De Verklaring van Hans Jansen over Koranvers 2.256
GeenCommentaar heeft ruimte voor gastloggers. Vandaag is dat Jan-Jaap van Peperstraten, over de getuigenis van Hans Jansen in het proces van Wilders en zijn interpretaties van de Koran.
Ik merk dat er bij mij omtrent de opmerkingen die door de arabist Hans Jansen als getuige-deskundige bij het proces tegen Geert Wilders gemaakt zijn, zoveel vragen spelen dat ik me gedwongen voel deze met u te delen. In concreto zijn er bij mij een aantal vragen gerezen omtrent het document dat vrij pontificaal op zijn site geplaatst is (.doc): “Tekst verklaring afgelegd als getuige-deskundige: de op verzoek van de rechter-Commissaris geschreven brief die op 6 oktober 2010 is voorgelezen op de Rechtbank in de zaak tegen Geert Wilders.” In dit document gaat prof.dr. Jansen in op een aantal punten uit de koranexegese, in het bijzonder het leerstuk van de abrogatie van (eerdere) Koranverzen door latere. Dit ogenschijnlijk obscure probleem is voor prof. Jansen van belang omdat hij in zijn getuigenis het volgende stelt:
1. Notitie over het Koranvers 2:256, ‘Er is geen dwang in de godsdienst’. De islam leert dat dit vers is ‘‘geabrogeerd’, dat wil zeggen: door latere openbaringen ‘opgeheven’.
Het Koranvers 2:256 in de meer gangbare Leemhuis-vertaling luidt als volgt: