RIJK WORDEN is toch zoooo SIMPEL!

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol
,

Deze bijdrage aan het open podium is van Adriaan_KoremanOoit was er alleen ruilhandel. Een geit tegen vijf kommen bonen of tegen een mud aardappelen. Maar dat gaf een heel gesleep. Al gauw werden andere dingen die men graag wou hebben populairder als ruilmiddel zoals mooie schelpjes e.d. Dat was compacter. En nog een groot voordeel was dat je die zaken beter kon bewaren. Opsparen! Oppotten!
Maar zoals een groot filosoof regelmatig beweert en we straks zullen zien: Elk voordeel heeft z’n nadeel!
Nog beter als ruilmiddel functioneerden edele metalen als zilver en goud, want dat materiaal was beter deelbaar in vaste (kleine) hoeveelheden, waarvan je munten kon maken. Maar dieven en inbrekers lagen altijd op de loer. Dus kon je je goud beter bij een goudsmid in de kluis leggen, die je er een tegoedbon voor gaf. Die tegoedbonnen kon je dan gebruiken als betaalmiddel. Maar die goudsmeden merkten al gauw dat men toch nooit om het goud kwam vragen, zolang men dacht dat het wel goed zat met die bonnen die men als ruilmiddel gebruikte. De goudsmeden konden dus best meer tegoedbonnen uitgeven, tegen een mooie rente, dan dat er aan goud in de kluis lag. De slechten gaven leningen uit zonder onderpand. De ‘eerlijke’ goudsmeden gaven alleen tegoedbonnen voor goud uit als er een deugdelijk onderpand werd gegeven. Bijvoorbeeld juwelen of andere zaken. Maar helemaal eerlijk was natuurlijk ook dat niet. Want een tegoedbon geven voor goud, terwijl je in je kluis parels, robijnen en saffieren als onderpand hebt liggen, is niet in de haak. Toen bijvoorbeeld de ‘cultivee’ parel werd bedacht en robijnen en saffieren kunstmatig konden worden gemaakt, daalde de waarde van zo’n onderpand en was er niet genoeg dekking voor al die tegoedbonnen die waren uitgegeven. En sinds die tijd is er nooit meer iets veranderd. Mensen zetten hun geld op een spaarrekening op de bank. Ze krijgen een paar procent rente en de bank belegt het geld in aandelen, obligaties, pandbrieven, vastgoed of wat dan ook. Al sinds mensenheugenis hebben we goede tijden waarin alles meezit en de bomen tot in de hemel lijken te groeien. Maar we kennen ook slechte tijden waarin niets lijkt te lukken. Jawel! Zeven vette en zeven magere jaren. In de vette jaren stijgen de beurskoersen en is de waarde van de beleggingen veel hoger dan het tegoed dat de spaarders bij de bank hebben. De bankier slaat zichzelf op de borst en geeft zichzelf vette bonussen. Maar oei oei. Opeens keert de wind en beurskoersen halveren of erger. Dan is de waarde van die beleggingen niet meer voldoende om het geld van de spaarders te garanderen. Als die er lucht van krijgen komen ze hun geld halen en aangezien dat er niet is, gaat de bank failliet. Sinds de tijd van de goudsmeden is er dus niets veranderd. Ook toen al kwamen mensen die hun tegoedbonnen wilden inleveren om hun goud te ontvangen, tot hun schrik tot de ontdekking dat dat goud er helemaal niet was.
Daarbij blijkt ook telkens weer dat bankiers het qua beleggen helemaal niet zo goed doen. Als het erom gaat om rommelhypotheken of Griekse staatsleningen te kopen, staan ze altijd voorop. Een klein beetje huiswerk doen en goed kijken of dat wel safe is, is er niet bij. Van het gezegde ‘Men moet een strooien hoed in de winter kopen’ hebben ze nog nooit gehoord.
Toen de koers-winstverhouding van de AEX in 1980 een factor 6 was en aandelen spotgoedkoop waren, wilde niemand ze hebben. Maar toen de verhouding in 2000 maar liefst 30 was en aandelen dus bespottelijk duur waren, stond iedereen te dringen om ze te kopen. Rond 1980 stond de goudprijs op 600 dollar per troy ounce, wat voor die tijd duur was, maar iedereen wilde goud hebben. In 2000 stond die prijs op 270 dollar per troy ounce en niemand wilde het hebben. Nu staat het goud op 1600 en iedereen wil het weer hebben. Wijs genoeg om te kopen als iets goedkoop is en te verkopen als het duur is, is slechts een enkeling. Als je in 1980 je spaarcentjes in een breed aandelenfonds (OBAM, ROBECO, AEX tracker) had gestoken, had je je geld in het jaar 2000 verzestienvoudigd. Als je je centjes dan in 2000 in goud had gestoken had je je geld nog eens verzesvoudigd. In totaal dus verhonderdvoudigd. Een waarde van toen 10000 euro zou nu een miljoen zijn. En daar had je niets voor hoeven doen. Zo gemakkelijk is het om rijk te worden. Kopen als het goedkoop is en verkopen als het duur is. Precies het juiste moment kiezen valt natuurlijk niet mee. Er gaat geen bel! Maar zo heel moeilijk is het ook niet. Een lange termijn visie en je centjes verdelen tussen aandelenfondsen, grondstoffenfondsen, vastgoedfondsen, edele metalen etc. Dan googelen op ‘historische grafiek koers-winstverhouding’ of ‘goudprijs’ of ‘grondstoffen’ of wat dan ook en datgene bijkopen wat goedkoper wordt en hetgeen verkopen dat duurder wordt. Zonder enige twijfel de beste manier om het veel beter te doen dan het gemiddelde. Een tip wat nu goedkoop is? Wel …. De koers-winstverhouding van de AEX ligt op ongeveer 11. Dat is niet zo goedkoop als de 6 van 1980. Maar in 1980 was de lange rente meer dan 11 %. En een hoge rente is slecht voor aandelenprijzen. Dus als je de extreem lage rente van nu bekijkt ten opzichte van de koers-winstverhouding van 11, zijn aandelen nu eigenlijk best goedkoop. Een deel van je centjes in aandelen en de rest in kortlopende Duitse of Nederlandse staatsobligaties tot de rente weer stijgt, lijkt nog zo stom niet. Als de koers-winstverhouding onder de 10 komt, is er dan een mooie gelegenheid om bij te kopen.

