Paul Teule blijft toch met nog wat vragen zitten na het lezen van Karel de Guchts nieuw boek.
Politici horen boeken te schrijven, vind ik. De Belgische liberaal Karel de Gucht, oud-minister van Buitenlandse Zaken, en nu eurocommissaris voor Handel, geeft het goede voorbeeld. Van zijn hand verschijnt zo nu en dan een polemisch epistel, vaak gericht tegen nationalisme. Zijn nieuwste boek, Vrijheid. Liberalisme in tijden van cholera, neemt ook nationalisten zoals Bart de Wever op de korrel, maar moet ook korte metten maken met de economische broer van het nationalisme: het protectionisme. De Gucht weet gezien zijn huidige post als geen ander hoe het ervoor staat met de wereldhandel en waarom die zo vrij mogelijk zou moeten zijn. Maar hij laat helaas niet het achterste van zijn tong zien.
De Gucht beargumenteert de noodzaak van vrijhandel volgens het boekje. Met een hat tip naar David Ricardo dist hij de theorie van de ‘comperatieve voordelen’ nog eens op. Handel loont omdat elk land doet waar het relatief, ten opzichte van zichzelf(!), het beste in is.
Doemscenario
Dan haalt hij het bekende doemscenario van stal: in de Grote Depressie van de jaren ’30 van de vorige eeuw, schoten landen in een protectionistische kramp. Amerika, bijvoorbeeld, hief met de Smoot-Hawley Tariff Act astronomische importtarieven op honderden producten. Gevolg: de wereldhandel stortte in van 35 miljard naar 12 miljard dollar. Op G20 toppen verzekeren wereldleiders elkaar dat ze nu niet dezelfde fout zullen maken, maar de Gucht ziet dat er sinds 2008 meer dan 500 protectionistische maatregelen zijn genomen die de eigen markt beschermen. ‘Aan de exquise tafel van de G20 worden de schotels met hypocrisie gekruid,’ aldus de Gucht.