LONGREAD - Racisme is een complex en veelzijdig verschijnsel dat goed moet worden begrepen wil het effectief bestreden worden. Allereerst is het nodig het verschijnsel goed te definiëren. Dat blijkt wel uit de vele discussies met alle gevoeligheden van dien en misverstanden die het steeds weer oproept. Het is van belang een uitgewerkt begrip van racisme te hanteren. Ik ga in dit stuk in op racisme en de recente geschiedenis van het antiracisme, in de hoop op inspiratie voor een vernieuwde beweging.
Racisme is een complex en veelzijdig systeem van dominantie en uitsluiting dat sociale ongelijkheid tussen verschillende etnische groepen teweegbrengt. Dit systeem wordt in de geschiedenis en in verschillende samenlevingen steeds opnieuw ge(re)produceerd door de praktijken van dominante groepen, inclusief hun discours, en door gedeelde beelden die de werkelijkheid betekenis geven. In mijn opvatting verwijst racisme niet alleen naar openlijke en gewelddadige vormen van sociale overheersing maar ook naar meer indirecte en subtiele vormen zoals die naar voren komen in dagelijkse praktijken en naar meer structurele vormen die bedoeld of onbedoeld discriminerend uitwerken. Hierbij is het ook belangrijk op te merken dat racisme niet moet worden gezien als een eigenschap van individuen maar eerder als een dynamisch, voortdurend veranderende (ideologische) dimensie van sociale praktijken; daaronder versta ik ook discursieve praktijken zoals die naar voren komen in politieke debatten en de media. Een moreel appel schiet dan ook tekort als het erom gaat racisme tegen te gaan.
Vier domeinen
Racisme verandert met de tijd en met de politiek-economische en sociaal-culturele omstandigheden waarin het voorkomt. Racisme is niet altijd en overal hetzelfde maar neemt verschillende vormen aan, met verschillende effecten en verschillende relaties met andere discriminerende structuren zoals bijvoorbeeld met seksisme of met discriminatie naar klasse. Zo zijn de veronderstelde genetische verschillen die in het racistische discours van voor de wereldoorlog een belangrijke rol speelden nadien vervangen door (vaak veronderstelde) verschillen tussen culturen, naties en religies.
Vervolgens is het belangrijk te bezien waar racisme zich manifesteert: vier belangrijke domeinen komen dan in zicht:
- alledaags racisme – van de ene burger tegen de ander;
- elite racisme – denk maar aan uitlatingen in krantencolumns, de politiek, sommige wetenschappers en essayisten;
- institutioneel racisme – in onderwijs, op de arbeidsmarkt;
- politiek georganiseerd racisme – extreemrechts en populistische partijen – een domein waar we tegenwoordig veel mee te kampen hebben.
Hoe herkennen we racisme?
Racisme gaat over macht en uitsluiting, over polarisatie tussen groepen van verschillende herkomst, waarbij aan hun onderlinge verschillen een schijn van natuurlijkheid wordt gegeven – het sociale of politieke wordt vervangen door het culturele dat ‘van nature’ vanzelfsprekend zou zijn. Het gaat steeds om verschillen, biologische of culturele, of om een onontwarbare mengeling daarvan, en de vermeende gevolgen. Een andere belangrijk gegeven – een veel voorkomend patroon – is de ontkenning of bagatellisering van het verschijnsel, door het te beschouwen als een incident, een individueel probleem van een ontspoorde burger in plaats van als een structureel sociaal probleem dat constante aandacht vergt. Dit gebeurt ook door racisme weg te definiëren als uitsluitend betrekking hebbend op biologische verschillen in huidskleur en dergelijke. Het is dan ook niet eenvoudig gebleken om dit verschijnsel op de publieke agenda te krijgen en te houden en er is een niet aflatende strijd gaande rond de erkenning ervan.
