COLUMN - Het is jammer dat we niet wonen in Amerika of Australië, want daar is dinsdagavond een maansverduistering te zien en dat is toch altijd indrukwekkend. Als er veel stof in de atmosfeer zit, kleurt de maan bloedrood. Geen wonder dat de oude volken er een akelig voorteken in zagen.
De Mesopotamiërs dachten dat het aangaf dat binnen honderd dagen een vorst zou sterven. Het aardige is dat dit klopt. Er zijn namelijk nogal wat staatshoofden en het zou vreemd zijn als er binnen honderd dagen niet ergens een regeringswisseling was.
Uit hun voortekencatalogus kennen we de betekenis die de Mesopotamiërs gaven aan allerlei hemelse verschijnselen. Als de hemelgoden bijvoorbeeld het sterrenbeeld Maagd hoog aan de hemel plaatsten, waarschuwden ze de mensen voor de naderende overstroming van de Eufraat en Tigris. Wij beschouwen dat niet als een wonder omdat wij weten dat de seizoenwisseling, smeltende sneeuw en de plaats van de sterrenbeelden allemaal samenhangen met dezelfde scheve baan van de aarde om de zon, maar dat wisten de Mesopotamiërs niet. Zij waren vooral de goden dankbaar voor het hulpmiddel om toekomstige waterstanden te voorspellen.
Nu ze de eerste wetmatigheden hadden ontdekt, verfijnden de sterrenwichelaars het systeem. In hun maankalender konden maansverduisteringen bijvoorbeeld alleen op de 13e, 14e, 15e en 16e plaatsvinden, en ze meenden dat die dagen correspondeerden met de vier windstreken. Als de god Marduk (ofwel de planeet Jupiter) zichtbaar was, genoot de koning bescherming, maar Ninurta (Saturnus) maakte de dreiging juist groter.
Zoals te verwachten viel, kwamen de voorspellingen minder vaak uit naarmate ze specifieker waren. De kans dat binnen honderd dagen een koning sterft is immers altijd groter dan de kans dat in een bepaalde regio een koning komt te overlijden. Het viel de sterrenwiggelaars op dat hun verfijningen niet klopten: de voortekencatalogus bevat appendices van verschijnselen die ooit betekenis hadden gehad maar nu niet langer iets voorspelden.
Dat weerhield de sterrenkundigen er niet van om in hun vermoedelijke observatorium, de Etemenanki (de bijbelse ‘toren van Babel’), met observeren door te gaan. Ze geloofden dat de schepper-goden redelijk waren geweest, dat de schepping redelijk in elkaar zat en dat de mensen die redelijkheid deelden. Ze konden de wil van de goden dus achterhalen en bleven dus zoeken naar regelmatigheden.
In feite zien we hier voor het eerst de empirische cyclus: observatie, inductie van wetmatigheden, deductie van wat zal gebeuren en tot slot toetsing, die kan leiden tot corroboratie (je bent iets zekerder van de wetmatigheid) of falsificatie (waarna de voorgestelde wetmatigheid belandde in de appendix van de voortekencatalogus).
Naarmate de appendices talrijker werden, zal de twijfel van de astrologen zijn toegenomen. We zouden daarover meer willen weten, maar het is nogal fnuikend dat er een enorme achterstand is bij het uitgeven van Mesopotamische kleitabletten. Het is echter redelijk duidelijk dat wat was begonnen als een van oorsprong religieus project, zich ontwikkelde in de richting van wat wij wetenschap noemen. Astrologie werd astronomie. Alexander de Grote, die Mesopotamië in 331 v.Chr. veroverde, was er zo diep van onder de indruk dat hij het astronomische materiaal liet vertalen en een kalenderhervorming gelastte.
Kortom, het is beslist niet waar dat religie en wetenschap altijd strijdig zijn. Het is evenmin waar dat de wetenschap uitsluitend bloeide in de joods-christelijke traditie, zoals arabist Hans Jansen onlangs schreef op GeenStijl. Op zijn wetenschapsblog heeft Marco de Baar de arabist hierover de maat al genomen.
Kwakhistorische ideeën zijn gevaarlijk. Jansens slordige formulering kan makkelijk worden gebruikt om de islamitische wereld, waar de experimentele wetenschap is ontstaan, af te doen als barbaars. Je zou denken dat historici actief zulke desinformatie bestrijden: ze zijn dat immers verplicht aan het belang van hun vakgebied. Maar of het nu gaat om Reza Aslan, de god van de gaten of Hans Jansen, de oudhistorici zwijgen. Fysicus De Baar heeft het belang van de geesteswetenschappen beter in de gaten.
Reacties (15)
Hans Jansen kun je toch ook met de beste wil van de wereld geen wetenschapper noemen. Daarvoor is toch wel iets meer nodig dan een baan aan een iniversiteit.
”de islamitische wereld, waar de experimentele wetenschap is ontstaan”
Is dat zo?
@1 Zijn academisch werk heeft toch niks te maken met zijn politieke overtuiging? Even afgezien van dat hij zelf zijn status misbruikt om zijn politieke overtuiging meer gewicht te geven, is zijn politieke overtuiging nog steeds gewoon maar een mening. Ik heb geen idee van zijn kwaliteiten als wetenschapper.
