BRIEF - Naar aanleiding van de motie d.d. 24 januari 2023 is er besloten op 7 maart een ronde tafelgesprek te organiseren. In dit debat dient U naar mijn mening goed beslagen ten ijs te komen. Dit is alleen mogelijk, wanneer U over voldoende kennis / feiten inzake het ontgassingsdossier beschikt. Staat U mij als ‘klokkenluider’ toe U bij dezen informeel en geheel vrijblijvend van de nodige kennis / feiten te voorzien. Deze informatie is een aanvulling op mijn open brief aan de heer Harbers d.d. 30 januari 2023.
Feiten m.b.t. de uitgestoten dampen
Ontgassen is het met behulp van veel lucht uitstoten van gevaarlijke dampen uit de ladingtanks van een tankschip, daar een volgende lading niet met de dampen van de vorige lading in aanraking mag komen. Alle door tankers naar de vrije atmosfeer uitgestoten dampen zijn afkomstig van stoffen, die in Tabel C van het ADN worden opgesomd. Deze hebben inzake minerale oliën alle het predicaat ‘milieugevaarlijk’ ( bijlage 1 ). Behalve dat deze dampen een gevaar voor het milieu opleveren, hebben veel stoffen bij de classificatie in kolom 5 van Tabel C tevens de letters CMR staan ( zie bijlage 2 ). Dit betekent dat de betreffende stoffen en inherent hieraan de van deze stoffen afkomstige dampen carcinogene, mutagene en reproductie-toxische eigenschappen hebben.
Niet alleen het Europese ADN waarschuwt voor allerlei gevaren van stoffen / dampen. Elke afzonderlijke stof heeft een Safety Data Sheet, welke door de Verenigde Naties op basis van wetenschappelijk onderzoek is opgesteld en welke wereldwijd geldt. In deze Safety Data Sheets wordt eveneens voor allerlei gevaren gewaarschuwd. Als voorbeeld bijgevoegd een deel van zo’n sheet behorende bij de stof Nafta, UN 1268 Aardoliedestillaten ( bijlage 3 ). Een groot deel van de naar de vrije atmosfeer uitgestoten dampen behoort tot deze grote groep UN 1268-stoffen.
Vanwege de mogelijk grote gevaren voor de volksgezondheid en zeer serieuze, negatieve consequenties voor het milieu staan deze CMR-stoffen eveneens bekend als Zeer Zorgwekkende Stoffen.
Erkenning van de gevaren van CMR-stoffen / Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS)
Hoewel voormalig minister Cora van Nieuwenhuizen in haar brief aan de Tweede Kamer, nummer 31409 / 275 op pagina 2 doodleuk op basis van geen enkel onderzoek beweert ‘dat varend ontgassen geen significante negatieve gevolgen voor Natura 2000 gebieden heeft’ (wat gebaseerd is op zogenaamde ‘verstoringsfactoren’, maar niet op de effecten van milieugevaarlijke stoffen op deze Natura 2000 gebieden; misleiding van het parlement? ) en waarmee zij de indruk heeft gewekt dat de dampen absoluut niet (milieu)gevaarlijk zijn, is het bij de ‘overheid’ al jaren bekend, wat de mogelijke invloed van Zeer Zorgwekkende Stoffen op de mens en het milieu is.
In het o.a. door het Openbaar Ministerie opgestelde rapport Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2021 staat dat ‘ZZS gevaarlijk kunnen zijn voor mens en milieu’. Op pagina 183 is te lezen dat ‘het sinds 2011 overheidsbeleid is ZZS te weren’. In de Nota van Toelichting, Staatsblad 2020, nummer 170, is in hoofdstuk 1.2 te lezen ‘dat het uitstoten van dampen van vervluchtigende, vloeibare stoffen voor het milieu en de mensen in de directe omgeving van het vaarwater ernstig belastend is’. Ondanks de aanwezigheid van deze wetenschap bij Onze overheid gaat zij niet tot handelen over door reeds bestaande wetgeving te respecteren en toe te passen.
In een niets verbloemend, redactioneel artikel in de NRC, d.d. 13 februari, stelt de krant dat ‘het ontgassen in de binnenvaart vooral een zwakke overheid laat zien’. Deze zwakte blijkt volgens de redacteuren uit ‘een typisch staaltje falende milieuhandhaving’. Ik zal nu aantonen, waarin o.a. deze falende milieuhandhaving in de praktijk tot uiting komt.
Schending van de Grondwet
Onlangs hebben professor Arcuri en Abdurrahman Erol van de Erasmus Universiteit een gedegen onderzoek naar het ontgassen in Nederland gedaan en zij komen tot de conclusie dat ‘the Dutch state may be obliged, under human rights law, to act to regulate floating degassing’. Zij doelen hier op het universele recht van de mens betreffende de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu dat in onze Grondwet, artikel 21, is verankerd.
Op 21 augustus 2019 stuurt Cora van Nieuwenhuizen de brief met kenmerk ILT-2019/38283 naar de Tweede Kamer. Als bijlage zit de befaamde ‘ontgassingsroutekaart’, waarop exact is aangegeven, in welke regio’s wel en niet mag worden ontgast ( zie bijlage 4 ). Het resultaat is dat in de op basis van natte vingerwerk door de Inspectie Leefomgeving & Transport aangewezen ‘dunbevolkte’ gebieden ongehinderd en ongelimiteerd miljoenen m3 ZZS mogen worden uitgestoten ( een door de minister beloofd onderzoek is er nooit gekomen ).