Etnische discriminatie is na de Tweede Wereldoorlog als maatschappelijke praktijk onlosmakelijk verbonden geweest met de postkoloniale trek en arbeidsmigratie naar westerse landen. De groepen die doelwit zijn, en de inhoud en intensiteit van vooroordelen en discriminerende gedragingen zijn in de loop van de afgelopen halve eeuw aan verandering onderhevig geweest. Soms verschoof de aandacht van de ene naar andere groepen. Zo waren in Nederland in de jaren zestig overwegend de Zuid-Europese gastarbeiders voorwerp van discriminatie, in de jaren zeventig de Surinamers en later vooral de Marokkanen, Turken en asielzoekers. Dan weer vond een herdefinitie plaats, of werden de discriminatiegronden verschoven maar niet de groepen. In plaats van nationaliteit, etniciteit of verblijfstatus – bijvoorbeeld als vluchtelingen – werd religie steeds meer als het meest bepalend gezien voor de groepsidentiteit. Zo werden Turken en Marokkanen, Somaliërs en Afghanen – of ze het nu zijn of niet en hoezeer ze ook verschillen in de beleving van hun religie – tot ‘moslims’.
Dynamiek
‘Dit nooit meer’ is het motto geweest dat burgers in Europa, van links tot rechts, tot ver na de Tweede Wereldoorlog heeft gemotiveerd om weerstand te bieden tegen de gevaren van fascisme, racisme en discriminatie. Antidiscriminatiebeleid is in Nederland in de afgelopen vijftig jaar in het verlengde hiervan geleidelijk verankerd in wet- en regelgeving. Toch staat dit de afgelopen tijd sterk onder druk , vooral van een groeiende islamofobe ideologie, sinds het bondgenootschap dat regeringspartijen aangingen met de PVV in de vorige Kabinetsperiode – het bondgenootschap werd beëindigd maar de residuen bleven achter. Tegelijkertijd is duidelijk dat het al langer flink schort aan de politieke erkenning van racisme als een structureel verschijnsel in de Nederlandse samenleving. Racistisch geweld wordt vaak niet als zodanig onderkend, gebagatelliseerd en weergegeven als een incident of een individueel probleem van een ontspoorde burger in plaats van als een structureel sociaal probleem dat constante aandacht vergt. Als we kijken naar de geschiedenis van de afgelopen decennia dan zien we de volgende dynamiek : racisme komt in de publieke aandacht bij ernstige incidenten of bij opleving doordat extreemrechtse organisatievorming grotere vormen aanneemt. Dit was het geval in het begin van de jaren ’80 en in het begin van de jaren ’90. We zagen de groei van incidenten en extreemrechts, een reactie daarop van de actiebeweging die zich roerde in protestacties, lobby’s en pleidooien, de politiek voelde zich geroepen om beleid te voeren, dan wel voorzieningen in het leven te roepen – institutionalisering volgde – waarna de aandacht weer wegebde.
Acties
Tegen het eind van de jaren zeventig, begin jaren tachtig werd Nederland vaker geconfronteerd met discriminatie, de opkomst van extreemrechtse partijen en met racistisch geweld. Racisme werd steeds meer beschouwd als een hardnekkig sociaal probleem. De Nederlandse Volks Unie (NVU) was steeds actiever geworden, de Centrumpartij kwam op, Janmaat veroverde Kamerzetels; Kerwin Duinmeijer werd vermoord. In het maatschappelijk middenveld werden acties en campagnes gevoerd en organisaties gevormd, vaak op initiatief van migrantenorganisaties: oprichting van antifascisme comités, zogenaamde Comités van Waakzaamheid (een benaming die nog stamde uit de jaren ’30) en hun samenwerkingsverbanden (ik noem het Amsterdams Initiatief tegen Racisme en Fascisme, waarin joodse en migrantenorganisaties samen optrokken). In steden, dorpen en buurten ontstonden antiracismecomités en vonden er grote demonstraties plaats. In december 1980 bijvoorbeeld demonstreerden in Amsterdam 15.000 mensen vanaf de Dokwerker naar de Jaap Edenhal. Aan Fietsen tegen Racisme enkele jaren later namen honderden mensen deel in het hele land. Er werd een beweging Jongeren tegen Racisme opgericht en SOS Racisme International met de actie ’Ne touche pas a mon pote ‘(kom niet aan mijn maatje) deed ook hier ten lande van zich spreken. De overheid bewoog mee – vaak onderdruk van politiek toegewijde Kamerleden die zaken op de agenda te krijgen. In de eerste jaren na de invoering van de strafwetgeving tegen discriminatie in de jaren ’70 waren er nauwelijks gerechtelijke uitspraken. In 1983 werd het principe van gelijkheid en het verbod van discriminatie grondwettelijk verankerd in artikel 1 van de Grondwet: alle burgers van Nederland dienen in gelijke gevallen gelijk worden behandeld. Discriminatie op basis van religie, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op andere gronden werd grondwettelijk verboden. Vanaf de jaren tachtig werd daarnaast een gesubsidieerde infrastructuur ontwikkeld van organisaties en meldpunten tegen discriminatie. Op niveaus van instellingen, in arbeidsorganisaties, onderwijs en media werd beleid ontwikkeld om discriminatie actief tegen te gaan.
