Effectief schrijven: Aristoteles dacht er al over na en onderscheidde drie zaken waarop je moest letten. Ze zijn nog altijd een makkelijke kapstok voor wie wil leren een overtuigend betoog te schrijven. Zo iemand moet
zijn verhaal logisch doen (de argumenten moeten de conclusie schragen);
persoonlijk geloofwaardig zijn (Sonja Bakker en Adriaan van Dis moeten niet verontwaardigd doen over plagiaat);
het zo brengen dat het publiek uit je hand eet.
Dat laatste houdt bijvoorbeeld in dat je rekening houdt met emoties en verwachtingen die bij het publiek leven. Wie een ander wil overtuigen, doet er meestal niet verstandig aan hem te beledigen. Maar er zijn ook taalkundige verwachtingen die een effectieve schrijver respecteert, bijvoorbeeld bij de woordkeuze. Men mag best zeggen dat “hun” iets hebben gedaan, maar wie het opschrijft, zal een deel van zijn publiek kwijtraken, uit louter ergernis. Irritante, rare en ongebruikelijke woorden dienen, zoals Julius Caesar al opmerkte, te worden vermeden als klippen op zee. Je betoog kan erop stranden.
In deze categorie vallen ook germanismen, gallicismen en anglicismen.