Hiermee wordt het universele recht van de mens op bewoonbaarheid van het land van die ‘paar’ burgers in deze ‘dunbevolkte’ gebieden alles behalve gerespecteerd. Tevens wordt het leefmilieu van die burgers niet beschermd, laat staan dat het wordt verbeterd.
Ook al woont er maar 1 burger in een ‘dunbevolkt’ gebied, dan heeft deze eenzame burger volgens mij evenveel recht op bewoonbaarheid als zijn medeburgers in bijvoorbeeld de regio Amsterdam, welk gebied als ‘dichtbevolkt’ is gekwalificeerd en waar dus niet mag worden ontgast.
In mijn open brief aan de heer Harbers heb ik reeds het schenden van artikel 1 van de Grondwet door onze overheid aangekaart. De door onze overheid gebruikte term ‘dichtbevolkt’ heeft zij in 2019 overgenomen uit het ADN en zij heeft hier een eigen, vrije interpretatie aangegeven. In ADN-artikel 7.2.3.7.1.3 is het volgende citaat te lezen:
In de buurt van sluizen, inclusief hun voorhavens, onder bruggen of in dichtbevolkte woonkernen is het ontgassen verboden’.
Het ADN heeft dit verbod uit veiligheidsoverwegingen in de wet opgenomen en niet ter bescherming van de volksgezondheid en het milieu. Dit bevestigt het ADN Safety Committee in 2020 tijdens de 35e vergadering ( zie bijlage 5 ). Dat het ADN vanuit een geheel ander perspectief is opgesteld, wordt pas in 2022 door minister Harbers op pagina 2 van zijn brief met kenmerk I&W/BSK-2021/18298 aan wethouder A Bonte van de Gemeente Rotterdam toegegeven. Tot die tijd heeft onze overheid zich regelmatig, geheel ten onrechte naar het blijkt, achter het ADN verschuild ( veel door de minister ooit gegeven antwoorden met een verwijzing naar het ADN zijn dus niet conform waarheid ).
Desalniettemin bestaat de ‘ontgassingsroutekaart’ van de IL&T nog steeds. Burgers in de ‘dichtbevolkte’ gebieden worden voor het mogelijk krijgen van een ernstige ziekte behoed en hun milieu wordt op basis van hetzelfde ADN beschermd, terwijl de burgers en het milieu in de ‘dunbevolkte’ gebieden deze bescherming niet genieten, omdat daar in de optiek van het ADN geen veiligheidsrisico’s aanwezig zijn. Sterker nog: door het ministerieel aanwijzen van deze ‘dunbevolkte’ gebieden als locaties voor ontgassende tankers ( IL&T-kaartje ) en het ontbreken van enige vorm van handhaving worden de aldaar wonende burgers en hun milieu opzettelijk, geheel onnodig, aan de gevaren verbonden aan ZZS-emissies blootgesteld. Een burger in bijvoorbeeld Amsterdam wordt aldus geheel anders behandeld dan een burger in Stavenisse…..! Dit is een inbreuk op artikel 1 van onze Grondwet: ‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld’. De praktijk is helaas anders! Ter verduidelijking: waarom wordt minister Harbers, wonende in het centrum van Rotterdam, wel wettelijk tegen het mogelijk krijgen van een ernstige aandoening beschermd en ondergetekende, woonachtig aan de rand van de Oosterschelde, niet??? Ben ik als mens grondwettelijk minder waard dan Onze Minister ?
Wetsartikelen waar nooit op wordt gehandhaafd
Het behoeft geen nadere uitleg meer dat het jaarlijks uitstoten naar de vrije atmosfeer van minimaal 13,8 miljoen m3 (zie mijn brief aan de minister ) Zeer Zorgwekkende Stoffen dan wel CMR-stoffen door tankschepen zeer schadelijk voor de volksgezondheid en het milieu kan zijn. Ik zal voor de duidelijkheid de wetsartikelen ( gecursiveerd ) in een persoonlijke kader toelichten, die het ontgassen in mijn burgerlijke visie nu al strafbaar maken.
1. Wet Milieubeheer, artikel 1.1 : ‘Neem ik voldoende zorg voor het milieu in acht’,wanneer ik mijn bemanning opdracht geef bijna 8000 m3 Zeer Zorgwekkende Stoffen naar de vrije atmosfeer uit te stoten? ‘Neemt de verlader / de bevrachter / de reder voldoende zorg voor het milieu in acht’, wanneer zij een tankschip de opdracht geven in Zeeland te gaan ontgassen?
2. Wet Milieubeheer, artikel 10.1 : In mijn ladingtanks ontstaan dampen. Deze dampen hebben op basis van een advies van minister Van Nieuwenhuizen met kenmerk I&W/BSK-2021/9785 de status van ‘afvalstof’. Dan is het voor mij toch ook ‘verboden bedrijfsmatig handelingen met betrekking tot afvalstoffen (in dezen het uitstoten naar de vrije atmosfeer: ontgassen) te verrichten, indien daardoor, naar ik weet of redelijkerwijs had kunnen weten, nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan?’
