Ter gelegenheid van de Dag van de Arbeid publiceerde de Nederlands-Filipijnse Solidariteitsbeweging vorige week het verhaal van een van de vele Filipijnse arbeidsmigranten in Nederland, die via een Poolse constructie hier wordt uitgebuit. We nemen hun persbericht, licht aangepast, in zijn geheel over.
Door gebrek aan werk, lage lonen en slechte werkomstandigheden zoeken vele Filipino’s werk in het buitenland als Overzeese Filipijnse Arbeiders (OFW). Ze helpen daarmee hun familie uit de armoede en zorgen voor een betere toekomst voor hun kinderen. In totaal leven zo’n 10 miljoen Filipino’s in het buitenland, waaronder 2,3 miljoen Overzeese Arbeiders. Vorig jaar vertrokken zo’n 1 miljoen arbeiders als huishoudhulp of vakman/vakvrouw. Niet alleen zijn ze dan lange tijd gescheiden van hun familie. In een vreemd land zijn ze extra kwetsbaar voor misbruik.
Het verhaal van Simon
Simon (niet zijn ware naam) is geboren in Bicol, waar Luzon in het zuiden aan de Visayas grenst. Hij werkte als lasser o.a. in de bouw. Hij is getrouwd en heeft 3 kinderen, ze wonen in Bulacan, ten noorden van Metro Manila. Voor hun eerste kind geboren werd, vertrok hij al als een hooggekwalificeerde lasser om zijn familie te kunnen onderhouden. Hij heeft jarenlang in verschillende landen in Azië en het Midden-Oosten gewerkt, onder andere in olieraffinaderijen.
Enige tijd geleden werd hij in een groep van overzeese arbeiders door een Filipijns bemiddelingsbedrijf naar Polen gestuurd. Het Filipijnse bureau had hen werk beloofd en er voor gezorgd dat hun visum en werkvergunning geregeld waren. Maar in Polen moesten ze eerst weer opnieuw testen doen en medisch gekeurd worden en daarvoor opnieuw betalen. Simon voelde toen al nattigheid. Hij heeft daar gewerkt, maar vaak ook niet. Dan maar weer wachten.
Uiteindelijk is hij met een maat door dat Poolse bedrijf naar België gestuurd. Daar hetzelfde verhaal: weer testen doen en enkele dagen werken, maar vaker niet. Dat betekende dan ook geen geld verdienen. Als migrant werd hem 12 euro per uur beloofd, niet eens het minimumloon, terwijl collega-arbeiders die hetzelfde laswerk deden, 37 tot 40 euro per uur verdienden. Tel uit je winst voor de tussenbedrijven, die met dit verdienmodel veel achteroverdrukken!
Tijdens dit hele proces liet Simon al zijn ongenoegen blijken en kwam hij op voor zijn rechten. Op 21 maart is hij overgeplaatst naar Nederland waar hij weer slechts enkele dagen heeft gewerkt. Door de wantoestanden die hij meemaakte, heeft hij de Filipijnse ambassade aangeschreven. Toen bleek dat de documenten die het Filipijnse bemiddelingsbureau had geregeld vals waren. Vervolgens werd hij toen door dat Nederlandse bedrijf onder druk gezet. Hij zou geen werk meer krijgen als hij zijn brief aan de ambassade niet introk. Uiteindelijk heeft hij contact gekregen met Migranten-Nederland, een organisatie die de belangen van Filipijnse migranten behartigt. Zij komen nu op voor zijn rechten met hulp van andere organisaties, zodat Simon betaald krijgt wat hem toekomt en weer aan het werk kan voor zijn familie in de Filipijnen.
Arbeidsrechten in neerwaartse spiraal, een ‘Race to the Bottom’
Wat Simon is overkomen staat niet op zichzelf. Filipijnse arbeidskrachten worden vaker via een Pools of Bulgaars bedrijf in landen als Nederland, België en Duitsland te werk gesteld, om te werken voor het loon en de arbeidsvoorwaarden (o.a. sociale verzekering), die in Polen gelden en die veel lager zijn dan die in Nederland. Dat is al eerder aan de kaak gesteld door de vakbond FNV bij groepen Filipijnse chauffeurs die in Nederland werkten. Niet alleen worden deze overzeese arbeiders uitgebuit, maar met hun lage loon en arbeidsvoorwaarden worden de rechten die in Nederland gelden verder uitgehold. Filipijnse chauffeurs krijgen bijvoorbeeld een lager loon en slechtere arbeidsvoorwaarden dan de collectieve arbeidsovereenkomst voor de transportsector voorschrijft.
Zo hebben deze bedrijven veel goedkopere arbeiders, waarmee ze bedrijven die hun medewerkers netjes volgens de geldende CAO uitbetalen, wegconcurreren. Het is concurrentie op basis van arbeidsvoorwaarden, wat verboden is. Dit noemen we de ‘Race tot he Bottom’, waar geen rechten meer zijn, geen ondergrens is, zodat alleen schrijnende armoede over blijft.
In 2007 heeft het Oecumenisch Instituut voor Arbeidseducatie en Onderzoek (EILER) de publicatie ‘Race to the Bottom Laboring under imperialist globalization in the Philippines’ uitgebracht. Daarin wordt uitgewerkt hoe de flexibilisering van de arbeid niet alleen het verdiende loon verlaagt, maar ook andere rechten afbreekt, ook die om je te organiseren. In Nederland is er de afgelopen 40 jaar ook duidelijk een trend te zien van het verlagen van het minimumloon en verminderen van sociale voorzieningen.
De Poolse constructie waarvan Simon het slachtoffer was versnelt de spiraal naar beneden met als gevolg dat de rechten en lonen van arbeiders tot op de bodem verder worden afgebroken.
Bronnen:
EILER, 2007, A Race to the Bottom: Laboring under Imperialist Globalization in the Philippines. Ecumenical Institute for Labor Education and Research, Manila.
Nieuwsblad Transport, 2 april 2024: Utrechtse transporteur had dertien illegale chauffeurs in dienst.
NRC, 12 april 2024: Hoe flexibilisering van dé oplossing tot hét probleem werd.
RTV Oost, 18 maart 2024: Vijftig Filipijnse chauffeurs volgens FNV uitgebuit door transportbedrijf uit Deventer.
[persbericht van de Nederlands-Filipijnse Solidariteitsbeweging]