In de vijfde aflevering van Zomergasten 2021 ontving Janine Abbring schrijver Alfred Birney, bekend geworden met De tolk van Java, over zijn getraumatiseerde vader. Het werd een openhartig gesprek over schuld, boete en spijt... en hoe daarmee te leren leven.
Tegen het einde van de uitzending, vlak nadat we een fragment hebben gezien uit De Geschiedenis van de Toekomst, vertelt Alfred Birney over de korte staat van verlichting die hij ervoer toen hij een aantal jaar geleden bij het graf van zijn Chinese oma stond. Een satori noemde Birney het, Japans voor ‘schouwen’: het moment dat je doorziet hoe alles in elkaar steekt. Even was hij een met de kosmos. En zag hij in hoe zich bevindt op een punt waarop alles wat er gebeurd is en alles wat er gaat gebeuren onlosmakelijk met elkaar verbonden is.
Ook al kon hij het gevoel dat hij had ervaren niet meer terughalen: na dit moment van helderheid was zijn kijk op het leven voorgoed veranderd. Hij had al een paar keer blijk gegeven van een diep besef dat alles met elkaar te maken heeft, dat niets zonder gevolgen is, en dat niets op zichzelf staat. Na het fragment uit Overseas (waarin Filipijnse vrouwen vertellen over hun hondenleven als schoonmaakster in Dubai en Saudi-Arabië) wijst Birney erop wijst dat je het Nederlandse slavernijverleden niet moet beperken tot de slavernij in de Westelijke Overzeese gebieden, maar dat je het in het groter geheel moet zien, inclusief hedendaagse slavernij. Eenzelfde besef zat ook in de lans die Birney brak (na een fragment uit Ik ben een Indo ja, en zo wil ik leven) om niet van een Nederlandse canon, Indische canon en Surinaamse canon te spreken, maar van een Nederlandstalige canon in de literatuur.
Het besef dat alles met elkaar te maken heeft, zat ook al in zijn antwoord op de eerste vraag van de avond: hoe hij deze vijftiende augustus (de verjaardag van de capitulatie van Japan) had beleefd. Birney antwoordde dat hij deze datum niet los kon zien van de atoombom op Hiroshima en van alle onschuldige slachtoffers die er waren gevaren om Japan tot die capitulatie te dwingen.
Het kan ook bijna niet anders, als je hoort waar Alfred Birney vandaan komt. Over zijn moeder heeft hij het, voor zover ik me kan herinneren, enkel in een bijzin gehad. Bij Alfred Birney draait alles om zijn vader, over wie hij het boek De Tolk van Java heeft geschreven. Zijn vader trad op 17 jarige leeftijd toe tot de Veiligheidsdienst Mariniersbrigade (de VDMB), een in de Tweede Wereldoorlog opgerichte elite-eenheid die ten doel had om Indonesië te zuiveren van Indonesische opstandelingen. Het verhoren (en dus ook martelen) van Indonesiërs lieten de Nederlanders graag aan andere Indonesiërs. Zijn vader had wellicht geen gevangenen geëlektrocuteerd zoals de hoofdrolspelers in De Oost doen, hij had wel vaak verteld hoe hij met de kolf van zijn geweer op ribbenkasten ramde. Janine Abbring las een huiveringwekkende passage uit De Tolk van Java voor, waarin Birney beschrijft hoe zijn vader met één schot een baby, een moeder en de Pemoeda op wie hij het had gemunt doodschiet. Vanaf zijn zesde had Alfred Birney dat verhaal heel vaak te horen gekregen. ‘De zwijgende Indonesiër is een mythe’, zegt hij. De Tweede Kamer en de media, die zwegen. Zijn vader niet. Integendeel. En de kleine Alfred Birney moest daarmee zien om te gaan.
‘Het was doden of gedood worden’, had zijn vader gezegd over zijn moord op de baby, de moeder en de Pemoeda. Zonder die drievoudige moord, zonder al die andere moorden die zijn vader had gepleegd (al dan niet in dienst van ons geliefde vaderland), zonder al die doden had Alfred Birney nooit bestaan. ‘Elk mens draagt volgens de Oosterse filosofie karma met zich mee, een bepaalde last’, legt Birney uit naar aanleiding van een scène uit Spring, Summer, Fall, Winter… and Spring. Daarin zien we een klein jongetje lachend stenen aan een visje, een kikker en een slang binden, zodat ze zich minder snel kunnen voortbewegen. Om hem te laten voelen wat hij die dieren aandeed, bindt de boeddhistische monnik die het jongetje opvoedt een steen aan hem vast. Zoals de monnik een steen op de rug van het jongetje vastbindt om hem iets te leren, zo probeert Birney in de loop van de uitzending de nodige stenen op de Nederlandse samenleving te leggen. Nederland is goed in het verzwijgen van dingen, in het onder het tapijt schuiven van onze fouten. Of het nu gaat over Nederlandstalige literatuur, migratie, slavernij, racisme of de oorlog in Indonesië: Nederland doet graag alsof het de onschuld zelve is en weigert om in de spiegel te kijken. Met behulp van raak gekozen fragmenten uit First Kill, Rockin’ Ramona en Koot & Bie legt Birney keer op keer de vinger op de zere plek.
De steen die Birney zelf met zich meedraagt, is natuurlijk de steen van zijn vader. Hij is de zoon van een moordenaar. Het is een steen die hij bij zijn geboorte heeft gekregen en waar hij part noch deel aan had, maar die hij wel heeft te torsen. Nog steeds schrijft hij het liefste ’s nachts, om nachtmerries te vermijden. Na het fragment uit Spring, Summer, Fall, Winter… and Spring zegt Birney dat hij zich tijdens deze uitzending wil verlossen van zijn steen. Hij wil de last de hij met zich meedraagt in het water gooien waarmee ze zich omgeven.
Voordat Jimi Hendrix & the band of Gypsys de avond afsluiten met Machine Gun, laat Birney een fragment zien uit Departures, een Japanse film waarin een cellist zijn baan verliest en bij een begrafenisondernemer gaat werken. Als hij zijn eigen vader moet afleggen, door wie hij als kind in de steek is gelaten, vindt hij in diens hand de steen die hij jaren daarvoor aan hem had gegeven. Birney vertelt dat hij niet lang na de dood van zijn vader zijn eerste hartaanval had. ‘Heeft pa je hart gebroken?’, had zijn zusje gevraagd. Hij vertelt hoeveel spijt hij had dat hij zijn vader niet meer had gezien. En nooit afscheid had kunnen nemen. Ondanks alles. 'Ik heb mijn warme hand niet op zijn koude hoofd kunnen leggen.' Het verdriet dat hij voelde. Niet om zichzelf, niet om zijn vader, maar om hoe de dingen zijn gegaan. 'En alles begint uiteindelijk bij de vervloekte koloniale oorlog.'
Er zat een wonderlijke symmetrie in de aflevering. En echo’s met de aflevering met Sevdaliza vorige week, die uitlegde dat elk mens zowel volstrekt uniek is als onlosmakelijk verbonden met alles. ‘De kosmos ontvouwde zich, maar ik deed er gelijk aan mee’, zo noemde Birney het vanavond. Maar zo geharnast als Sevdaliza tegenover Janine Abbrin zat, zo breekbaar zat Alfred Birney hier. Soms lachte hij iets te pijnlijke ontboezemingen weg, soms probeerde hij ze weg te trommelen. Die steen zal er nog wel zijn als hij aankomende vrijdag de orde der kreupelhoutigen betreedt, maar wellicht is de last net wat lichter geworden. Ik hoop het, het was prachtig.