Hebben nationale parlementen invloed op het EU-wetgevingsproces? De casus van de natuurherstelwet

van Rik de Ruiter Het standaardantwoord van veel politicologen op de vraag in de titel was lange tijd: ‘nee’. Echter, tijden lijken te zijn veranderd, met meer politiek gevoelige onderwerpen die worden behandeld in een EU-context en daardoor meer betrokken volksvertegenwoordigers in de lidstaten. De manier waarop de Nederlandse Tweede Kamer de regering heeft geïnstrueerd tijdens de EU-onderhandelingen over de natuurherstelwet is hier een illustratie van. Er zijn verschillende redenen voor waarom leden van nationale parlementen geen invloed zouden hebben uitgeoefend op EU-wetgevingsprocessen in het recente verleden. Ten eerste, EU wetgeving is vaak technisch van aard en raakt niet aan onderwerpen waar het hart van de gemiddelde kiezer sneller van gaat kloppen. Ten tweede, leden van nationale parlementen staan op afstand van het EU wetgevingsproces. Een voorstel van de Europese Commissie voor nieuwe EU wetgeving wordt doorgestuurd naar het Europees Parlement (EP), de Raad van Ministers en nationale parlementen. Het EP en de Raad van Ministers gaan direct aan de slag met het bestuderen van het voorstel en zijn betrokken bij de informele onderhandelingen in trilogen. Deze ‘achter-gesloten-deuren’ onderhandelingen zijn slechts goed te volgen voor EU insiders. Op het moment dat leden van nationale parlementen een mening hebben gevormd over een wetsvoorstel dat de belangen van het eigen electoraat raakt, is het vaak te laat om nog invloed uit te oefenen. Als dit beeld al ooit heeft geklopt, dan is de behandeling van de natuurherstelwet in de Nederlandse Tweede Kamer op zijn minst een uitzondering. Een van de meest controversiële aspecten van de oorspronkelijke natuurherstelwet is het zogenaamde ‘verslechteringsverbod’, waarbij lidstaten moeten ‘verzekeren’ dat delen van de natuur niet verder achteruit gaan. Enkele maanden na de publicatie van het wetsvoorstel door de Europese Commissie komt BBB-kamerlid Van der Plas met een motie tegen dit verslechteringsverbod. In de motie wordt de vrees uitgesproken dat Nederland ‘verder op slot komt te zitten op het gebied van woningbouw, infrastructuur en energietransitie’. Premier Rutte deelt deze zorg en de motie wordt aangenomen door de Kamer. Mooi op tijd, toch? Er wordt op dat moment immers nog op nationaal niveau interdepartementaal afgestemd wat de onderhandelingsstrategie moet zijn van Nederland binnen de Raad van Ministers. Toch kan ‘op tijd’ te laat zijn. Voorafgaand aan elk wetsvoorstel van de Commissie wordt er een proces van consultatie met stakeholders gehouden en daar is vaak het meeste bij te sturen. Het Nederlandse parlement heeft dit consultatiemoment in het geval van de natuurherstelwet aan zich voorbij laten gaan; een gemiste kans. Echter, de Tweede Kamer houdt zicht op de voortgang van de daaropvolgende EU-onderhandelingen. Er worden vragen gesteld (VVD) aan de minister over de ‘vergaande juridificering’, terwijl de D66-fractie juist probeert de angst weg te nemen dat er negatieve bureaucratische gevolgen zullen zijn. Er worden in april 2023 rapporteurs aangesteld die de informatiepositie van de Tweede Kamer dienen te versterken. Ook worden er nieuwe moties ingediend, waarin onder andere BBB, SGP, PVV, VVD en het CDA de regering herhaaldelijk oproepen zich te verzetten in de Raad van Ministers en in de triloogfase tegen het verslechteringsverbod. De regering beloofd zich te houden aan de moties. In de zomer van 2023 wordt duidelijk dat er zowel in de Raad van Ministers als in het EP twijfels over het verbod zijn, onder meer geuit door Frankrijk, België, en de fractieleider van de Europese Volkspartij in het EP. Deze twijfels kunnen niet los gezien worden van de grote overwinning van de BBB in de Nederlandse Provinciale Statenverkiezingen, de boerenprotesten tegen Europese milieuwetgeving, en de verkiezingen voor het EP die hun schaduw vooruitwerpen. In dit licht is het niet verrassend dat het verslechteringsverbod uit de wet wordt gehaald. Het EP stemt in met de aangepaste natuurherstelwet, zij het nipt. Een grote overwinning voor het Nederlandse parlement, en het Nederlandse kabinet besluit te gaan instemmen in de Raad van Ministers. De Nederlandse regering kon het hard spelen en dit resultaat bereiken door de houding van de Tweede Kamer want kon tijdens de onderhandelingen in de Raad van Ministers concessies afdwingen van de andere lidstaten omdat de kritische Tweede Kamer overtuigd diende te worden. Een ideale onderhandelingspositie… Ho! Wacht, niet zo snel. Na de Tweede Kamer verkiezingen van november 2023 zijn de politieke verhoudingen veranderd en stemt de Kamer niet in met de aangepaste versie van de wet. Omdat er inmiddels ook te weinig steun is onder lidstaten, wordt in maart 2024 de stemming in de Raad van Ministers uitgesteld. Er zijn vele oorzaken aan te wijzen voor deze uitkomst, maar we kunnen niet voorbij gaan aan de rol die de Nederlandse Tweede Kamer heeft gespeeld. Door het veelvuldig inzetten van het instrument van moties om de regering bij de les te houden en deze ook aangenomen te krijgen door een meerderheid van de Kamer, werd er bijgedragen aan de EU-brede politieke dynamiek die uiteindelijk resulteerde in uitstel. Toch zijn er ook risico’s verbonden aan hoe de Tweede Kamer zich heeft opgesteld. Als de moties gaan lijken op een strikt onderhandelingsmandaat dan heeft de Nederlandse regering geen onderhandelingsruimte meer om tot compromissen te komen. Aangezien de plenaire- en commissievergaderingen in de Tweede Kamer openbaar zijn, zullen andere lidstaten door een dergelijk strikt mandaat precies weten wat de onderhandelingsruimte is van de Nederlandse regering. Dit kan de effectiviteit van de Nederlandse onderhandelingsstrategie in de Raad van Ministers in de weg gaan zitten. Dit artikel verscheen eerder bij het Montesquieu Instituut. Rik de Ruiter is hoofdocent Bestuurskunde aan de Unversiteit van Leiden.

