Vrijheid en frisdrank
Burgermeester Michael Bloomberg van New York kreeg iedereen, zelfs Jon Stewart, over zich heen toen hij onlangs met het plan kwam om bekers frisdrank groter dan 16 ounce (≈0,5 liter) te gaan verbieden in restaurants, bioscopen, stadions en deli’s. Het schijnt dat een kwart(!) van de New Yorkers echt obees is. Vooral de arme, laag opgeleide, oudere bewoner van the Bronx of Brooklyn is er slecht aan toe. En frisdranken van 20 ounce (met omgerekend zeventien suikerklontjes) of meer zijn daar deels verantwoordelijk voor. Maar het plan werd meteen ‘geframed’ als ‘De Verloochening van Amerika’s Oerprincipes’ en vooral ook als ‘De Aanval op de Vrijheid’. Helaas.
Bloomberg zelf verdedigde zijn plan door te zeggen dat ook met een verbod iedereen nog steeds de vrijheid heeft om zich met suiker geweld aan te doen. Een panel van economen denkt dat een ‘soda ban’ daarom ook geen zin heeft – Amerikanen komen op wat voor manier dan ook toch wel aan hun calorieën.
Maar het is de vraag of Amerikanen die vrijheid echt hebben, en daarmee of ze die ook ooit echt hebben gehad. Keuzes worden bepaald door de opties die je worden voorgeschoteld. James Surowiecki van The New Yorker wijst terecht op de ‘default bias’ die we als consument hebben: we ‘kiezen’ vaak voor de ‘standaard’-optie die ons gepresenteerd wordt. En wat we ‘willen’ wordt bepaald door wat en hoe er wordt aangeboden.