3. Wet Milieubeheer, artikel 10.2 : Conform de ‘ontgassingsroutekaart’ van de IL&T kan ik in het Oosterscheldebekken vrijelijk ontgassen. Is dit gigantische Natura 2000 gebied juridisch gezien een ‘inrichting’? Overtreed ik door op de Oosterschelde te ontgassen niet de wet, omdat ’het verboden is zich van afvalstoffen te ontdoen door deze buiten een inrichting te storten, anderszins op of in de bodem te brengen of te verbranden’?
4. Wet Milieubeheer, artikel 10.54 : Dampen zijn aldus afvalstoffen. Omdat het dampen van gevaarlijke stoffen betreft, moet hier sprake van ‘gevaarlijke afvalstoffen’ zijn. Geldt het wetsartikel dat ‘het verboden is zich buiten een inrichting van gevaarlijke afvalstoffen te ontdoen’ ook voor mij, wanneer ik mij voor de kust van Flevoland van mijn gevaarlijke dampen ontdoe door deze naar de vrije atmosfeer uit te stoten?
5. Wet Natuurbescherming, artikel 1.11 : Afvarend aan het begin van de Nieuwe Merwede worden bij mij aan boord de ontgassingsventilatoren gestart en begin ik al varende tussen de Dordtse en Brabantse Biesbosch te ontgassen. Volgens de IL&T ( zie ontgassingroutekaartje ) en gezien de passieve houding van verscheidene
ministeries is dit zonder meer mogelijk. ‘Neem ik op dat moment voldoende zorg in acht voor deze Natura 2000 gebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving’? Dit met de wetenschap dat de door mij uitgestoten, gevaarlijke ZZS-moleculen zwaarder zijn dan lucht en uiteindelijk op de bodem of in het water zullen terechtkomen.
6. Wet Natuurbescherming, artikel 2.7 : In tegenstelling tot Tata Steel alsmede Chemours en hun uitstoot c.q. lozingen beschik ik ( en al mijn collega’s ) inzake het ontgassen over geen enkele vergunning. ‘Is het dan voor mij eveneens verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten op het Volkerak een project te realiseren ( een bedrijfsmatige activiteit in de vorm van ontgassen ) dat niet direct verband houdt met het beheer van een Natura 2000 gebied, maar afzonderlijk significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000 gebied’ ?
7. Wetboek van Strafrecht, artikel 173a : Wanneer ik mijn ladingtanks ontgas, doe ik dit met opzet en naar mijn volle overtuiging tegen de wet in. Hierbij komen grote hoeveelheden Zeer Zorgwekkende Stoffen in de atmosfeer / in het milieu terecht. Deze kunnen mogelijk zeer ernstige gevolgen voor mens en milieu hebben.
Kan ik nu ‘worden gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste 12 jaren of een geldboete van de vijfde categorie, wanneer ik opzettelijk en wederrechtelijk een stof in de lucht, in de bodem of in het oppervlaktewater breng en daarvan gevaar voor de openbare gezondheid is te duchten’?
8. ADN, artikel 7.2.4.22.5 : Op 30 april 2020 beweert minister Cora van Nieuwenhuizen in alinea 2 op pagina 3 van haar brief aan de Tweede Kamer met nummer 31409-275 dat ‘bij een ontgassing gebruik moet worden gemaakt van de verplichte vlamkerende roosters’. Deze vlamkerende roosters, waar zij hier op doelt, bevinden zich in de detonatiepotten, de vlamkerende inrichtingen, waarvan er één op elk tankhoofd staat.
Echter, wanneer ik onder goedkeurend, toeziend oog van elke handhaver deze vlamkerende inrichtingen ten behoeve van een ontgassing open, overtreed ik het ADN. Deze wet zegt namelijk dat ‘het openen van de behuizing van de vlamkerende inrichting enkel is toegestaan voor het schoonmaken van het vlamkerend rooster of het wisselen van het vlamkerend rooster (niet voor het ontgassen dus ). Bovendien zegt het artikel dat ‘het openen enkel is toegestaan indien de betreffende ladingtanks zijn gelost en de concentratie aan brandbare gassen in de ladingtank lager is dan 10% van de onderste explosiegrens van de lading / de laatste lading’ ( een niet ontgaste tank heeft een concentratie van 100% LEL; dit impliceert dat de vlamkerende inrichting helemaal niet mag worden geopend ). Zet het ministerie schipper Quist en zijn varende collega’s nu aan het ADN te overtreden?
9. ADN, artikel 7.2.3.7.1.3 : Indien ik via mijn vlamkerende inrichtingen (detonatiepotten) aan het ontgassen ben, zoals het ministerie wil, gebeurt dit bij mij aan boord en op nagenoeg alle overige tankers via een vlamkerende inrichting, welke slechts een detonatie kan weerstaan. Met drones controleert de IL&T frequent, of tankers wel via deze detonatiepotten ontgassen….! De wet schrijft echter voor dat ‘de afvoer van het gas/luchtmengsel via een vlamkerende inrichting geschiedt, die een duurbrand kunnen doorstaan’. Bijna geen enkele tanker beschikt in de detonatiepotten over roosters, die niet alleen een detonatie kunnen doorstaan, maar tevens een duurbrand. Dit is al jaren en jaren bij de toezichthouder bekend!
