RECENSIE - Ik moet bekennen dat de naam Jim Taihuttu niet direct een belletje bij me deed rinkelen. Even vreesde ik dat Habbekrats een reclamebureau van twee snelle jongens was, en dat ik drie uur lang hol gezever zou moeten aanhoren.
Niets van dat alles. Habbekrats is vooral het vehikel waarmee Victor & Julius Ponten en multitalent Jim Taihuttu hun dromen realiseren. Je kunt er slechts jaloers op worden. Ik ben dat in ieder geval wel.
Jan Cremer
Een sleutel tot dat succes is de levensfilosofie die Taihuttu geleerd heeft van Jan Cremer: Trek je eigen plan. Laat je dromen niet afpakken door grijze muizen. Alles kan. Maar je moet het wel zelf pakken, want het wordt je niet opgediend. Leef assertief. Een fragment uit 1967 van Cremer op Coney Island, New York vormde de illustratie.
Waar Taihuttu echter iemand bewonderde die de draak stak met de Hollandse spruitjesmentaliteit, waar je kop eraf gaat als je die boven het maaiveld uitsteekt, zag ik een bluffer die de schone schijn ophield over zijn goedlopende projecten, loog over de reclameborden ter plaatse die hij zou hebben gemaakt en over het boek dat hij zogenaamd onlangs had uitgebracht “onder andere namen.” Een patjepeeër die een sigaar uitdeelde om te laten zien hoe goed hij wel boert.
Voor iemand die zo hamerde op echtheid, viel het me tegen dat Taihuttu hier niet doorheen prikte. Bewondering maakt blind, zullen we maar zeggen.
Immigrantenkinderen
Taihuttu kreeg het boek ‘Ik, Jan Cremer‘ op zijn vijftiende van zijn vader, een half-Molukse bonvivant, die het zelf op zijn zeventiende las.
Pappa Gino Taihuttu blijkt een rockgitarist. Zijn metalband Gin on the Rocks won in 1985 zelfs de Grote Prijs van Nederland. Daar kregen we geen beeld van, wel een impressie van het open huis dat de familie Taihuttu bewoonde, waar kinderen van alle kleuren over de vloer kwamen, en iedereen binnenliep.
Onderwijl kregen we een inkijkje in de segregatie van Venlo, waar de blanke kinderen langzamerhand uit Jims klassen verdwenen. Niemand heeft z’n kind graag op een ‘zwarte’ school.
Al gauw ging het over de verschillende werelden waar een immigrantenkind deel van uitmaakt en zich overeind moet zien te houden. Molukkers, Marokkanen, Italianen in de VS. Overal maakt de tweede generatie in zekere zin hetzelfde door. Het punt werd even later fraai geïllustreerd door Mean Streets van Martin Scorsese, over Italiaans-Amerikaanse jongens die de misdaad zien als een snelle route naar een leven van luxe en avontuur.
Molukse wortels
Er werd gesproken over de pijn van de Molukse gemeenschap. Over mannen die na de politionele acties werden beroofd van hun rang uit de KNIL en weggestopt in voormalige concentratiekampen. Een grief die de aanleiding vormde voor de Molukse kapingen van de jaren ’70; over het leed van de tweede generatie gesproken.
Bij de Taihuttu’s thuis was men daar echter minder op gefocust als bij andere Molukse gezinnen. “Toen mijn opa naar Nederland kwam was hij al een tiener”, verklaarde Taihuttu. “Net als mijn vader later, trouwde hij met een Nederlandse vrouw. Ook in de Molukse gemeenschap was dat not done.”
Toch had hij de behoefte gevoeld om Indonesië op te zoeken, en durfde hij niet naar de Molukken te gaan uit schaamte dat hij de taal niet sprak. Taihuttu had er dingen herkend. Kleine dingen. De wijze waarop mensen lachen, het eten, een ketting van schelpen aan de deurpost. “Dit hoort ook bij mij”, had hij beseft. Hij was op zoek naar zijn wortels.
Het persoonlijke is tevens politiek voor Taihuttu. Hij was nu bezig met research voor een film “over een jongen die na de oorlog als soldaat naar Indië gaat.” De politionele acties. Veel mensen beseffen niet dat Nederland 200.000 man heeft uitgezonden om Indonesië te behouden voor het Koninkrijk, doceerde de regisseur bevlogen. “Indonesië is een ongelofelijk rijk land. Het werd hier in Nederland gezien als noodzakelijk voor de wederopbouw.”
Film
Het was een verhaal waarvan hij meende dat het meer aandacht verdiende. Daarom maakte hij ook films als Rabat en Wolf. Films over migrantenkinderen en jongens van de straat. Hij had al doende zijn stijl gevonden. In zijn eerdere korte films, had hij getracht de Hollywoodglamour te imiteren, maar inmiddels was hij erachter dat dat niets voor hem was.
