Gijs van Oenen wijst in zijn artikel “Liever grondig onderzoek dan snelle sociale media” op een aantal moeizame ontwikkelingen rondom media en democratie. Sommige onderbouwingen zijn begrijpelijk, maar andere zijn volgens mij niet zo scherp. En ook de voorgestelde weg voorwaarts schiet daarom tekort.
Eerst even over de emancipatie. Gijs van Oenen betoogt dat de emancipatie geslaagd zou zijn en dat iedereen nu voor zichzelf kan denken, zonder afhankelijk te zijn van instituties. Het mag dan misschien zo zijn dat we ons los gemaakt hebben van de oude structuren, maar dat wil nog niet zeggen dat de emancipatie is afgerond. Emancipatie is in mijn ogen pas klaar als je naast gelijke rechten ook het vermogen hebt om op gelijk niveau te handelen. Ik denk hierbij aan het woord “handelingsbekwaam”. En ik durf gerust te stellen dan het grootste deel van de Nederlanders nog niet in staat is om verantwoordelijk te handelen ten aanzien van de sturing van dit land. Zo terecht als het in 1957 was dat gehuwde vrouwen voortaan als handelingsbekwaam werden beschouwd, zo onterecht zou het nu zijn als iedereen zomaar met verantwoordelijkheid voor het nationaal belang wordt opgezadeld.
Om deze emancipatie werkelijk geslaagd te laten zijn, moeten niet alleen politici leren werkelijk steeds meer te vertrouwen op het oordeel van burgers, maar moeten burgers ook leren dat voor het nemen van een goede beslissing meer nodig is dan het van je afschreeuwen van frustratie.
En hoezeer Gijs van Oenen ook betoogt dat perfecte procedures dit proces nu zouden ondersteunen, in mijn ogen staat deze versie van democratische participatie nog mijlenver verwijderd van echte participatie. Noch de mogelijkheden om op gelijk niveau de discussie aan te gaan met de politiek, noch de werkelijke acceptatie en adoptie van politici van een oordeel van burgers komend uit een participatie stellen veel voor momenteel. Een van de meest prangende voorbeelden hiervan is het traject Burgerforum voor een nieuw kiesstelsel. Na bijna een jaar interactieve idee-vorming met een zeer brede en enthousiaste groep burgers, werd het advies volledig terzijde geschoven.Het is dus niet zozeer een “last” die burgers nu ineens ervaren aan emancipatie, participatie en interactiviteit als wel een moeizame stap in de ontwikkeling naar werkelijke emancipatie.
In zijn betoog gaat Gijs van Oenen overigens ook uit van het gelijk blijven van de instituten en machtsstructuren in dit land. En dat is jammer. Want juist bij een veranderende samenleving horen nieuwe structuren. Een representatieve democratie zoals die al bijna 200 jaar meegaat in dit land zonder wezenlijke aanpassingen hoort thuis in een museum. Een partijpolitieksysteem dat uitgaat van zuilen kan je er naast zetten.
Het is te vroeg om sociale media te beoordelen
En dat brengt me op de sociale media. Gijs van Oenen betoogt dat ondanks de vele positieve effecten van sociale media uiteindelijk de kloof tussen burger en politiek zal toenemen doordat deze vooral verwachtingen scheppen die niet waargemaakt worden.
Hoewel ik het voor de korte termijn met hem eens ben, zie ik toch een heel andere toekomst. De afgelopen tien jaar waren representatief voor de opgeschroefde verwachtingen ten aanzien van directe politieke participatie en de bijkomende teleurstellingen. Debat werd geschreeuw en de interessante participatieprocessen verlepten bij gebrek aan goede deelnemers of aan continuïteit vanuit het bestuur. Dit laatste is vooral van toepassing op de talloze gemeentelijke initiatieven met betrekking tot inbreng van burgers bij de beleidsvorming.
Maar om nu te zeggen dat de sociale media hun verwachtingen niet waar zullen maken is hetzelfde als in begin jaren ‘60 een voorspelling doen over de impact van tv. Het lastige in deze discussie is dan ook dat de opvallende voorbeelden (veelal negatief) het beeld domineren van de impact van sociale media, zoals indertijd met de opstand tegen de inentingen van jonge meisjes tegen baarmoederhalskanker, terwijl de stille trends weinig aandacht krijgen.
Twee aspecten daarvan ligt ik nader toe. De eerste betreft het geheugen en geduld van sociale media. Daar waar we vroeger afhankelijk waren van dagelijks een nieuwe krant of tv-uitzending, hebben we nu de beschikking over een archief dat we zelf beheren. En dat schept een andere dynamiek. We kunnen nu zelf lang aandacht houden bij een onderwerp en iedereen kan altijd bij die informatie. De rol van de journalistiek als dagelijks doorgeefluik is daarmee minder groot geworden. En juist omdat alles beschikbaar blijft, is ook werken met geduld mogelijk, iets wat Gijs van Oenen juist zo op prijs stelt. Dossiers opbouwen en aanhangers verzamelen is niet afhankelijk van de waan van de dag of een vermelding in de krant. Nieuwe groepen mensen verzamelen zich rondom thema’s waar ze vroeger alleen via een politieke partij of vakbond tot actie gekomen waren. En de groepen die zich langs deze weg organiseren begrijpen dat het niet een harde snelle schreeuw is die het roer doet omgooien, maar wel het langdurig en inhoudelijk aandacht aan iets besteden.