Zo’n opleving is eveneens zichtbaar in het begin van de jaren ’90: Janmaat keerde na een aantal jaren afwezigheid terug in de Kamer, en ook in de Amsterdamse gemeenteraad verwierf zijn beweging zetels. Er was opnieuw meer racistisch geweld, over de grens in Duitsland (er werden massaal protestkaarten naar de buren gestuurd) maar ook in Nederland. Naar aanleiding van de Golfoorlog (1992) richtte dit geweld zich tegen moslims en met name tegen moskeeën. Opnieuw reageerde de antiracismebeweging: oprichting van Nederland Bekent Kleur, uitgave van een Paspoort tegen Racisme, opnieuw demonstraties en protestbijeenkomsten. De Raad van Europa lanceerde de campagne ‘All different, All Equal’ waaraan vanuit Nederland actief werd deelgenomen. Op het overheidsfront werd de Algemene Wet Gelijke Behandeling ingesteld en de Commissie Gelijke Behandeling. Voor de politie werd een Richtlijn Discriminatie ingesteld. Binnenlandse Zaken stelde een Verklaring tegen Discriminatie op en het bedrijfsleven en maatschappelijke sectoren werden aangemoedigd tot de ontwikkeling van gedragscodes.
Verandering
Opnieuw ebde de aandacht weg. En opnieuw zien we een opleving van geweld en organisatievorming in het begin van het volgende decennium, de jaren 2000. Maar nu leek er wat veranderd. De oude dynamiek was weg. In de maatschappelijke context hebben zich nationaal en internationaal in rap tempo een aantal ontwikkelingen voorgedaan. Het maatschappelijk debat integratie heeft er dankzij inspanningen van politieke leidersfiguren als Bolkestein, Fortuyn en later Wilders toe geleid dat de problemen waarmee leden van etnische minderheidsgroepen worden geconfronteerd en hun integratie definitief en eenzijdig tot de eigen verantwoordelijkheid worden gerekend. Hun cultuur en religie zouden de boosdoener zijn. Migrantenorganisaties zijn effectief gemarginaliseerd, de antiracismebeweging bevindt zich meer dan ooit in het defensief ondanks voortgaande inspanningen en activiteiten.( Zie voor acties tussen 1992 en 2008 deze pagina of voor de periode daarvoor mijn boek “Van Migratie tot Burgerschap“).