10. Arbeidsomstandighedenbesluit, artikel 4.1c, lid e : al decennia wordt er door ondergetekende en zijn collega’s ontgast. Daarbij worden de bemanningen van de ontgassende tankers direct met de uitgestoten dampen van ZZS geconfronteerd. Hoewel alle bemanningen alles in het werk stellen, kunnen zij niet voorkomen dat zij aan de dampen van ZZS worden blootgesteld. Maar hoe moet ‘de mate en duur van de blootstelling worden geminimaliseerd’, wanneer een grote tanker met mild steel tanks 24 uur nodig heeft om gasvrij te worden?
Overige wetten, die worden genegeerd dan wel worden overtreden:
1. Wet Milieubeheer, artikel 10.45 : De minister stelt in zijn brief met kenmerk I&W/BSK-2022/29131 d.d. 8 december 2022 op pagina 3 dat ‘de wettelijke status van afvaldampen een punt is, waarover nog altijd discussie bestaat’. Deze discussie heeft dan betrekking op het afgeven van de dampen aan de gesloten ontgassingsinstallaties. Waarom speelt deze discussie alleen nu in het geval van de gesloten installaties? Al jaren geef ik mijn afvaldampen tijdens een belading illegaal aan willekeurige olieterminals af. Waarom ‘illegaal’? Geen enkele afvaldampen ontvangende olieterminal beschikt namelijk over een vergunning als bedoeld in de wet! ‘Het is verboden gevaarlijke afvalstoffen in te zamelen (synoniemen: ontvangen / innemen) zonder vermelding op een lijst van inzamelaars, of ingeval de afvalstoffen tot de krachtens artikel 10.48 aangewezen categorieën behoren, zonder vergunning van Onze Minister’. En juist nu vormt de status van deze dampen ineens een punt van discussie……!???
2. Wet Milieubeheer, artikel 10.37 : Ik arriveer met mijn ladingtanks vol met naftadampen bij een olieterminal, alwaar ik benzine moet gaan laden. Tijdens het laden van de benzine ontdoe ik mij van de afvaldampen door deze via een slang aan de olieterminal af te geven. Deze olieterminal beschikt niet over een vergunning als bedoeld in de artikel 10.45 en 10.48 ( geen enkele olieterminal ). De wet zegt het volgende: ‘Het is verboden zich door afgifte aan een ander van gevaarlijke afvalstoffen te ontdoen, die niet krachtens artikel 10.45 of 10.48 bevoegd is de betrokken afvalstoffen in te zamelen’.
3. Wet Milieubeheer, artikel 10.55 : Dampen zijn gevaarlijke afvalstoffen. Mijn schip is aan een oliehandelaar voor langere tijd verhuurd, 24 uur per dag. Ik vaar met lege ladingtanks gevuld met afvaldampen van A naar B. Op dat moment vervoer ik dus afvaldampen tegen een vergoeding ( mijn schip wordt namelijk 24/7 betaald ). Mijn schip beschikt echter niet over een vermelding op de lijst van vervoerders: De wet: ‘Het is verboden gevaarlijke afvalstoffen voor anderen tegen een vergoeding te vervoeren zonder vermelding als vervoerder op de lijst van vervoerders’.
4. Waterwet, artikel 6.2 : Wanneer ik ontgas, komen dampen die zwaarder dan lucht zijn in de vrije atmosfeer terecht. Deze dampen zullen op een groot vaarwater zeer zeker ook in het aquatisch milieu belanden. De wet maakt geen verschil in het belasten van het milieu met een vaste stof, een vloeibare stof, of een gas / damp. Mijn uitstoot is onvergund! De wet zegt het volgende: ‘Het is verboden om stoffen te brengen in een oppervlaktewaterlichaam, tenzij een daartoe strekkende vergunning is verleend’.
5. Wetboek van Strafrecht, artikel 48 : U hebt reeds kunnen lezen dat ‘het verboden is opzettelijk en wederrechtelijk een stof op of in de bodem, in de lucht of in het oppervlaktewater te brengen, indien daarvan gevaar voor de openbare gezondheid is te duchten’. Met de publicatie van de ‘ontgassingsroutekaart’ door de IL&T onder regie van het Ministerie van I&W creëert de overheid bewust locaties, waar een verboden activiteit ( het in de lucht brengen van een stof, waarvan gevaar is te duchten ) wordt gedoogd. Het wetboek zegt hierover: ‘Als medeplichtigen van een misdrijf worden gestraft: zij die opzettelijk gelegenheid bieden tot het plegen van een misdrijf ( overtreding van o.a. artikel 10.2 Wet Milieubeheer is een economisch delict; is een misdrijf )’.
6. Algemene Wet Bestuursrecht, artikel 3.4: De overheid heeft routes aangewezen (het besluit), waar tankschepen zich kunnen ontdoen van hun gevaarlijke afvaldampen (het doel) met alle mogelijk nadelige gevolgen voor de aldaar wonende burgers en het aanwezige milieu. Wordt hier het ‘Evenredigheidsbeginsel’ niet ernstig geschonden? Het betreffende wetsartikel zegt namelijk in lid 2 : ‘De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot met het besluit te dienen doel’.
