Doch wij weten, dat de wet goed is, zo iemand die wettelijk gebruikt; En hij dit weet, dat den rechtvaardigen de wet niet is gezet, maar den onrechtvaardigen en den halsstarrigen, den goddelozen en den zondaren, den onheiligen en den ongoddelijken, den vadermoorders en den moedermoorders, den doodslagers, Den hoereerders, dien, die bij mannen liggen, den mensendieven, den leugenaars, den meinedigen, en zo er iets anders tegen de gezonde leer is; [cursivering van god, Timotheüs 1:8-10]
En insgelijks ook de mannen, nalatende het natuurlijk gebruik der vrouw [nudge, nudge- god], zijn verhit geworden in hun lust tegen elkander, mannen met mannen schandelijkheid bedrijvende, en de vergelding van hun dwaling, die daartoe behoorde, in zichzelven ontvangende. [Romeinen 1:27]
Er was eens een man die overwoog te solliciteren als bijzonder ambtenaar van de burgerlijke stand. Maar hij deed het toch maar niet omdat hij dan ook homohuwelijken zou moeten sluiten. Hierover beklaagde dit lid van de Hervormde Gemeente zich bij de Commissie Gelijke Behandeling (god's wegen zijn ondoorgrondelijk). Met een beroep op bovenstaande goddelijke artikelen illustreerde de man de mening van de almachtige schepper. De maker van alles wat is en leeft, van de Oersoep waaruit het eerste leven ontsproot tot de Verste Ster die wij (nog) niet kunnen zien, dat omnipotent heerschap blijkt het dus helemaal niet te trekken als Herbert en Arie in een stoffig zaaltje van het stadhuis te Langedijk elkaar plechtig beloven voor de rest van hun leven bij elkaar te blijven en tot de dood hun fiscale aftrekposten zo gunstig mogelijk onderling te zullen verdelen.