Er wordt mij vaak, door verschillende mensen, verteld dat het met islamisering en criminalisering (twee sterk samenhangende processen, volgens deze mensen) in de Nederlandse achterstandswijken bijzonder ernstig gesteld is. De mensen in kwestie wonen geen van allen zelf in achterstandswijken, maar dat is wellicht geen toeval: ik ken namelijk nauwelijks mensen die in achterstandswijken wonen. Als ik er zo over nadenk is er slechts één iemand in mijn directe omgeving die wel in een achterstandswijk woont, en deze persoon lijkt van mening te zijn dat de islamisering in de praktijk niet erg bedreigend, en vaak zelfs niet eens erg zichtbaar is, en dat het met de criminalisering nogal meevalt. Ook dit is misschien geen toeval: de betreffende persoon is in haar jeugd aan dezelfde links-progressieve indoctrinatie blootgesteld geweest als schrijver dezes.
Onze ouders zijn zuivere produkten van de jaren zestig, en zijn hun hele leven bijzonder progressief geweest. Een jeugdige flirt met de PPR heeft zich voortgezet in een levenslange devotie aan GroenLinks. Hun progressief-linkse credentials hebben hen er echter niet van weerhouden mijn zus en mij een jeugd te gunnen in een villa-dorp, temidden van rijkelui waarmee we dan weliswaar geen gesprek hadden, maar die in ieder geval niet bedreigend waren. Toen mijn zus afgestudeerd was, en ze een goede baan in Den Haag vond, besloot ze maar eens de links-progressieve daad bij het links-progressieve woord te voegen. De ontsteltenis van mijn ouders was begrijpelijk: zo hadden ze het ook weer niet bedoeld.