7. Wetboek van Strafrecht, artikel 355: Niet alleen in het ontgassingsdossier, maar ook in het dossier Tata Steel en het PFAS-dossier, stellen rechtsgeleerden dat de overheid wel degelijk op wettelijke basis maatregelen kan nemen en zelfs moet nemen, maar dit niet doet / niet wil. U hebt reeds kunnen lezen dat inzake de ontgassende tankers zelfs de Grondwet wordt geschonden. De wet bepaalt het volgende: ‘Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie, worden gestraft de hoofden van de ministeriële departementen, die opzettelijk nalaten uitvoering te geven aan de bepalingen van de Grondwet of andere wetten of algemene maatregelen van inwendig bestuur van de staat, voor zover die uitvoering wegens de aard van het onderwerp tot hun ministeriële departementen behoort of uitdrukkelijk hun is opgedragen’.
8. Wetboek van Strafrecht, artikel 356: Ten aanzien van ontgassende tankschepen is er geen enkel departement dat op welke wet of maatregel dan ook handhaaft. De Ministeries van Landbouw & Visserij ( met het oog op het zonder vergunning uitvoeren van een bedrijfsmatige activiteit in Natura 2000 gebieden ), Infrastructuur & Waterstaat en Justitie, alsmede de ‘onafhankelijk’ toezichthouder IL&T doen qua handhaving niets. Ook het Openbaar Ministerie (milieuofficier Mr. De Rijck heb ik persoonlijk aangeschreven, zie bijlage) hult zich in stilzwijgen. Ondanks bestaande wetgeving handhaaft niemand op massaal ZZS uitstotende tankers. De wet zegt daarover: ‘Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de derde categorie worden gestraft de hoofden van ministeriële departementen aan wier grove schuld te wijten is dat de in artikel 355, lid 4, omschreven uitvoering wordt nagelaten’.
9. Algemene Wet Bestuursrecht, titel 5.2, artikel 5.11: In Nederland kennen wij een groot aantal toezichthouders, zoals de IL&T en de Arbeidsinspectie. Echter ook de KLPD, RWS , Omgevingsdiensten, gemeenten, provincies en waterschappen zijn toezichthoudende taken toegekend. Met betrekking tot ontgassende tankers vindt er nagenoeg geen enkel toezicht plaats, terwijl de wet toch duidelijk is: ‘Een toezichthouder is een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift’.
Helaas ben ik geen jurist, maar ik ben ervan overtuigd dat een rechtsgeleerde nog meer wetsartikelen kan vinden, die aan beide voorgaande opsommingen zouden kunnen worden toegevoegd. De minister spiegelt de Tweede Kamer voortdurend voor dat ‘hij niets kan doen’. Hoogleraren als professor Arcuri en Trevisanut en een jurist als Mark van Weeren (uitzending De Hofbar over PFAS) beweren het tegenovergestelde. Ik wil U op de volgende wetten wijzen, welke de minister in mijn optiek kan aanwenden, om een onmiddellijk einde aan de uitstoot van miljoenen kubieke meters ZZS te bewerkstelligen.
Wetgeving, welke de minister ten dienste staat dan wel hem verplicht te handelen
1. Wet Milieubeheer, artikel 17.19:
Het uitstoten van enorme hoeveelheden Zeer Zorgwekkende Stoffen door tankers is een handeling, welke een mogelijk gevaar voor de volksgezondheid en het milieu is. De wet: ‘Indien stoffen ( in dit geval gevaarlijke afvalstoffen ), dan wel handelingen daarmee ( het ontgassen ), naar het oordeel van Onze Minister onduldbaar gevaar opleveren voor de gezondheid van de mens of voor het milieu, kan hij, zo nodig met behulp van de sterke arm, alle maatregelen nemen die hij in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu noodzakelijk acht’. Of is Onze Minister, misschien als enige in Nederland, van mening dat er helemaal geen sprake van ‘onduldbaar gevaar’ is !? Dat er geen vuiltje aan de lucht is……… ?
2. Wet Milieubeheer, artikel 9.2:
In aansluiting op voorgaande: ‘Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, indien een redelijk vermoeden is gerezen dat door handelingen met stoffen ongewenste effecten voor de gezondheid van de mens of voor het milieu zullen ontstaan, regels worden gesteld met betrekking tot het zich ontdoen van deze stoffen, met inbegrip van het voorbereiden of bevorderen van deze handelingen’.
3. Wet Milieubeheer, artikel 18.2b:
‘Onze Minister heeft tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachten de titels 9.2 tot en met 9.5 en artikel 17.19’ (niet de taak van de provincies dus).
4. De Grondwet:
Het is de plicht van de overheid een ieder in gelijke gevallen gelijk te behandelen. Tevens is het de plicht van de overheid te waken over de bewoonbaarheid van het land, de volksgezondheid te beschermen alsmede het milieu in bescherming te nemen dan wel te verbeteren.
