De huidige stedenbouw reflecteert onze afhankelijkheid van olie. Nu die opraakt of onbetaalbaar wordt, heeft dat grote gevolgen voor ons wonen en werken. Bouw daarom piramidesteden, zegt architect Aad Breed in dit pleidooi.
Het bouwen van aparte woonsteden en -wijken ver van de werkplek heeft er na de oorlog voor gezorgd dat een leven zonder de auto vrijwel onmogelijk is geworden. Hierdoor zijn er talloze milieuproblemen ontstaan, zoals files, vervuiling, stank, verkeersongevallen en -lawaai, een steeds groter beslag op natuur en landbouwgrond, de verrommeling van het platteland, maar ook de klimaatverandering en een mogelijke zeespiegelstijging. Als de olieprijzen door de schaarste straks onbetaalbaar worden, kunnen veel mensen niet makkelijk meer naar hun werk, de landbouwproductie neemt af en wordt het een stuk moeilijker om met vliegtuigen landbouwproducten uit verre landen naar Nederland te krijgen. Alle woon-werkverkeer en vrachtvervoer wordt problematisch.
Het einde van de stad
Na de oorlog is er geen echte stad meer gebouwd. Datgene waardoor een stad juist een stad is, verdween. In de nieuwe steden kwam er een gedeelte waar je uitsluitend kon wonen, een gedeelte waar je uitsluitend kon winkelen, een gedeelte waar je uitsluitend kon werken en een gedeelte waar je uitsluitend kon ontspannen. Het zijn de grootschalige slaapsteden en nieuwbouwwijken van na de oorlog met aparte winkelcentra en daarbuiten een bedrijven- of kantorenterrein, die we nu saai, onherbergzaam, onveilig en ongezellig noemen, en die eigenlijk het etiket “stad” niet meer waard zijn.
De stedelijke woondichtheid zoals we die kennen van de oude historische steden werd elk jaar geringer, door de verloedering van die historische steden werd het verlangen naar een bungalowtje in het groen elk jaar groter, het gemeenschapsgevoel verdween door een gebrek aan ontmoetingsplaatsen, en zowel individualisering, criminaliteit als hebzucht namen jaarlijks toe. De ecologische voetafdruk is inmiddels in Nederland 6.2 ha (bij gemiddeld 1.8 ha per aardbewoner).
Steden van de toekomst
Rond 2050 wonen er nog eens 2 miljard mensen meer op aarde, die allemaal voedsel en een fatsoenlijke woning in de stad moeten krijgen. Als we de komende veertig jaar voor deze mensen de nieuwe steden net zo gaan bouwen als wij na de oorlog gedaan hebben, dan is de olie en ook het gas snel op. Willen we wereldwijde problemen voorkomen, dan zullen we moeten naar zelfredzame, kleinschalige piramidesteden met een hoge dichtheid, waar wonen, winkelen, werken en ontspannen op loop- of fietsafstand kunnen plaatsvinden, zodat we onafhankelijk worden van fossiele brandstoffen, kernenergie en windmolens, en tegelijkertijd veel landbouwgrond en natuur sparen.
Piramidesteden of -dorpen
In piramidesteden en -dorpen woont iedereen rond autovrije pleinen ter grootte van een voetbalveld. Naast de woningen bevinden zich rond deze pleinen winkels, scholen, kantoren, bedrijven, theaters, bioscopen en ander stadsfuncties die inwoners nodig hebben om een modern leven te leiden.
Deze opzet garandeert weer een vitale, bruisende, levendige stad met veel ontmoetingsplaatsen. Kinderen en volwassenen kunnen weer veilig op straat met elkaar omgaan. Het publieke domein is weer aan de bewoners, en niet aan de auto.
Woon je in gemiddeld 10 lagen rond zo’n plein, dan is sprake van een piramidestad, woon je gemiddeld in één laag (bungalow) rond zo’n plein, dan is sprake van een piramidedorp. Alles daartussen is ook mogelijk. Bij een oppervlakte van 1 km2 wonen in een piramidestad 100.000 mensen, in een piramidedorp 10.000 mensen, en in een traditionele stad 3000 mensen. Voor de huidige 3.5 miljard stadbewoners zou met piramidesteden een oppervlakte van Nederland ruim voldoende zijn, met piramidedorpen een oppervlakte van Noorwegen. Met de naoorlogse wijze van stedenbouw is hiervoor een oppervlakte nodig zo groot als Europa (zonder Rusland). In 2050 met nog eens 2 miljard stadsbewoners extra zouden we met de naoorlogse stedenbouw dan veel te weinig landbouwgrond overhouden om iedereen te voeden.