Islam als bedreiging
Uit onderzoek in de jaren ’90 kwam al naar voren dat de beeldvorming over moslims onder de Nederlandse bevolking vrij negatief was. Vooral na de aanslag op het WTC in New York door extremisten in 2001, gevolgd door de moord op Van Gogh in 2004, kwamen moslims en islam in het brandpunt van de maatschappelijke, politieke en publicitaire belangstelling te staan en sindsdien is dit beeld alleen maar negatiever geworden. Al voor 2001 waren er invloeden van internationale gebeurtenissen. In 1979 werd de sjah van Iran verdreven ten gunste van het islamitisch regime van Khomeini. Tien jaar later vond in het Verenigd Koninkrijk de Rushdie-affaire plaats en al snel volgde oorlog in de Golfregio. Het einde van de Koude Oorlog eind jaren ’80 markeerde de introductie van een nieuw vijandbeeld in de westerse wereld: de islam. Sindsdien is door een reeks van nationale en internationale gebeurtenissen dit vijandbeeld levend gehouden en aangepast aan nationale contexten. Het heeft de groei van vooroordelen over etnische minderheden in Europese landen bevorderd en de framing van die vooroordelen in termen van het islamitisch geloof . Islamitische burgers worden in toenemende mate niet alleen gezien als bedreiging van de veiligheid maar ook van Europese culturele waarden en – vermeende – culturele homogeniteit. Hoewel die ontwikkeling al langer aan de gang was, heeft de groei van islamistisch extremisme en terrorisme vanaf het begin van het nieuwe millennium als trigger mede een rol gespeeld in deze ontwikkelingen, evenals de reactie daarop van de autoriteiten, de war on terror. Moslims werden hierdoor in de publieke beleving steeds meer geassocieerd met geweld en terrorisme. Beleid tegen radicalisering dreigde daarmee een averechts neveneffect te sorteren: een toename van discriminatie die soms een (onbedoeld) gevolg is van dat beleid, kan juist ook weer radicalisering veroorzaken.
Ook lokale factoren hebben bijgedragen aan de ervaring van de islam/moslims als een bedreiging. Denk bijvoorbeeld aan de veel voorkomende jeugdproblematiek en de hoge criminaliteit onder bepaalde groepen migrantenjongeren. Daarnaast hebben intellectuelen, politici en media bij de ontwikkeling van islamofobie (pdf) een eigenstandige rol gespeeld.
Minder monitoring
Het is hard werken om het principe van gelijke rechten in de praktijk waar te maken. Monitorstudies tonen elke keer weer aan dat discriminatie op belangrijke terreinen zoals arbeid en onderwijs nog steeds voorkomt. In het onderwijs is nog steeds sprake van segregatie – maar het beleid om dat tegen te gaan is afgeschaft. Op de arbeidsmarkt slaat discriminatie vooral toe bij de toegang en dus vooral ook in periode van crisis, zoals we nu opnieuw meemaken. Desondanks worden voorzieningen afgebroken: Artikel 1 ligt onder vuur, de door de overheid gesubsidieerde Monitor Rassendiscriminatie verschijnt niet meer. Maar niet alleen de overheid speelt hier een rol: het project Monitor Discriminatie & Racisme, een initiatief van de Anne Frank Stichting in samenwerking met de Universiteit Leiden , is na vijftien jaar lang de ontwikkelingen op dit gebied te hebben gevolgd, opgeheven. Nu het meer dan ooit nodig is dat ontwikkelingen worden gemonitord – zie het rapport van de commissie tegen Racisme en Intolerantie (ECRI) van de Raad van Europa- lijkt het er op dat degenen die verantwoordelijkheid dragen terugdeinzen.
Het is van groot belang dat sociale bewegingen, gesterkt door het ECRI-rapport, de problematiek opnieuw op de kaart zetten. In de huidige tijd is de koppeling aan een lobby om het op de politieke agenda te krijgen extra nodig. Zeker niet alleen in het belang van moslims, maar ook van andere minderheden als Oost-Europeanen, Roma, de joodse bevolkingsgroep, Surinamers en Antillianen, vluchtelingen en, nog breder, in het belang van de rechtsstaat, ons allen dus. Een afdoend antwoord van de politiek op de ontwikkeling en groei van discriminatie op etnische gronden kan niet worden gevonden in aanpassing, ontkenning, wegkijken, depolitiseren en hopen op betere tijden zoals nu vaak gebeurt, maar dient te worden gezocht in het hooghouden van belangrijke democratische waarden als gelijkheid, tolerantie, diversiteit, antidiscriminatie, vrijheid én verantwoordelijkheid. Politici zullen hun functie als rolmodel met hernieuwd elan moeten vervullen. Ook daartoe riep de Raad van Europa op. De kernwaarden van democratie en rechtsstaat en hun onlosmakelijke verbondenheid dienen keer op keer te worden benadrukt. Het zou van grote waarde zijn als een vernieuwde antiracismebeweging politici hiertoe weet aan te sporen.