Nu de ( politieke / publieke / publicitaire ) druk op de minister iets te ondernemen alleen maar toeneemt en hij blijkbaar steeds meer alleen in de opvoering van zijn eigen toneelstukje ‘Ik Kan Niets Doen’ komt te staan, zal hij U mogelijk met de volgende argumenten proberen tevreden te stellen; het gemoed van de Kamer trachten te sussen. Deze mogelijke argumenten zal ik nu voor U op basis van feiten bij voorbaat ontkrachten, opdat U niets wordt wijs gemaakt, respectievelijk zal ik er vraagtekens bij plaatsen.
Onjuiste argumenten, welke mogelijk aangewend kunnen worden
1. De minister zal de Tweede Kamer wijzen op de ‘vorderingen’ die reeds gemaakt zijn in een overleg met het bedrijfsleven. Na een mislukte taskforce Ontgassen (zie o.a. de uitspraak van Dhr. Overveld in de NRC d.d. 23-01-2023 ) is er nu een ‘roadmap’.
Hoewel de minister in een brief met kenmerk I&W/BSK-2022/292131 moet toegeven dat ‘ondanks intensief overleg het moeilijk is gebleken om vanuit een gedeelde verantwoordelijkheid op dit dossier tot een consensus te komen over de inhoud van de roadmap’, zal hij het parlement vooral proberen tevreden te stellen door het accent te leggen op het overleg met DE verladers, de CTGG, en het streven meer ‘compatible’ te gaan varen.
Gaarne wil ik hier een kanttekening plaatsen. Helaas moet ik vaststellen dat de grootste groep verladers, welke verantwoordelijk is voor het grootste gedeelte van het vervoerde volume aan minerale oliën, niet in de CTGG is vertegenwoordigd, niet met de minister aan tafel zit. In de Position Paper Ontgassen van de CTGG, d.d. 09 augustus 2022, meldt deze organisatie op pagina 2 dat ‘de (internationale) oliehandelaren niet bij de CTGG zijn aangesloten’. Dit impliceert dat de 5 grootste, internationale oliehandelaren ter wereld niet met de minister praten ( o.a. de grootste onderneming van ons land is niet in de CTGG vertegenwoordigd, maar is wel een enorm grote, internationale oliehandelaar; zie Elsevier 03 november 2022).
Ter vergelijking: de minister wil dat iedere automobilist zich houdt aan de maximumsnelheid. Omdat hij niet ‘kan’ handhaven op bestaande wetgeving, maakt hij afspraken met de leasemaatschappijen. Hiermee bereikt hij echter slechts een klein deel van de automobilisten. Wat zal het effect van dergelijke afspraken met alleen de leasemaatschappijen op het overschrijden van de snelheid door alle automobilisten in de praktijk dan zijn? Behoren dergelijke afspraken niet thuis in de categorie ‘wishful thinking’? Is het overlaten van het ontgassingsprobleem aan de vrije markt überhaupt niet moreel verwerpelijk?
2. Het argument van ‘meer compatible varen’ zal zeer zeker als tovermiddel worden aangehaald. ‘Compatible’ betekent dat tankschepen verschillende ladingen achtereenvolgend over elkaar heen kunnen laden en daarbij niet hoeven te ontgassen. ‘Compatible’ varen werkt echter alleen, wanneer er sprake is van een groot aanbod aan lading en een klein aanbod aan scheepsruimte. Onder dergelijke omstandigheden zullen verladers minder eisen stellen en voelen rederijen niet de druk te gaan ontgassen, omdat zij anders omzet zullen mislopen.
De praktijk leert dat verladers sneller eisen dat een schip gasvrij is, wanneer er een gering ladingaanbod is en er veel lege tankers worden aangeboden (in het geval van een rustige woningmarkt hebben kopers ook meer eisen dan in een overspannen woningmarkt). De reder heeft onder dergelijke omstandigheden de keus zijn schip te laten ontgassen, of te wachten op een andere reis, waarvoor hij zijn tanker niet hoeft te ontgassen. Omdat het ontgassen naar de vrije atmosfeer gratis is en er niet wordt gehandhaafd, zal hij bijna altijd besluiten tot ontgassen over te gaan, daar hij anders omzet misloopt. M.a.w. ‘compatible varen’ is een utopie en het succes van ‘compatible’ varen wordt grotendeels bepaald door de economische wet van vraag en aanbod; niet in een roadmap, een taskforce of een convenant!
3. Behalve de ‘toverformule’ ‘compatible’ zal ook het ‘dedicated varen’ als oplossing worden gepresenteerd. ‘Dedicated’ komt er in de praktijk op neer dat een tanker gedurende een langere periode op contractbasis voortdurend dezelfde stof vervoert.
Het betreft hier bijna altijd ladingen, welke voor de productie in een chemische fabriek zijn bestemd. Hierbij moet U bijvoorbeeld denken aan fenol voor Sabic in Bergen op Zoom en benzeen voor de BASF in Ludwigshafen. De groep van tankers, die ‘dedicated’ vaart / kan varen, is uitermate klein. Om deze reden kan ‘dedicated’ nooit als oplossing voor het ontgassingsprobleem worden gezien. In 2018 concludeerde prof. Geerlings (pdf) al dat ‘men geen overspannen verwachtingen over de mate van compatible en dedicated varen moet hebben, daar commerciële motieven van verladers (vooral de groep, die niet bij de minister ‘aan tafel zit’) een barrière vormen. Commerciële druk blijft leidend (bij verladers, bevrachters en reders)’. De bevindingen van professor Geerlings gelden nog steeds.
