Authenticiteit en stalking

Het hedendaagse Jezusonderzoek is gebaseerd op het inzicht dat er “vóór Pasen geen voor en na bestaat”. Daarmee is bedoeld dat de evangelisten een lijdensverhaal kenden en daar vervolgens informatie aan hebben toegevoegd, die ze ontleenden aan de mondelinge traditie en die daarom niet zomaar in een chronologisch kader valt te plaatsen. De kruisiging vond plaats op een vrijdag in de lente van een jaar rond 30 n.Chr.; de intocht, de Tempelreiniging en het Laatste Avondmaal zijn in de dagen daarvoor te plaatsen. In die week kunnen we “voor en na” onderscheiden, maar de voorafgaande gebeurtenissen laten zich niet werkelijk dateren. De evangelist Johannes plaatst ze in een kader dat is opgebouwd rond de joodse feestdagen, Marcus rijgt de gebeurtenissen aaneen in een reis van Galilea via Tyrus, Panias, de Jordaanvallei en Jericho naar Jeruzalem. Is de informatie uit de mondelinge traditie al lastig chronologisch in te passen, ze staat ook nog eens onder de verdenking deels te zijn verzonnen. De gelijkenis over de bruidsmeisjes, waarvan de pointe is dat je moet zijn voorbereid op de onaangekondigde en onverwachte terugkomst van Christus, oogt als een reactie op het uitblijven van het Laatste Oordeel, waarin Jezus en zijn leerlingen zo vurig hadden geloofd. Er is ook informatie weggelaten: Jezus moet meer hebben gezegd over de halacha, omdat hij anders niet herkenbaar was als een joodse wijsheidsleraar, maar het interesseerde de evangelisten niet en er is daarom betrekkelijk weinig over bekend. (Al raad ik iedereen het vierde deel van Meiers in toenemende mate inaccuraat Marginal Jew-trilogie genoemde reeks van harte aan.) Hoe gaan we om met het zo dubieus overgeleverde materiaal? Oudheidkundigen gebruiken diverse criteria, zoals dat van de gêne. Jezus’ kruisdood is daarvan een voorbeeld: Paulus en Marcus zijn er duidelijk door in verlegenheid gebracht dat hun messias als crimineel was gekruisigd. Het moet informatie zijn die ze niet konden loochenen, informatie dus die al heel oud was en algemeen bekend. Dat wil niet per se zeggen dat het dus gaat om betrouwbare informatie, maar vormt wel één sterke aanwijzing.

Foto: Post-Atheïst

Post-atheïst | Mythische Jezus

COLUMN - Misschien had ik een ander vak moeten kiezen. Ik leg beroepshalve mensen dingen uit over de oude wereld. Mijn frustratie: als er in de media iets vreemds staat over de Grieken, Romeinen, Babyloniërs en wat dies meer zij, moet ik er steeds weer vragen over beantwoorden. Vanmorgen was het weer raak: zes mailtjes over het interview in de papieren Trouw met dominee Edward van der Kaaij, die denkt dat Jezus niet heeft bestaan.

Toevallig ben ik zijn boek De ongemakkelijke waarheid van het christendom. De echte Jezus onthuld aan het lezen. Noch daarvan, noch van het interview word je vrolijk. Het wemelt van de feitelijke onjuistheden. Volgens Van der Kaaij ontstaat religie uit een archetype over de op- en ondergaande zon: een idee dat honderd jaar over de uiterste houdbaarheidsdatum is. Dat Jezus een mythische figuur is die vervolgens niet meer zo werd herkend en daarom als historisch persoon werd beschouwd, blijkt volgens de dominee uit de geringe aandacht die Paulus besteedt aan Jezus’ aardse bestaan, waarbij hij eraan voorbijgaat dat Paulus schrijft aan mensen die de biografie van Jezus (voor zover überhaupt relevant voor een gelovige) al mondeling hadden vernomen.

Ook lezen we dat Jezus niet wordt genoemd in niet-christelijke bronnen. ‘Dat is vreemd,’ zegt Van der Kaaij, ‘want er wordt altijd gezegd dat hij zo’n enorme indruk heeft gemaakt’. Ofwel: de dominee herkent niet dat evangelisten nogal overdreven. Hij herkent ook niet dat zijn impliciete historische principe ‘iets is onhistorisch als het in maar één bron wordt genoemd’ betekent dat we ook afscheid moeten nemen van veel door hem zelf als historisch aangenomen feiten. Zijn scepsis over Jezus strekt zich niet uit naar de rest van zijn informatie.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Foto: Post-Atheïst

Post-atheïst | Twaalf apostelen?

COLUMN - Het Griekse woord apostolos betekent zoiets als ‘gezant’ of ‘afgevaardigde’, en zoals u weet had Jezus er een stuk of twaalf van. Dit feitje behoort echter in dezelfde categorie als de brandspiegels van Archimedes, hoorns op Vikinghelmen en het Zweedse wittebrood: algemeen bekend maar onwaar.

Het sociogram van Jezus’ volgelingen zit behoorlijk complex in elkaar, met leerlingen, apostelen en een groep die de Twaalf wordt genoemd. Dat het gaat om verschillende groepen, blijkt zonneklaar uit een van de alleroudste christelijke teksten, de Eerste brief aan de Korintiërs.

In de genoemde passage somt Paulus op wie zoal de opgestane Christus hebben gezien: eerst Petrus, vervolgens de Twaalf, daarna vijfhonderd broeders en zusters, toen zijn broer Jakobus, daarop de apostelen en tot slot Paulus zelf. De apostelen worden hier onderscheiden van de Twaalf en het is ook duidelijk dat Paulus zichzelf rekent tot een aparte categorie. (Mocht u zojuist op de link hebben geklikt en willen tegenwerpen dat er toch ‘twaalf leerlingen’ staat, dan hebt u een vertaalfout ontdekt in de Nieuwe Bijbelvertaling: hier heeft u wat vergelijkingsmateriaal en daar is uitleg van het Grieks.) Dit onderscheid tussen de diverse groepen wordt in vrijwel alle teksten van het Nieuwe Testament gemaakt.