Dr. Ineke van der Valk is sociaal wetenschapper en tekstwetenschapper, expert op het gebied van etnische diversiteit, racisme, extremisme en islamofobie. Zij is verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en het Meldpunt Discriminatie regio Amsterdam.
Reacties (23)
Overzicht racisme is duidelijk en gebalanceerd. Uitwerking antiracisme veel minder.
“In de huidige tijd is de koppeling aan een lobby om het op de politieke agenda te krijgen extra nodig.” Dus: tegen de ene politieke lobby (van nationalisme en populisme en het in de hand werken van racisme), zetten we een tegenlobby en dan hebben we antiracisme. Tja.
Zijn er, verder out of the box, nog andere strategieen, die duurzamer zijn en langer dan een jaar of vijf of tien werken? Is een post-lobby samenleving denkbaar en is er dan minder kans voor racisme?
Francois Furet schrijft dat anti-racisme vooral werd gebruikt in Frankrijk door de communisten. Dat stond bewezen in hun beleid. Want racisme kan je aan rechts plakken. Rechts stond immers dichter bij het fascisme, zeker vlak voor en na de oorlog. Terwijl Furet tot de conclusie komt dat het nationaal-socialisme en het communisme (sovjetunie) tot hetzelfde resultaat kwamen: een totalitaire staat (Hannah Arendt), en waar Furet voor Mussolini en diens fascisme nog een uitzondering maakt, want een nog enigszins burgerlijke maatschappij, niet alles was gelijkgeschakeld, jodenvervolging was relatief gezien minder in absolute aantallen, etc.
Op deze manier kan je anti-racisme als een manier zien van een ‘vijandsbeeld, creëeren. Want goedpraten is een diskwalificatie, dan ben je een vijand van de goegemeente. Althans wat bedacht acceptabel is gesteld.
Zelf zie ik racisme en andere termen (anti-semitisme, anti-islam, anti-werkloze, anti-alternatief) als een oordeel om het uitsluiten van mensen te rechtvaardigen. En dat wordt niet met veel woorden gedaan over het algemeen, maar wel op een bijna maatschappelijk correcte manier, zoals we gewend zijn van een aantal reaguurders op dit weblog.
De mens is een kuddedier, die bij een bepaalde kudde is, en blijft, omdat die beter is dan alle andere kuddes.
Een kudde streeft naar consensus.
Op korte termijn is een consensus kudde in het voordeel, onzekerheid vreet energie.
Verder laat alle gepraat over racisme buiten beschouwing dat in de goede oude tijd bepaalde kuddes altijd in bepaalde stadswijken leefden.
Het doen alsof dit alles niet zo is, of niet zo zou moeten zijn, is het racisme gepraat.
@3.
Dat is allang terug van weggeweest. En wordt alleen nog maar sterker. Het mengen/mixen van bevolkingsgroepen (economisch, etnisch) in Rotterdam of Amsterdam gaat maar weinig keren goed.
==> auteur hanteert om racisme te definiëren de begrippenparen macht en uitsluiting. Die zijn (blijkbaar) bepalend voor de term racisme
vraagje: Bestaat er geen “horizontaal racisme”? Of kan alleen een dominante groep racistisch zijn?
Volgt daaruit dat artikel 1 van de Nederlandse grondwet bedoeld is om de dominante groep “in toom” te houden? En gelden de plichten van artikel 1 GW dan niet voor minderheden?
Of is dit – omdat ik tot een dominante meerderheid behoor- een vraag die onbedoeld discriminerende gevolgen kan hebben? Heb ik dan racistische vragen gesteld?
@5:
Bestaat er geen “horizontaal racisme”?
Jawel.
Of kan alleen een dominante groep racistisch zijn?
Nee.
Volgt daaruit dat …
Nee.
… [is] artikel 1 van de Nederlandse grondwet bedoeld om de dominante groep “in toom” te houden?
Ja.
En gelden de plichten die uit artikel 1 GW voortvloeien dan niet voor minderheden?
Jawel.