De auto
De autovrije pleinen zijn intiem en gezellig. Ze hebben overal winkeltjes, terrassen, restaurants, café’s, scholen, bedrijfjes. Ze zijn kleinschalig en vergelijkbaar met die van Brugge, Rome, Warschau, Salamanca, Venetië en Amsterdam. En op de hoger gelegen pleinen is er pracht uitzicht op de groene omgeving. Alle pleinen zijn onderling over de volle breedte horizontaal met elkaar verbonden, zodat lopend of fietsend alle hoeken van de stad op maximaal 1 km gemakkelijk zijn te bereiken. Verticaal kan dat via liften en trappen. Dit zijn tevens ook de enige manieren om uzelf te verplaatsen binnen de stad. Alle auto’s staan onder de grond in een parkeergarage. Omdat alles aanwezig is binnen de stad (wonen, winkelen, werken en ontspannen) heeft u de auto alleen maar nodig voor lange afstand buiten de stad voor vakantie of familiebezoek.
Eigen ontwerp
Alle pleinen worden verschillend van grootte en uitstraling, omdat de architectuur van de pleinen in overleg met de door henzelf gekozen architect door de bewoners wordt bepaald. Iedereen woont zongericht, bepaalt zelf de grootte van de woning, alsmede voor- en achtergevel, indeling, vormgeving en kleuren. De pleinen kunnen een moderne of postmoderne uitstraling krijgen, maar ook een Hollandse, Chinese of islamitische. De hoofdconstructie is die van parkeerdekken, waar de zelf vormgegeven woning in wordt geschoven. Door de zeer lage grondkosten en het bouwsysteem kunnen de prijzen van de woningen worden gehalveerd.
Economie
Alle bedrijven, kantoren en fabriekjes bevinden zich met goede lichttoetreding onder de pleinen. Aparte industrieterreinen buiten de stad zijn verboden, behalve voor bedrijven die ernstige schade kunnen aanrichten, zoals zware industrie. Iemand die binnen de stad een bedrijf, winkel, hotel, kantoor of wat dan ook wil beginnen, huurt of koopt de lege reeds bestaande ruimte, die hij alleen maar hoeft in te richten. Hij kan vrijwel direct binnen de stad zijn bedrijf beginnen (en verlaten) zonder eerst een risicovol bedrijfspand op een industrieterrein te moeten bouwen met alle kosten, energie en jarenlange voorbereiding. In de kelder is plaats voor vuilverbranding, huisvuil, vuilwateropslag met zuivering, voorraden voedsel en water, geothermie, vriescellen en een waterbassin voor de sprinklerinstallatie. Ook wordt de stad voorzien van stadslandbouw voor alle benodigde voedsel en kleding, waardoor er geen landbouwgrond meer verloren hoeft te gaan.
Duurzaamheid
Een piramidestad is een uiterst duurzame olie-onafhankelijke stad. Doordat het woon-werkverkeer vrijwel geheel verdwijnt, worden fossiele brandstoffen bespaard, zijn er geen files meer en vermindert de CO2-uitstoot aanzienlijk. Ook voor alle benodigde elektriciteit en warmte/koeling worden geen fossiele brandstoffen gebruikt, want deze komt uit diepe geothermie en zonnecellen. De inwoners zullen ook genoeg natuur om zich heen hebben. Op maximaal 500 meter van elke woning bevindt zich minimaal 1 vierkante kilometer natuur, landbouwgrond of sportvelden langs iedere zijde van de piramide. Naast die natuur mag er weer een nieuwe stad of dorp gebouwd worden. Op die manier ontstaat er een dambordstructuur, waarmee de onleefbare megapolissen kunnen worden voorkomen. De zwarte vakjes stellen dan de stad voor en de witte vakjes natuur, landbouwgrond of sportvelden.
Reacties (16)
Dan moet er zeker een linkje naar een post elders van één van jullie oud-bloggers gisteren bij (zie link).
Rond 2050 wonen er nog eens 2 miljard mensen meer op aarde, die allemaal voedsel en een fatsoenlijke woning in de stad moeten krijgen.
Dat aantal van 9 miljard halen we misschien helemaal niet.
En is het wel nodig dat we allemaal in steden gaan wonen?
Ik vind het wel een mooie, optimistische toekomstvisie.
De “passiefstad” van Kris de Decker vind ik wat soberder en realistischer.
Ik zie meer in een decentraal gegeven, 1 pandemie en je stad is dood.
Buckminster Fuller had al hele mooie ideeën over toekomstige steden die ik een stuk plausibeler vind dan deze.
ik wil graag boven YP wonen – verder maakt het me niet uit.
Lol @ Dr Banner
oef.. dit soort utopische modellen zijn vast heel goed bedoeld, maar doen me toch altijd ietwat dictatoriaal aan.