Het is natuurlijk misdadig om spaarders een tegoed in geld te garanderen terwijl dat geld er helemaal niet is. Het is maar zeer de vraag of bepaalde beleggingen nu of later de waarde van al dat spaargeld wel hebben. Net zoals vroeger de goudsmid nooit goudbonnen had mogen geven voor juwelen in onderpand. Hij had participaties moeten geven in een juwelenfonds. Als de prijs van juwelen dan steeg, had men met die participaties ook een mooie winst kunnen maken. Precies zo hadden banken de spaarders nooit tegoeden mogen garanderen in geld. Ze hadden participaties in beleggingsfondsen moeten uitgeven. Maar een bankier vindt het natuurlijk leuker om spaarders af te schepen met een paar procent rente en zelf in goede tijden de grote winsten binnen te harken. Met participaties zou niet de bank, maar de spaarder mooie winsten behalen. In slechte tijden zou de waarde van die participaties kunnen dalen, maar dat is eerlijker dan in goede tijden de grote winsten aan de banken te laten, terwijl in slechte tijden de belastingbetaler voor de tekorten mag opdraaien.

Geld is drie dingen. Het is een maat van waarde. Het is een reserve, een spaarmiddel. En het is een ruilmiddel. Dat ons huidige geld als spaarmiddel niet functioneert, hebben we hierboven kunnen zien. Geld garanderen dat er niet is, is onzin. Waarde op spaarrekeningen mag alleen uitgedrukt worden in participaties van die zaken waarin het belegd is. En geld op betaalrekeningen moet er gewoon zijn. Een bank moet het totale tegoed van zijn rekeninghouders op rekening bij de Centrale Bank (ECB, FED of wat dan ook) hebben staan.
Als maat van waarde kan ons geld best goed functioneren, zolang ervoor gezorgd wordt dat de inflatie niet te hoog wordt. Maar zelfs dat lukt vaak niet. Overheden geven (soms door nood gedwongen) meer geld uit dan ze binnenkrijgen en er ontstaat meer koopkracht dan dat er producten zijn. Niet zelden met een gierende inflatie als gevolg.