Of is dit – omdat ik tot een dominante meerderheid behoor- een vraag die onbedoeld discriminerende gevolgen kan hebben?
Nee.
Heb ik dan racistische vragen gesteld?
Nee.
@6: Naast de bepalende begrippen macht en uitsluiting stelt de auteur verder over racisme:
Ik kan niet anders concluderen dat de auteur racisme “een systeem” vindt en dat dit systeem door de dominante groepen in het leven is geroepen. Minderheden (die geen racistisch systeem in het leven hebben geroepen) – zijn volgens haar dus alleen slachtoffer van racisme..
Onder het kopje “Islam als bedreiging volgt meteen al als eerste zin : “Uit onderzoek in de jaren ’90 kwam al naar voren dat de beeldvorming over moslims onder de Nederlandse bevolking vrij negatief was.
Daar gaat het natuurlijk meteen al fout. De auteur houdt zich niet bij het onderwerp. Of ze moet het over de islam hebben, of over de beeldvorming over de islam, of over “moslims” of over de beeldvorming over moslims. Vermeng je twee of meer van deze dingen, dan zul je er voor moeten zorgen dat tenminste het analytisch onderscheid toch steeds intact blijft én zul je tevens moeten uitleggen waarom je die dingen met elkaar verbindt (en waarom dat de analyse van de eigenlijke probleemstelling vooruit helpt). Dat gebeurt hier niet, integendeel, er worden allerlei dingen op één hoop gegooid en dat is niet goed.
Wat ik steeds door moslims (die zich als moslim afficheren) hoor beweren, is dat islam incompatibel is met artikel één van de grondwet, en dat je je niet normaal moet gedragen tegenover niet-moslims. Dus je mag de jeugd geen vrije omgang toestaan en je mag niet samen met hen vlees eten, etc. etc. Dat verzin ik niet, dat zegt de rector van de islamitische universiteit in Rotterdam.
Ik zie en hoor door moslims steeds vaker dingen beweren als in dit filmpje https://www.youtube.com/watch?v=bV710c1dgpU terwijl daar geen weerwoord op volgt door “gematigde moslims” of door erkende woordvoerders van de islam (imams en dergelijke). Het past dan niet om de islam als slachtoffer weg te zetten in stukjes als het bovenstaande terwijl bovendien net gedaan wordt alsof alleen wij verantwoordelijk zijn voor het schenden van de beginselen van non-discriminatie en democratie.
(Achteraf toegevoegd: waarbij overigens nog onvermeld is gebleven waarom in een stukje over discriminatie het überhaupt nuttig kan zijn daarin de islam en/of de moslims te vermelden daar geen van beiden iets met ras te maken hebben. Ook dit is naar mijn mening een symptoom van het nutteloos en afkeurenswaardig op één hoop gooien van allerlei verschillende dingen)
Ik snap Morika niet.
Waarom maakt hij zich druk om discriminatoire praktijken onder moslims in Nederland ? Als moslims, zo’n 5% van Nederland en ook nog eens sociaal-economisch weinig relevant, niet meer willen omgaan met niet-moslims dan marginaliseren ze zich toch vanzelf ? En dat is toch wat Morika wil ?
Redactie, er wordt hier geklooid met plussen en minnen.
@8:
Het begrip kudde is daarom veel helderder.
@9: Ik snap jou niet.
Wat zeg ik nou helemaal? Ik zeg net “…er worden allerlei dingen op één hoop gegooid en dat is niet goed.“, en wat doe jij? Jij gooit verschillende dingen (islam en moslims) op één hoop. Kijk nou eens naar jezelf in plaats van naar de ander en lees, en voel je aangesproken door wat ik zeg.
@12:
en voel je aangesproken door wat ik zeg.
Waarom ?
Reactie verwijderd – off topic.
@12 & @13:
Graag ophouden met dit persoonlijk geëmmer (en nee: ik wil geen gezeur over hoe inhoudelijk de reactie was en dat de ander begon).
@10:
Over het manipuleren van die plussen en minnen: ik had gehoopt dat we van dat kleutergezeik af waren, maar blijkbaar toch niet.