4. Het parlement zal ook te horen kunnen krijgen dat Zwitserland spoedig tot ratificatie van het CDNI-Verdrag overgaat en dat een ontgassingsverbod dan werkelijkheid is.
De praktijk:
a. De realiteit is dat Zwitserland waarschijnlijk op zijn vroegst eind dit jaar zal ratificeren. Het Verdrag zal dan misschien in de zomer van 2024 gedeeltelijk van kracht kunnen worden.
b. Met opzet staat er het woord ‘gedeeltelijk’, omdat het CDNI-Verdrag gefaseerd wordt ingevoerd (fase I, II en III). Een ontgassingsverbod voor de laatste groep CMR-stoffen (III) zal bij het inwerkingtreden van het CDNI medio 2024 niet voor 2028 een feit zijn. Op basis van het CDNI zal er daarom tot minimaal eind 2028 worden ontgast.
c. Het verbieden te ontgassen van bepaalde stoffen geschiedt op basis van UN-nummers. Het zijn de (internationale) verladers, die aan een stof een UN-nummer toekennen. Om deze reden kan niet worden uitgesloten dat bepaalde stoffen een ander UN-nummer krijgen, zodat deze CMR-stoffen langer naar de vrije atmosfeer kunnen worden uitgestoten, omdat ze bijvoorbeeld van fase II naar fase III worden ‘overgeheveld’.
d. Alleen een algehele handhaving op het uitstoten van alle gevaarlijke stoffen naar de vrije atmosfeer, zoals de heer Leussink van Koninklijke Binnenvaart Nederland voorstelt, zal aan het schenden van de Rechten van de Mens (volksgezondheid en milieu) een einde maken.
5. In zijn brief aan de Tweede Kamer d.d. 24 januari 2023 heeft de minister al min of meer aangegeven dat het de provincies zijn, die de ontgassingsproblematiek moeten oplossen en niet de Rijksoverheid. In een overleg met de provincies op 9 februari gaat de minister nog een onbeschaamde stap verder: hij verwacht van de provincies dat zij de verboden gaan invoeren en aldus hierop gaan handhaven. Een paar kanttekeningen:
Tot aan het vonnis van de rechtbank te Den Haag d.d. 25 oktober 2022 heeft de minister de provinciale verboden nooit serieus genomen; zij zouden niet gelden op de Rijkswateren. De provincies ‘hadden niets te vertellen over de Rijkswateren’ (uitspraak van de minister o.a. in De Gelderlander op 23 februari 2019). En nu moeten de provinciale verboden plotsklaps uitkomst bieden…..? Is het in eerste instantie niet de taak van de Rijksoverheid nationale wetgeving te handhaven ( zie mijn opsomming van wetsartikelen, waarmee niets wordt gedaan ) en is het in tweede instantie pas de taak van de provincies op hun verordeningen toe te zien ?
De meeste provinciale verordeningen aangaande het ontgassen voorzien slechts in het verbieden van enkele stoffen, zoals benzeen. Het uitstoten van alle andere CMR-stoffen ( ook stoffen met minder dan 10% benzeen ) wordt bij deze verordeningen niet verboden. Om deze reden bieden de provinciale verboden helaas geen soelaas; zullen zij weinig tot geen effect sorteren.
Een verbod heeft alleen effect, wanneer er wordt gehandhaafd. Om te kunnen handhaven heb je handhavers en andere middelen nodig. Omdat het hier gaat om een overtreding van een verbod ( wetsartikelen ) dat varende plaatsvindt, heb je handhavers op het water nodig. Behalve handhavers op het water zullen ook innovatieve middelen als ‘snuffelpalen’ onontbeerlijk zijn. Provincies als Flevoland, Zeeland en Noord-Brabant, maar ook een provincie als Zuid-Holland langs de Dordtse Kil, Nieuwe Merwede en het Hollandsch Diep, beschikken niet over deze elektronische neuzen. Ook hebben deze provincies geen handhavers op het water. En het ministerie weet dit!! De Rijksoverheid beschikt daarentegen wel over varende handhavers in de hoedanigheid van de KLPD en RWS, echter weigert de Rijksoverheid deze diensten conform de wet
op het ontgassen te laten handhaven dan wel in het uiterste geval deze diensten ter beschikking van de provincies te stellen.
Wanneer de minister nu wil dat de provincies gaan handhaven op hun onvolledige verboden, speelt hij in mijn ogen een zeer abject en daarom afkeurenswaardig spel, wat met de volgende situatie is te vergelijken: NOC NSF (de minister) stuurt een rolstoelbasketbalteam ( de provincies ) naar de Paralympische Spelen met de opdracht daar te gaan winnen. De overkoepelende sportbond laat alleen na het basketbalteam rolstoelen te geven (middelen)……!