OP gaat van een nogal statische definitie van een stad uit. je woont er, je werkt er, je gaat naar de kroeg en uiteindelijk ga je er dood. Hoe de economische en sociale relaties tot stand komen tussen andere velden op het “dambord”, en wat de dynamiek van die relaties betekent voor de behoefte aan woonruimte, werkruimte, mobiliteit (de invulling van die piramides) De bedenker gaat er van uit dat localiteit geen eigen identiteit heeft of behoeft buiten een of andere gevelbekleding.
Dit soort stedenplanning gaat ervan uit dat je kunt weten en voorspellen wat de leefomgeving voor mensen betekent, en dat simpelweg voor ze kan bouwen. De zin van mijn leven bestaat er uit dat ik zelf betekenis kan geven aan de dingen die ik doe, de plaatsen die ik bezoek en de mensen die ik tegenkom. Van boven ziet er wellicht precies hetzelfde uit als al die andere mieren in de hoop, maar ik hecht toch erg aan mijn eigen verhaal en zou het graag zelf blijven invullen, als u het niet erg vind meneer de architect.
Hoe realistisch zijn dit soort alles-moet-opnieuw-gebouwd-plannen eigenlijk kwa beschikbaarheid van grondstoffen en energie?
Zeker als ’t in de toekomst allemaal schaarser en duurder wordt, lijkt ’t me steeds lastiger te worden om op grote schaal kolossen van miljoenen tonnen beton en staal te bouwen..
Geplande wijken worden nooit gezellig. Planning gaat uit van een model, een model is een vereenvoudiging van de werkelijkheid en bouwen naar aanleiding van een model staat garant voor een mislukking.
Beter is het om een goed openbaar vervoersnetwerk op te zetten en mensen vervolgens zelf laten bepalen hoe ze de huizen, winkels en uitgaandgelegenheden eromheen gaan bouwen.
Dat is niet waar. De jaren-’30-wijken zijn planmatig maar worden in veel steden erg gewaardeerd als gezellige en prettige wijken, en zelfs de Amsterdamse grachten zijn ontworpen door een stadsarchitect.
Het is misschien wat overdreven gesteld, maar warumbel heeft wel degelijk een punt. Dit ontwerp is een nogal strakke mal waar de gemiddelde bewoner misschien precies in past, maar elke bewoner afzonderlijk zich op een andere manier onprettig gaat voelen. Dit hele idee is te artificieel, te zielloos, te rationeel, te ‘bedacht’.
Een hoop steden die we vandaag waarderen – Parijs, Wenen, Barcelona, Bordeaux, Londen, New York, Amsterdam – zijn wel degelijk het product van een rationeel plan, een strakke mal waarin alleen de details konden worden ingevuld. Er valt heel wat aan te merken op het idee van de piramidestad, maar een geplande stad hoeft niet zielloos te zijn.
Op zich is het een te waarderen verhaal. Maar, zoals de meeste commentaren ook aangeven, het moet ook maar een verhaal blijven.
Het probleem is het gebrek aan historisch besef. Geen stad gebouwd na de oorlog? Almere? Dronten? Cumbernauld? Bijlmermeer?
Als de fossiele brandstof opraakt, gaat de economie dan extreem veranderen? Of is de transitie naar zonne-energie al in volle gang en blijft onze transport- en mobiliteitsverslaving in stand?
De architect moet weten dat er meer is dan zijn eigen vak, hij bouwt voor onze wereld.
De schriiver wekt de indruk dat de bewoners van een piranidestad niet vliegen en zich nauwelijks gemotoriseerd verplaatsten. Dus zijn ze daarom onafhankelijk van transportbrandstof
Omgekeerde piramidesteden lijken beter. Met transparante wandenvloeren aan de onderkant, waardoor we naar de illegalen benedenbuiten kunnen gluren.
¨Het probleem is het gebrek aan historisch besef. Geen stad gebouwd na de oorlog? Almere? Dronten? Cumbernauld? Bijlmermeer?¨
Allemaal succesverhalen inderdaad. Schrijver meldt in de tekst als je goed leest dat hij dit niet als steden ziet aangezien het niet meer zijn dan gescheiden woonmilieus ergens in de polder geplempt en weinig sociale samenhang vertoont. Waar hij op zich wel ergens gelijk heeft.
Ik zie zo´n piramidestad nog niet gebeuren, maar boek mij er maar mocht iemand dat van plan zijn. Moraal van het verhaal is dat we voor de toekomst in elk geval af moeten van de leef in de auto cultuur en weer terug moeten naar beloopbare kleinschaligere plekken om te leven. Lijkt mij een goede constatering.