Twitterende politici herstellen het vertrouwen in de politiek
Het tweede aspect betreft de nieuwe generatie politici. Het gaat hier dan niet om de politici die van hun PR-mensen een blog moeten nemen of een twitter-account moeten openen. Zelfs als ze dat goed doen, zijn ze nog niet echt onderdeel van de social media-groep.
Het zijn de politici die al dagelijks actief waren op fora, blogs en de hyves-achtigen die nu verschil gaan maken. Zij weten waar welke inhoudelijke discussies plaatsvinden en volgen die. En ze volgen het niet alleen, ze gebruiken het ook in de uitvoering van hun taak. Voor hun is niet langer alleen van belang of iets op de voorpagina van de Telegraaf staat. Voor hun is ook van belang wat over iets de afgelopen maanden en jaren op bepaalde plaatsen online geschreven is. Het zijn ook vaak deze politici voor wie interactie op plaatsen als Twitter bijna een tweede natuur is. Daardoor vervallen ze niet in de zendfout en beperken ze zich niet tot de periodes voor de verkiezingen. Nee, ze zijn er altijd, dag en nacht. En ze gaan echt de interactie aan. En omdat ze echt de interactie aangaan, zijn ze ook beïnvloedbaar. En dat wordt gewaardeerd.
Het is niet spectaculair omdat het over invloed over langere tijd gaat, maar invloed is het. En je hoeft maar een paar keer te zien dat een politicus met zijn of haar onlinebagage een bepaalde richting op gaat en je vertrouwen in de politiek neemt enorm toe.
En daarmee kom ik op de aanbeveling van Gijs van Oenen om een grotere rol aan onderzoek toe te kennen. Die kan ik eigenlijk alleen maar ondersteunen, ook al zijn er meer structurele wijzigingen in het politieke bestel nodig. Maar een onderzoeksdemocratie moet niet slechts werken met politici en deskundigen. Zij moet deze weten te combineren met de kracht van sociale media, zodat maximale participatie mogelijk is van iedereen die zich betrokken voelt bij een onderwerp. Het zal dan snel blijken dat er veel meer mensen met interessante inzichten deelnemen aan de onderzoeken en dat diezelfde mensen hiervoor ruim de tijd zullen nemen.
Het zullen interessante tijden worden. Maar we moeten nog veel leren.
Mocht u nog iets meer diepgang willen in deze discussie, dan raad ik u aan het oorspronkelijke stuk van Gijs van Oenen te lezen op de website van de RMO waarin hij waarschuwt voor ‘interactieve metaalmoeheid’. Klik op de link ‘essay’.
Reacties (4)
zeau, dat zijn veul woorde! * gapen doet *
Goed stukkie steeph.. hoewel ik niet verwacht dat “iedereen” zal emanciperen zie ik wel een “beleidsbepalende internet-klasse” ontstaan die het begrip participatie inhoud kan geven.. ik ben dus eigenlijk ook wel optimistisch
Hallo Steeph,
Toch denk ik dat je ook op kortere termijn goede resultaten kunt behalen met social media. Het gaat er daarbij vooral om dat je allereerst goed kijkt naar wat je (communicatie)doel is en daarna kijkt waar je doelgroep online actief is. Veel te vaak denken organisties wat mij betreft direct in het zelf opzetten van social media kanalen. Waarom niet aansluiten bij goedlopende bestaande platforms?
Bij het verbeteren van participatie dmv inzet van social media moet er vanaf het begin helder gecommuniceerd worden op welke trede van de participatieladder de burger meedoet.
Een ander zeer belangrijk punt is het maken van een goed plan, waarbij er o.a. aandacht is voor de redactie/webcare van het geopende kanaal.
Daarnaast zijn (met gratis tools) de resultaten van inzet vrij goed te meten. En dan niet alleen het aantal volgers, maar vooral of uitingen negatief, neutraal of positief zijn.
Voor de gemeente Nijmegen heb ik een adviesrapport geschreven over dit onderwerp. Als je wilt kan ik je wat info doen toekomen!
Vriendelijke groet,
Gert Goossens
@Gert: Dat denk ik ook wel. Alleen is dat op dit moment nog wat minder waarschijnlijk.
Daar komt bij dat een van de essentiele zaken (zoals in het echte leven) bij social media ook vertrouwen is. En die komt niet zomaar. Je kan een technisch perfecte oplossing hebben, maar het duurt even voor mensen het fenomeen en de andere mensen vertrouwen. Dat is een opbouwproces waar soms wel een jaar of twee overheen kan gaan.
Een van de redenen dat veel participatieprocessen stranden is het gebrek aan geduld (bij de mensen die het project trekken of bij de bestuurders).