@2: Ja. Alhazen is een voorbeeld. Mannen als Roger Bacon en Buridanus namen dat over. In de Griekse, Romeinse en christelijke wereld bleven expeeimenten (zoals Archimedes ze deed) uitzonderlijk.
“Arabische wereld” moet “Perzische wereld” zijn. Het ging vrijwel altijd om Perzen in Bagdad of andere Perzische steden. De Perzische cultuur was wel bekeerd tot de Islam van de Arabieren maar bleef (en blijft) een eigen karakter houden en lag ook nog eens mooi langs de zijderoute en kon handelen met India en de Byzantijnen.
Goed stuk, zo had ik er nog nooit naar gekeken. Op het eind, dat religie en wetenschap elkaar niet uitsluiten, nou ja, alleen de goden moesten nog even gefalsificeerd worden.
P.s. die joods-christelijke traditie hield enkel in dat de christenen de joden af en toe op een pogrom trakteerden.
Het is altijd aardig dit te lezen.
Het is altijd aardig te weten dat er personen als De Baar bestaan.
Het is altijd aardig dat Lendering ons daar op wijst.
Maar redelijkheid en nut staan ver van elkaar. En de redelijkheid die ons laat zien, dat redelijkheid niet gebonden is aan de “christelijk-joodse” (wat een woord, het blijft me verbazen) traditie, is aan figuren als Jansen en zijn roze vrienden niet besteed. Het eindeloos herhalen van het ene of het andere mantra is dus niet nuttig. Jansen zal niet van positie cq kleur veranderen. Hij is te star gebleken en te overtuigd van zichzelf.
Dus ja, het is redelijk wat in dit stukje staat.
En nee, nuttig is het niet.
Toch wel leuk om weer eens te vernemen, dat toen men hier op boomstammen de Rijn kwam afzakken er elders al wetenschap werd bedreven.
Overigens een goed stuk.
Heel mooi dit. De observatie dat hemellichamen invloed hebben op het ondermaanse is helemaal zo gek niet. Kijk maar naar de zon (dag/nacht, seizoen) en de maan (getijde) Het is dus niet vreemd dat mensen ook effecten veronderstelden van sterren en planeten. Sterker nog, je kan zeggen dat is ‘wetenschappelijk’. Wie terugkijkt naar vroeger maar oordeelt met de kennis van nu heeft niet veel van geschiedenis begrepen.
Hm, als je de onzin van types als Hans Jansen moet blijven weerleggen, heb je daar een dagtaak aan. De gemiddelde wetenschapper zou daarmee dus niet meer aan de wetenschap zelf toe komen.
Je hoeft volgens mij echt niet op de oprispingen van elke halve gare te reageren. Wie neemt Hans Jansen nog serieus, behalve dat losgeslagen zootje van Geen Stijl?
Vroeger was er geen duidelijke definitie van wetenschap en de wetenschappelijke methode. Die is pas ontstaan rond de publicatie van Newton’s Principia.
Wat mij betreft staan religie en wetenschap zoals we die nu kennen lijnrecht tegenover elkaar.
‘Geloven’ is iets voor waar aannemen zonder dat je daar logica of bewijs voor nodig hebt. Wetenschap is alles toetsen en in twijfel trekken. Als blijkt dat God niet bestaat, dan zal nagenoeg geen enkele gelovige zich door dit voortschrijdend inzicht van de wijs laten brengen en stug blijven doorgeloven. Als op wetenschappelijke manier kan worden aangetoond dat de aarde niet rond is en materie niet uit atomen is opgebouwd, dan zal er alleen maar enthousiasme klinken binnen de wetenschappelijke wereld.
@11: dat is wel erg simpel voorgesteld. Ook in de wetenschap heersen paradigma’s. Die zijn niet voor eeuwig, maar dat wil niet zeggen dat het goed voor je carriere is om al te tegendraads te zijn als wetenschapper. Ook in de wetenschap spelen gevestigde belangen, zoals reputaties en onderzoeksgelden, een grote rol in wat wordt gezien als serieuze wetenschap en wat niet.
Als er morgen een wetenschapper met de theorie komt dat de aarde niet rond is en materie niet uit atomen bestaat, dan gaat die een heel, heel zware tijd tegemoed. Veel van die scepsis is overigens ook terecht, maar ten dele is ze dat zeker niet en hinderen deze structuren de verdere ontwikkeling van de wetenschap. Ook wetenschap is uiteindelijk een sociaal fenomeen, en wat gezien wordt als waarheid of als nuttige onderzoeksrichting is de uitkomst van een sociaal proces.
Gelovigen als Hans Janssen worden niet door feiten overtuigd, als die feiten niet met hun mening overeen komen.
@12 – Natuurlijk zijn er onderbuikgevoelens in de wetenschap. Daarom zei ik ook “Als op wetenschappelijke manier kan worden aangetoond dat ” en niet “Als er morgen een wetenschapper met de theorie komt dat”
@12 – ” Ook wetenschap is uiteindelijk een sociaal fenomeen”
Bij de alfa-wetenschappen waarschijnlijk harder dan bij de beta-. Hoe dichter het wetenschappelijke vakgebied tegen de theoretische fysica en de wiskunde aan zit, hoe asocialer het is.