Voor alle duidelijkheid: het zag er inderdaad niet kosher uit.
@iedereen:
Graag on topic blijven (racisme en antiracisme dus).
Racisme wordt in dit stuk gedefinieerd als discriminatie. Namelijk als gedrag in plaats van als opvatting.
De schrijfster kijkt terug naar je jaren ’80 en ’90 met daarin een prominentere anti-racisme beweging. Eigenlijk was dat – zo kijk ik er op terug – destijds een verstikkende politiek-correcte deken. Alleen iemand als Hans Janmaat werd getolereerd, omdat hij het perfecte zwarte schaap vertegenwoordigde.
Toen kwam Fortuyn. Hij was verbaal sterk en brak door het politieke cordon heen. Hij heeft het met zijn leven moeten bekopen.
Terug kan niet meer. Dit is de tijd van het internet. Iedereen doet zijn zegje. Mensen gaan niet meer terug in het politiek correcte keurslijf.
Redelijk typisch dat bepaalde reageerders vooral niet op de strekking in gaan maar vooral op definitie van racisme zoals in stuk beschreven gaan zitten vitten om vooral aan te tonen dat het allemaal wel weer een links gutmensch-achtig, politiek-correct stuk is.
@17: Fortuijn was een kale relnicht die echt niks nuttigs te melden had en alleen dreef op onderbuik van anderen en z’n eigen ego. Soort Gordon maar dan kaal zeg maar.
@19: Hopelijk ga je hier niet achteraan vermelden dat Pim Fortuyn dol was op neo-nazi’s, het fascisme en de haat tegenover de radicale islam! Als Fortuyn ook nog een hanenkam op zijn hoofd had (zoals sommige neo-nazi’s hebben) en een echte racist of xenofoob was zou de afkeer tegen hem misschien terecht zijn geweest. Overigens droegen Romeinse certurions, Mohawk-opperhoofden en B.A. Baracus uit The A-Team soortgelijke kapsels op hun helm en op hun hoofd. En het is toch niet zo dat linksextremisten of moslimextremisten (die wijselijk beter niét jouw vrienden kunnen wezen!) “nuttige” dingen vermelden aan het Nederlandse volk wiens ideeën ze kennelijk graag onder dwang oplegden?
Ik zou het al vreselijk genoeg hebben gevonden als Pim Fortuyn vergeleken werd met nazi-rechter Roland Freisler wat sommige figuren al eens op andere sites deden op het internet! Tenslotte heeft Fortuyn namelijk ook géén 2600 allochtonen, Marokkaanse relschoppers, radicale imams, moslimextremisten, Oost-Europese criminelen, linkse politici etc. in vreselijke showprocessen ter dood veroordeeld om ze daarna naar een concentratiekamp, de guillotine of een vleeshaak met een strop van pianosnaar te sturen! Bovendien was Freisler in WO I, tijdens zijn Russische gevangenschap in Siberië, een bolsjewiek of een communist geweest die in 1923 meteen naar de nazi’s overliep om later eveneens een fanatieke antisemiet en racist te worden.
@McLovin: Fortuyn is een belangrijke katalysator geweest voor mijn politieke emancipatie en ik had al begrepen dat dat niet voor iedereen geldt.
Mensen leven in maatschappijen: kasten, clans, stammen, naties = (culturele) groepen. Dieren doen dat in zwermen, kuddes, scholen en roedels = (natuurlijke) soorten.
Racisme is substitutie van groep door soort. Anti-racisme de beschuldiging dat je zoiets doet. Antiracisme is parasitair.
@18 Redelijk typisch dat bepaalde reageerders vooral niet op de strekking in gaan maar vooral op definitie van racisme zoals in stuk beschreven gaan zitten vitten om
Het stuk gaat over racisme en antiracisme, dus de definitie ís de strekking van het stuk. En haar definitie is fout en zo gekozen dat het haar stelling ondersteund.
Geheel volgens de formule: racisme = x, hier is een voorbeeld van x, dus racisme bestaat. Polemisch al een doorzichtige truuk, maar een wetenschapper onwaardig.