Overleven in de personal information economy (5/6)
Alle consumenten, in Nederland en daarbuiten, laten een groeiende digitaal spoor achter in de duizelingwekkende grote databanken van het bedrijfsleven. En we worden omringd door een wolk van klantprofielen. Op basis daarvan worden we gelabeld, gestuurd, verleid en beoordeeld. Dit raakt niet alleen onze privacy. Deze klantprofielen bepalen of we worden bediend en tegen welke prijs en zijn dus direct van invloed hoe we ons kunnen handhaven in de informatiemaatschappij. Een serie. Vandaag deel 5: bedrijfsleven en overheid, een symbiotische relatie.
We hebben in eerdere afleveringen gezien hoe belangrijk de databronnen van de overheid zijn voor bedrijven. De hele marketingsector (en later Customer Relationship Management) zouden niet bestaan zonder de geodemografische informatie die bedrijven uit openbare bronnen plukken.
Andersom leunt de overheid in toenemende mate op de data die in het bedrijfsleven aanwezig is. En dat is allerminst onschuldig.
Wie wat bewaart, heeft wat. Dat dacht de regering ook en die kreeg het parlement zover om op 1 januari 2006 de Wet vorderen gegevens aan te nemen. Ondanks grote bezwaren van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) waarschuwde dat elk bedrijf hierdoor een verlengstuk van justitie wordt. Die kritiek werd gehoord, maar grotendeels genegeerd. Opsporings- en veiligheidsdiensten konden altijd al bij overheidsorganen informatie over verdachten en niet-verdachten opvragen. Maar nu is ook het Nederlandse bedrijfsleven onder dit regime geplaatst. De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) kreeg kort daarop de bevoegdheid om complete bedrijfsdatabanken op te vragen, te koppelen en te doorzoeken op verdachte verbanden.