Verkiezingen: opkomst, opkomst, opkomst
Op 2 maart zijn er Statenverkiezingen, die bepalend zijn voor de samenstelling van de Senaat. Die is weer cruciaal voor het goedkeuren van door het minderheidskabinet goedgekeurde wetten. Dus voor het kabinet Rutte-1 hangt heel wat van die verkiezingen af: in de Eerste Kamer moet een meerderheid komen. Voor de oppositie geldt dat zij dat juist moeten zien te voorkomen. Voor alle partijen geldt dat de hele zaak draait om de opkomst, want de Statenverkiezingen interesseren kiezers bar weinig.
VVD
En dat is meteen het grote probleem voor premier Rutte, want qua opkomst is hierdoor veel onzeker. Hij wil dat zijn VVD, coalitiepartner CDA en gedoogpartner PVV met elkaar een meerderheid behalen in de Eerste Kamer. Zo belangrijk is dat voor de stabiliteit van zijn minderheidskabinet dat Rutte in een interview in een tijdschrift de kiezer opriep om op één van de coalitiepartijen te stemmen. (De PVV wordt op dit blog gewoon als een stille coalitiepartij omschreven, zoals een stille vennoot.) Maar hij heeft een probleem: de VVD, het CDA en de PVV zijn concurrenten van elkaar. Net als op links, is op rechts het waterbed-syndroom van toepassing: als je op het midden van een waterbed met je vinger drukt, vloeit het water alle kanten uit.