Foto: Roel Wijnants (cc)

Het Janushoofd van minister Van der Wal

Als het gaat om de natuurherstelwet wint Kamerlid Van der Wal het van minister Van der Wal“, kopte dagblad Trouw op 12 maart.  De Volkskrant kopte een week eerder: “VVD-Kamerlid Christianne van der Wal fluit natuurminister Christianne van der Wal terug“.

De minister voor Natuur en Stikstof is een van de zeven Kamerleden die in het (demissionaire) kabinet zitten. Ook Dilan Yeşilgöz, Erik van der Burg, Rob Jetten, Mariëlle Paul, Hans Vijlbrief en Aukje de Vries zijn kabinetsleden én Kamerleden. Van der Wal is de tweede die onder haar twee petten twee verschillende gezichten opzet.

De eerste die afgesproken en goedgekeurd kabinetsbeleid om zeep wilde brengen was minister van Justitie Dilan Yeşilgöz. Als fractievoorzitter van de VVD diende ze een motie in  die tot doel had dat de Eerste Kamer de Spreidingswet niet zou behandelen.

De Eerste Kamer trok zich er niets van aan en keurde de wet goed. In februari trad die wet in werking. Yeşilgöz en mede indieners van de motie Van der Plas (BBB), Wilders (PVV) en Omtzigt (NSC) hadden het na kijken.

Nu opereerde Yeşilgöz op eigen initiatief.  Van der Wal torpedeert afgesproken en goedgekeurd kabinetsbeleid (*.*), afgedwongen door een motie van Van der Plas en Hertzberger (NSC). Daarin werd ze verzocht in de Europese Raad van Ministers tegen de Europese Natuurherstel-verordening te stemmen (motie ingediend 29 februari jl.). De minister ontraadde de motie.

Doe het veilig met NordVPN

Sargasso heeft privacy hoog in het vaandel staan. Nu we allemaal meer dingen online doen is een goede VPN-service belangrijk om je privacy te beschermen. Volgens techsite CNET is NordVPN de meest betrouwbare en veilige VPN-service. De app is makkelijk in gebruik en je kunt tot zes verbindingen tegelijk tot stand brengen. NordVPN kwam bij een speedtest als pijlsnel uit de bus en is dus ook geschikt als je wil gamen, Netflixen of downloaden.

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.

Foto: Movilh Chile (cc)

De opmars van extreemrechts in Europa

In Griekenland is premier Kyriakos Mitsotakis er in tweede instantie in geslaagd een meerderheid in het parlement te veroveren. Hij kan nu in z’n eentje verder regeren met zijn conservatieve partij Nea Dimokratia. Opvallend is de winst van extreemrechtse partijen. Spartiates, de opvolger van de verboden fascistische partij Gouden Dageraad, kreeg 5% van de stemmen. Samen met twee kleine uiterst rechtse partijtjes die ook de kiesdrempel wisten te halen is extreemrechts in Griekenland goed voor bijna 13% van de stemmen.

Vorige week schreef ik hier over Finland waar de radicale Finnenpartij nu deelneemt aan een nieuwe rechtse regering. Twee weken geleden ging het over Oostenrijk waar de FPÖ in de peilingen de grootste is geworden. In Duitsland is volgens recente peilingen de AfD nu de tweede partij. Zondag heeft voor het eerst een politicus van de extreemrechtse partij een regionale verkiezing gewonnen.

Moeten we ons zorgen maken? Owen Jones waarschuwde in The Guardian na het recente succes van de Spaanse extreemrechtse partij Vox bij de gemeenteraadsverkiezingen eind mei voor een ‘griezelige normalisering’ van extreem rechts in de Europese politiek. Hij wijst daarvoor ook op het grote aantal stemmen dat Marine Le Pen vorig jaar in Frankrijk wist te halen. En natuurlijk op Italië met de nieuwe premier Giorgia Meloni van de uiterst rechtse partij Fratelli d’Italia. In Zweden hebben we vorig jaar gezien hoe centrum-rechts de ban op de Zweden Democraten heeft opgeheven en deze partij als gedoogpartij indirect regeringsmacht heeft gegeven. Met alle gevolgen van dien. En dan hebben we het nog niet gehad over Polen, Hongarije en de andere Oost-Europese staten.