Maar als ruilmiddel is geld zoals wij het kennen al helemaaaaaaaaal ongeschikt! In goede tijden gaat het allemaal wel. Dan worden leningen verstrekt tegen mooie rentes, worden er van die leningen investeringen gedaan en wordt er geconsumeerd. Al met al genoeg ruilmiddel dat circuleert. Geld moet rollen. Precies! Maar in slechte tijden ziet men geen investeringen die een mooi rendement kunnen opbrengen en stagneert de boel. Nieuwe leningen worden niet verstrekt. Oude leningen worden terugbetaald of afgeschreven. En er wordt minder geconsumeerd. Steeds minder ruilmiddel in circulatie. Oplopende werkloosheid en vaak grote armoede. Geld wordt nu eenmaal niet uitgeleend als er geen rente voor betaald wordt. Maar daardoor is het als ruilmiddel ongeschikt. Geld moet blijven rollen. Ook in slechte tijden. Juist in slechte tijden!
Werk is er altijd zat. Als er goedkoop geld beschikbaar is kunnen er huizen gebouwd worden die wel toegankelijk zijn voor starters. En er kunnen grote windmolenparken gebouwd worden. En iedereen kan zonnecollectoren op zijn dak plaatsen. En we kunnen raapzaad en suikerbieten verbouwen om bio-diesel en bio-benzine te produceren, zodat we langer met onze gasbel toekunnen. Maar ja ….. met geld zoals we het nu kennen lukt dat allemaal niet. Het rendement van die activiteiten is te laag. Dus laten we de werklozen armoe lijden en voeren we al dat nuttige werk niet uit.

Om in slechte tijden het geld te laten rollen en die werklozen aan het werk te helpen, is dus goedkoop geld nodig. Geen leningen met 5 % rente, of 3 % of zelfs 1 %. Voor zonnecollectoren of windmolenparken zal men misschien slechts 85 % kunnen terugbetalen van het geld dat men ervoor leent. Over 10 jaar is dat dus een negatieve rente van zo’n 2 % per jaar. En tsja … wie leent er nou geld uit tegen een rente van min 2 % per jaar? Antwoord: De Centrale Bank! Die kan een private bank een lening verstrekken die in een tijdsbestek van 10 jaar slechts 80 % terugbetaalt. Dan kan die private bank het weer uitlenen aan bedrijven of particulieren tegen bijvoorbeeld 83 % terugbetalen in 10 jaar. Maar ja … Dan blijft de Centrale Bank met een tekort van 20 % zitten. Dat is niet zo’n ramp, maar het kan de inflatie aanjagen. Nou ja …. Ook dat is geen probleem. De Centrale Bank kan over de tegoeden die private banken daar hebben een belasting heffen van bijvoorbeeld 0,5 % per maand. De private bank belast dan bijvoorbeeld 1 % per maand door aan haar rekeninghouders en iedereen is weer blij.
NIET de rekeninghouders! zult u zeggen. Maar bedenk dan dat als andere belastingen verlaagd worden, zodat er in totaal niet meer betaald wordt dan voorheen, het voor de rekeninghouders niet uitmaakt. En dat kan gemakkelijk omdat die dan niet opdraaien voor alle kosten die werkloosheid veroorzaakt.
Mensen zullen hun geld niet op een rekening laten staan, maar het liever contant houden! zult u zeggen.
Dat hoeft geen probleem te zijn. Als een geld-automaat geld uitgeeft waarop nummer van uitgevende bank en datum geprint staan, kan degene die het geld opneemt voor de eerste maand belast worden en degene die het later weer inlevert voor de overige maanden. Ook in muntgeld kan dat gestanst worden. Maar betalen met pin, chip, creditkaart of zelfs mobiele telefoon is natuurlijk handiger. De Centrale bank heeft dan dus slechts twee taken:
1. Geld uitlenen aan private banken tegen welke rente ze maar kunnen krijgen om werkloosheid laag te houden.
2. Een negatieve rente heffen over de tegoeden die banken bij haar hebben om inflatie laag te houden.

En laten we wel wezen: In de tijd van de ruilhandel was het ruilmiddel ook niet geschikt om op te potten. Een geit vreet je arm zolang je hem niet kan wegruilen! Bonen liggen te verrotten zolang je ze niet kunt wegruilen! Je aardappelen liggen uit te lopen zolang je ze niet wegruilt. Een ruilmiddel moet gelijkwaardig zijn aan hetgeen je ermee moet ruilen. Als produkten en arbeid verloren gaan als ze niet gebruikt worden, moet het ruilmiddel ook aan waarde verliezen als het niet gebruikt wordt.
En een grote troost: In goede tijden hoeft niet tegen negatieve rente worden uitgeleend en krijgt de Centrale Bank positieve rente van de private banken. Dan betaalt de rekeninghouder dus niets. Alleen in slechte tijden kan dat zo moeten zijn, maar die zullen korter duren dan nu, omdat het geld zal blijven rollen en stagnatie wordt voorkomen.
http://www.digigeld.webklik.nl

Reacties (1)

#1 Marnix

Een woord: Tussenkopjes

Voor de rest bruikbare informatie, bedankt