Het ging hem om echte verhalen, verhalen die hij zelf mee kon voelen, met situaties, karakters en dialogen die aanvoelen als écht. Daarvoor moest je ook dialogen weg durven gooien of een scène anders spelen, als het niet klopt.
Taihuttu toonde een fragment uit Caïds des Cités (2011) een documentaire over allochtone bendes uit de Franse voorsteden. Over kruimeldieven die zich door de film Heat lieten inspireren om een miljoenenoverval op een geldwagen op te zetten. “Als het werkelijk is gebeurd, dan weet je dat het echt kan.” De ironie dat die jonge criminelen hun inspiratie halen uit fictieve films (Heat, Scarface) ontging Taihuttu blijkbaar.
Method acting
Vanuit zijn streven naar authenticiteit is Taihuttu ook een voorstander van method acting. Hij eist van zijn acteurs dat ze in de huid kruipen van hun personages, dat ze tot het gaatje gaan. Zoals Marwan Kenzari die voor zijn rol als criminele kickboxer in Wolf twee jaar lang trainde, rondhing met foute gasten en in trainingspak met blikje energydrink rondslenterde door Amsterdam. En zoals Robert DeNiro in Mean Streets: “Als je hem in die film hoort praten, dan denk je: dat figuur leen ik geen geld.”
Mocht hij ooit een film over drugsgebruik maken, dan zou hij niet alleen van zijn acteurs verwachten dat ze een lijntje trokken, hij zou dat zelf ook doen. “Anders weet je toch niet waar je het over hebt?” Taihuttu vreesde uit de context gerukte citaten in de kranten.
Straat
Het was ook wat hem stoorde aan de taskforces die werden opgezet om tieners van de criminaliteit af te houden en adolescenten er uit te halen. Hij had contact met burgemeester Van der Laan, was ook wel eens uitgenodigd om zitting te nemen in zo’n goedbedoelde adviescommissie. Die bleek te bestaan uit veertigers en vijftigers zonder enige voeling met de jongeren waar het om gaat of hun leefwereld. Taihuttu hield het na twee bijeenkomsten voor gezien.
Hij toont een rapsessie van Mocro Maniac. “Die jongen is van Van der Laans top 600 overlastgevers gegaan naar de muziektop 40. Had je die jongen op zijn vierde een trompet gegeven, dan had hij nu gespeeld op het North Sea Jazz-festival.”
Er zit blijkbaar een politiek aspect aan Taihuttu’s werk. Hij wil in al z’n kwetsbare rauwheid een vezel van de maatschappij tonen, voorbij de abstracties van cijfers en krantenberichten. Zonder oordeel, maar niet zonder engagement. “Laatst twitterde iemand dat ze met de hele deelraad naar Wolf was geweest. Kijk, dan heb je het gevoel dat je iets hebt bereikt.”
Zolang het maar echt is.
Beeld: Eftihia Stefanidi, cc Flickr
Reacties (6)
… Een patjepeeër die een sigaar uitdeelde om te laten zien hoe goed hij wel boert.
Kan zijn maar dat is wel 50 jaar geleden. Ik kan me voorstellen dat is vervaagd en indien niet dan nog kun je Cremer bewonderen om zijn vermogen zich zo op te stellen tussen spruitjes.
Dat alleen al is/was moeilijk.
Dat alleen al verdient waardering zo niet bewondering.
Al heb ik op zich grote problemen met bewondering.
Bewondering is een foute emotie.
Prediker:
Volgens mij prikte hij er wel doorheen, hoor. Hij zei toch ook dat het maar een act was van Cremer.
@2 – Ja, maar Taihuttu bewonderde die act. Hij zag het als een manier om de mensen thuis eens lekker te fokken.
Ik kan het als weinig anders zien dan een pose om de schone schijn van de geslaagde jongen uit te hangen. En dat weet bij mij vooral ergernis op te wekken.
@3:
Wel met een dikke knipoog, toch? Tongue in cheek. Cremer speelt in het fragment duidelijk een karikatuur van iemand die zich beter voordoet dan hij is.
Bij jou werkt het dus, dat fokken ;-p
@4 – Speelt hij die karikatuur, of ís hij die karikatuur?
Ik weet verder niets van Cremer, maar op mij komt het niet over alsof hij een Andy Kaufman uithaalt; veeleer alsof hij de facade op tracht te houden dat het hem zo voor de wind gaat in New York.
Goed, is verder ook weer niet zo belangrijk. Het was maar een onderdeeltje van de avond, en ik kon Taihuttu’s bewondering voor ’s mans levensfilosofie wel navoelen.
Het fragment sloeg in mijn oren een valse toon en ik vond het opvallend dat Taihuttu die niet waarnam, dat is alles.
@5:
Allebei natuurlijk, en hij weet het. Dat maakt het juist zo grappig. Hij speelt met het beeld dat anderen van hem hebben.