Quote du jour | jeugdhulp – niet normaal!

Serie:

QUOTE - Er moet ‘genormaliseerd worden’, in de jeugdhulp, las ik in dit artikel op Binnenlands Bestuur.

De term normaliseren is ‘een containerbegrip’. Het wordt vaak in de mond genomen in de context van het toenemende jeugdhulpgebruik, en heeft betrekking op de vraag hoe ‘we’ het gedrag van jongeren minder problematiseren en minder medicaliseren. ‘Niet alle hulpvragen van jeugdigen of ouders hoeven met jeugdhulp beantwoord te ­worden’, is te lezen in de Hervormings­agenda Jeugd.

Voor degenen die nog niet doorhebben welke kant dit opgaat, is deze verhelderende kop erboven gezet:

Normaliseren in de jeugdhulp betekent in de praktijk ook vaker ‘nee’ verkopen.

Tja. Daar kan je natuurlijk van alles van vinden, in zijn algemeenheid. Hulp die niet nodig is niet geven klinkt logisch, hulp die wel nodig is niet geven behoorlijk cru. Een voorbeeld uit dit artikel illustreert het mooi:

Veel jeugdigen komen via het onderwijs bij jeugdhulp terecht. Denk aan dyslexiezorg, dat voor kinderen tot 13 jaar onder de Jeugdwet valt. De Vries, die zelf een achtergrond heeft in het primair onderwijs, heeft met eigen ogen gezien hoe groot dit probleem is. Althans, op sommige scholen. De Vries: ‘Ik werkte op een basisschool in Overvecht met om en nabij 230 leerlingen. Ik denk dat er twee kinderen een dyslexieverklaring hadden. Mijn vrouw gaf les op een school in Woerden in een totaal andere wijk; bewoners zijn vaak WO-opgeleid en hebben hoge inkomens. In haar klas had ze elk jaar vijf leerlingen met een dyslexieverklaring. Procentueel gezien kan dat niet.’

Ik laat even voorbij gaan dat dit natuurlijk procentueel wel gewoon kan, want je hebt altijd uitschieters en theoretisch is het best mogelijk dat bij wijze van toeval in de hierboven beschreven scholen de één relatief veel en de ander relatief weinig kinderen had met dyslexie in een bepaalde periode. Maar laten we even uitgaan van het gemiddelde. Even zoeken op het internet leert dat het aantal mensen met dyslexie in Nederland tussen de drie en vijf procent is. Dat is ongeveer één per klas. Dit laat inderdaad zien dat (uitgaande van dat gemiddelde) dat op de ene school er wel erg veel kinderen met een dyslexieverklaring zijn, maar tegelijkertijd op de andere heel weinig.

Ik kan me daar van alles bij voorstellen. Dat de hoogopgeleide, rijke ouders beter de wegen kennen die bewandeld moeten worden voor zo’n dyslexieverklaring. En de middelen hebben om, als zo’n verklaring in eerste instantie wordt afgewezen, een second (of third) opinion zelf te betalen. En dat op die andere school veel ouders die middelen niet hadden. En wellicht is het nog steeds zo dat als op een zwakkere school een kind niet goed kan lezen en schrijven dit ‘normaler’ is en wordt gezien als een gevolg van een beperkte intelligentie, terwijl als Anne-Fleur of Peter-Roderik met hoogopgeleide ouders in een chique wijk dezelfde moeite hebben gedacht wordt ‘dat er wel iets aan de hand moet zijn’.

Hoe dan ook: wellicht is het goed om eens te kijken of de jeugdhulp die we geven in dit land wel eerlijk verdeeld is, en of het niet zo is dat beide waar is. Enerzijds geven we hulp die niet nodig is, maar we geven óók geen hulp waar dat wel nodig is. Op basis van bovenstaande kom ik in ieder geval niet direct tot de conclusie dat de uitkomst ‘minder jeugdhulp’ moet zijn.

Reacties zijn uitgeschakeld