallend dat in de tijd dat in Europa ?Schengen? ontstond en de nationale buitengrenzen min of meer werden opgeheven, de pasjes van bedrijven en overheidsorganisaties in zwang kwamen. De momenten van controle kwamen minder bij de nationale grenzen te liggen, maar verschoven naar andere plaatsen. Waar een poortje kan worden geplaatst, zal dat ook gebeuren. Je mag alleen een stapje verder in de keten als je bent goedgekeurd: jij klopt wel met de normen, maar jij niet. Dit geeft ?eigenaren? van de poortjes veel macht. Het idee van een vrij verkeer van goederen, mensen en kennis is misplaatst.??
Wie soepel door het leven wil gaan en niet teveel tijd met controles wil verspillen, doet er dus goed aan om te zorgen dat het controlesysteem weet dat je een legitiem persoon bent en het poortje mag passeren. Of zoals socioloog Willem Schinkel het zegt: je moet je inpluggen in het controlesysteem. Op Schiphol bijvoorbeeld staan de sukkels in de lange rij met allerlei bakjes te hannesen waar ze hun riemen, laptops, sleutels, portemonnees, mobieltjes, pennen in moeten doen (?nee, ook flesjes babyvoeding mogen niet mee en doet u ook uw schoenen maar even uit?). De slimme reiziger kiest voor Privium. Van tevoren geef je de grensbewaking inzage in je persoonlijk leven. Je wordt door een aantal databanken gehaald en gecontroleerd op allerlei risicofactoren. Je laat een irisscan maken en hopla, je mag vijf jaar lang zo doorlopen. Zelfs op vliegveld JFK in New York! Wel word je na een aantal maanden weer tegen het licht gehouden. Je kunt je ook letterlijk blootgeven in de naaktscanner, eufemistisch de whole bodyscanner genoemd. Bij veel van deze poortjes wordt online en offline informatie aan elkaar gekoppeld. In de echte wereld wordt gekeken wie je bent en met online informatie wordt gekeken of je door mag.
Zij die zichzelf controleerbaar maken, kunnen zich ongestoord in de gladde ruimte begeven, een begrip dat door socioloog/filosoof Gille DeLeuze is geïntroduceerd. De Amsterdamse criminoloog Marc Schuilenburg legt hieronder uit hoe controle, surveillance en beweging samen kunnen vallen in de zogenoemde Urban Container (ontleend aan dit artikel):
“Mike Davis toont in ?Ecology of Fear? de voorlopige contouren van dat ?stadsschap?. Hij constateert dat in Los Angeles een sociale tweedeling is ontstaan die haar architectonische uitdrukking heeft in een reeks van interne ruimtes (winkelcentra, ?gated communities?, etc.) die beschermd en geïsoleerd zijn. Diverse categorieën van personen zoals daklozen en bedelaars worden de toegang tot die gebieden geweigerd. Om die ruimtelijke en sociale apartheid te laten functioneren wapent de openbare ruimte zich met een architectuur die in dienst staat van een permanente bewaking. Zo maakt het waarnemingssysteem van een gemiddelde kantoorflat nu al gebruik van panoptische beelden, reuk, temperatuur- en luchtvochtigheidsschommelingen, bewegingsdetectie en in sommige gevallen gehoor. Maar uit veiligheidsoverwegingen worden die gebouwen ook steeds meer uitgerust met technologieën als detectie en patroonherkenningprogramma?s, agressiedetectoren en gezichtsherkenningssystemen. Deze aan computernetwerken gekoppelde technologieën worden gebruikt om ons gedrag te monitoren. Onwillekeurig of doelbewust stuurt de architectuur daarmee het gedrag van de gebruikers. De koepelgevangenis was daar al een goed voorbeeld van. Als een fysieke uitdrukking van een disciplinaire macht socialiseerde en normaliseerde de architectuur van deze gevangenis de lichamen van de gevangenen die er waren opgesloten. Als het Panopticon het architectonische model is voor de disciplinaire samenleving dan komt de vraag op welke architectonische gestalte we nu herkennen. Anders gezegd, wat is het architectonische model van een controlemaatschappij waarin de regels en straffen uit videogames steeds meer hun intrede doen?”
“Architectuur is niet meer gelegen in de schepping van afzonderlijke fysieke hulzen van de belangrijkste maatschappelijke instituties van de moderniteit: school, fabriek, gevangenis, ziekenhuis. De ?gegroefde ruimte? van de instellingen van de disciplinaire maatschappij maakt plaats voor de ?gladde ruimte? van de controlemaatschappij. Winkelgebieden worden met kantoren, woningen, scholen en hotels gecombineerd. Zo ontstaat een nieuwe ruimtelijke entiteit die wij de Urban Container noemen. Eén van de eerste voorbeelden van deze Container is Unité d?Habitation (1952) in Marseille. Het gebouw van architect Le Corbusier is 138 meter lang, 25 meter breed en 56 meter hoog. Aan de interne straten op de zevende en de achtste verdieping zijn een supermarkt, een kapper, een apotheek, een postkantoor en een hotel gevestigd. Op het dak staat een speeltuin, een kleuterschool, een sporthal, een theater en een atletiek baan van 300 meter. Dit model dringt steeds verder door in het stedelijk landschap. In gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid als Singapore, Hongkong en Tokio worden reusachtige complexen die verschillende programma?s concentreren op metro- en treinstations gebouwd. In de Verenigde Staten worden dergelijke entiteiten aan snelwegen en parkeerplaatsen gekoppeld. Maar ook in allerlei Europese steden zijn de samenvoegingen van verschillende instituten te zien. Zo verenigt het TGV station (Le Triangle des Gares) in de Franse stad Lille een winkelcentrum, woontorens, een school, een hotel en kantoorcomplexen in zich.”
Reacties (2)
ik moest ergens denken aan The Hood Maker, een kort verhaal van Philip K. Dick.
Totdat er een nieuwe regering komt en je plots, na een wetswijziging, wel wat te verbergen hebt….