‘Nederlandse ngo’s liggen massaal aan het infuus van de overheid.’ Deze mythe zingt al een tijd rond in de Nederlandse samenleving en politiek Den Haag. Het klonk ook door in de recente beleidsbrief van minister Klever (PVV) van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. ‘Het doelbewust in stand houden van deze mythe doet afbreuk aan het maatschappelijk draagvlak waaraan de minister zo’n groot belang hecht’, schrijven Charlotte Ariese, Jochem Duinhof en Floris Grijzenhout in deze opiniebijdrage.
Tijdens het debat over haar brief gaf minister Klever aan dat zij “ngo’s niet overeind wil houden, maar ook niet wil laten omvallen”. Dit schetst een beeld van non-gouvernementele organisaties (ngo’s) die collectief te afhankelijk zijn van de Nederlandse overheid. Wie zich verdiept in de materie, komt erachter dat deze mythe geen stand houdt. Het doet ook geen recht aan het betekenisvolle werk dat ngo’s verrichten en de impact die dat heeft voor mensen in moeilijke omstandigheden. Het is daarom zaak deze mythe te ontkrachten.
Miljard
In de gepubliceerde beleidsbrief maakt minister Klever bekend waar de eerste bezuinigingen neerslaan. Van de meer dan tien miljard euro die de komende jaren op ontwikkelingssamenwerking wordt bezuinigd, komt de eerste miljard vrijwel volledig terecht bij Nederlandse ngo’s. Ook gaan nieuwe regels gelden om in aanmerking te komen voor subsidies. Daarbij denkt de minister aan een subsidieplafond van vijftig procent. Internationaal opererende ngo’s mogen maximaal vijftig procent van hun totale inkomsten vanuit de Nederlandse overheid ontvangen. De rest moeten zij zelf opbrengen. Is dit percentage hoger, dan is de afhankelijkheid te groot en wordt er geen subsidie verstrekt.
Het is gerechtvaardigd de vraag te stellen hoe ngo’s zich verhouden tot de Nederlandse overheid en waar de grens ligt qua financiële afhankelijkheid. De overheid heeft een taak in het erkennen en uitdragen dat het met Nederland alleen goed kan gaan als het goed gaat met de wereld om ons heen. Daar staat tegenover dat ngo’s de verantwoordelijkheid hebben om bij te dragen aan het maatschappelijk draagvlak voor hun internationale werk. In de samenleving ligt immers hun bestaansrecht. De term ‘non-gouvernementeel’ betekent letterlijk vertaald zelfs ‘niet behorend tot de overheid’.
Realiteit
Maar daarmee is niet alles gezegd. In de praktijk vervullen ngo’s een belangrijke rol in de uitvoering van overheidsbeleid. Van een al te strikte scheiding tussen ngo’s en overheid kan dus geen sprake zijn. Daarnaast wordt nog regelmatig het beeld geschetst van een sector die collectief aan het overheidsinfuus hangt en als geheel geen draagvlak heeft in de samenleving. Dit beeld doet de realiteit geen recht. Ja, er zijn voorbeelden van ngo’s die voor een groot deel afhankelijk zijn van subsidie. Dat is kwetsbaar, met name voor die organisaties zelf, en daarmee ook voor de mensen die zij bereiken. Het is dus goed om daar kritisch op te zijn en te kijken hoe deze afhankelijkheid verminderd kan worden.
Voor specialistische en kennisgerichte ngo’s is dat echter ingewikkelder dan voor organisaties die op meerdere fronten actief zijn. Niet elk thema is even passend voor succesvolle fondsenwervende activiteiten, terwijl de door de ngo geleverde kennis en expertise wel degelijk belangrijk is voor Nederland en de landen om ons heen. Het is verstandig dat de Nederlandse overheid dit erkent en deze ngo’s financieel ondersteunt om de kennis en expertise te behouden.
Bovendien zijn er heel veel ngo’s die ver onder de beoogde 50 procentnorm blijven. Voor hen is subsidie een waardevolle aanvulling op het werk dat al gedaan wordt. Voor leden van koepelvereniging Prisma, bestaande uit meer dan twintig ngo’s, geldt bijvoorbeeld dat zij gemiddeld voor minder dan twintig procent afhankelijk zijn van subsidie vanuit de Nederlandse overheid, ruim onder de gestelde norm van vijftig procent.
Contraproductief
Daarnaast hanteren veel Prisma-organisaties een plafond voor het percentage inkomsten uit Nederlandse overheidssubsidie. Dit om vrijheid te hebben in de thema’s waarop men werkt. Deze organisaties hebben daarnaast campagnes, kringloopwinkels, vrijwilligersdagen en wat al niet meer om draagvlak te organiseren, mensen mee te nemen in de inhoud van het werk en daarmee ook de inkomstenbronnen te diversifiëren. Het is bemoedigend om te zien hoeveel mensen met liefde en compassie kijken naar de rest van onze wereld. Het is de kunst om hen te blijven mobiliseren.
Het belang dat minister Klever hecht aan het versterken van het maatschappelijk draagvlak voor het werk van ngo’s delen wij. Juist daarom is de mythe over ngo’s die collectief aan het overheidsinfuus hangen contraproductief. Het doelbewust in stand houden van deze mythe doet afbreuk aan het maatschappelijk draagvlak waaraan de minister zo’n groot belang hecht. Draagvlakversterking vraagt om een eerlijk, kritisch, maar ook genuanceerd gesprek over de rol van ngo’s in het Nederlandse buitenlandbeleid. In het belang van mensen die te lijden hebben onder armoede, rampen en conflicten, maar ook om zorg te dragen voor stabiliteit in eigen land. Daarin hebben zowel overheid als ngo’s een onmisbare taak.
Charlotte Ariese is plaatsvervangend directeur bij koepelvereniging Prisma
Jochem Duinhof is politiek adviseur bij ontwikkelingsorganisatie Dorcas
Floris Grijzenhout is politiek adviseur bij ontwikkelingsorganisatie Woord en Daad
Reacties (4)
Ik zie de mythe echter nergens ontkracht worden in dit stuk.
Ik zie in die negatieve verhalen over een ‘subsidie-infuus’ vooral een onterechte diskwalificatie van het werk dat de ngo’s doen. Deels doen ze dat ook nog als uitvoerder van overheidsbeleid, waarvoor de subsidie dus terecht wordt uitgekeerd.
Maar hebben ze die rol vrijwillig gepakt of heeft de overheid ze actief gevraagd om dat te doen.
Waarom zou dat relevant zijn?
(Het antwoord lijkt me trouwens: soms op eigen initiatief en soms op vraag van de overheid.)
En de mythe wordt wat mij betreft op deze twee punten doorgeprikt:
1. Lang niet alle NGO’s zijn grotendeels afhankelijk van overheidsgeld.
2. Er is geen sprake van een eenzijdige afhankelijkheidsrelatie, omdat de overheid ook voordeel heeft van het werk van NGO’s.