6. In mijn open brief aan de heer Harbers vergelijk ik het argument dat er te weinig ontgassingsinstallaties zijn met het ontbreken van kiepwagens om klei voor het verhogen / verstevigen van de dijken aan te voeren; burgers moeten het risico op een dijkdoorbraak maar gewoon accepteren, omdat de minister als nationaal regisseur verzaakt heeft voldoende kiepauto’s te regelen. De wereld op zijn kop! Enkele opmerkingen over het steeds terugkerende argument van het tekort aan gesloten ontgassingsinstallaties:
Onze Minister is de verplichting conform het CDNI-Verdrag voor een landelijk dekkend netwerk van ontgassingsinstallaties zorg te dragen, aangegaan. Niet alleen hij, maar ook zijn collegae in Duitsland en België. In elk van deze landen bevindt zich slechts 1 ontgassingsinstallatie tot nu toe. Frankrijk en Zwitserland hebben, voor zover mij bekend, helemaal geen officiële ontgassingsinstallaties. De druk om het netwerk in al deze landen uit te breiden ontbreekt in zijn geheel, zolang de tankers vooral vanuit Duitsland en België geheel gratis hun afvaldampen hier naar de vrije atmosfeer kunnen blijven uitstoten, waarvan de Nederlandse burger en het milieu geheel onnodig het slachtoffer zijn. Saillant detail is dat de Duitsers en de Belgen wel volop handhaven op het ontgassen naar de vrije atmosfeer…!
De gesloten ontgassingsinstallaties kunnen alleen rendabel worden ingezet, wanneer schepen naar hen toe moeten komen. Zolang er niet op het uitstoten van Zeer Zorgwekkende Stoffen naar de vrije atmosfeer wordt gehandhaafd, zullen tankers (met uitzondering van een enkele tanker varende voor bijvoorbeeld een bekende onderneming als DOW, BASF of Shell, die geen reputatieschade wenst) geen gesloten ontgassingsinstallatie bezoeken. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de installatie voor gesloten ontgassen in Amsterdam, welke bij gebrek aan enige klandizie noodgedwongen elders is ingezet (zie Schuttevaer d.d. 23 januari 2023).
Wanneer ik met mijn schip bij de EVOS in de Afrikahaven te Amsterdam ga laden, geef ik tijdens de belading mijn gevaarlijke afvaldampen aan de EVOS af, welke door de terminal aansluitend in de eigen dampverwerkingsinstallatie op de terminal worden verwerkt. Dit mag volgens Onze Overheid. Indien ik echter bij de EVOS alleen mijn afvaldampen wil afgeven, wil ontgassen van dezelfde dampen dus, dan mag dat volgens Onze Overheid niet…., omdat de terminal daarvoor geen vergunning heeft……., die de olieterminal wel graag zou willen hebben…., maar niet krijgt…..!? Wie kan dit nog uitleggen?
Niet alleen EVOS zou graag tankers willen ontgassen, andere terminals evenzo. Wanneer de minister deze terminals een vergunning zou verstrekken, is het probleem van ‘vrijwel geen ontgassingsinstallaties’ (brief van de minister d.d. 24 januari) al deels opgelost.
Het tekort aan gesloten ontgassingsinstallaties in 2018 was volgens professor Geerlings (rapport Erasmus Universiteit) toen al voor een groot deel te wijten aan ‘wrijving tussen de vergunningstechnische en de ambtelijke kant’. Kortom: tegenwerking door ambtenaren en problemen ten gevolge van ambtelijke procedures en protocollen. Hier is in 2023 nog geen enkele verandering in waar te nemen; het tegenovergestelde gebeurt: er worden steeds nieuwe barrières opgeworpen. En wie is er uiteindelijk verantwoordelijk voor het handelen van deze ambtenaren en de ambtelijke regeltjes? Wie zou hier de regie moeten hebben? De minister!!
Deze voortdurende wrijving zorgt ervoor dat het toebrengen van mogelijke schade aan de volksgezondheid en het milieu doorgaat. In het Aanhangsel van de Handelingen nr. 718 stelt de heer Laçin de minister al op 25 oktober 2018 de volgende vraag:
Deelt U de mening dat bureaucratie tussen de verschillende overheidslagen niet mag leiden tot situaties waarin
inwoners van Nederland gezondheidsrisico’s lopen en dat milieucriminelen ongestoord hun gang kunnen gaan?’
De minister was het met de heer Laçin eens, maar ‘deze stelling was volgens de minister niet van toepassing op het varend ontgassen’……….!?? De realiteit in 2023 geeft de heer Laçin alsnog gelijk en de minister ongelijk!
7. De minister zal U een doemscenario schetsen. In zijn schrijven met kenmerk I&W/BSK-2023/24468 zegt hij het volgende: ‘Omdat er nog onvoldoende ontgassingsinstallaties zijn, zou dit praktisch neerkomen op het stilleggen van de tankervaart in Nederland’. Ik zal niet ontkennen dat er misschien sprake van enige stagnatie zou kunnen optreden, maar in dat geval kan de minister dit direct oplossen door op- en overslagterminals een ontgassingsvergunning te verstrekken en nieuwe ontgassingsinstallaties, die een emissiereductie van 95% bewerkstelligen, eveneens van vergunningen te voorzien.
De vraag die hier kan worden gesteld: maakt de minister zich daadwerkelijk zorgen om de tankervaart, een relatief zeer kleine bedrijfstak, of maakt hij zich meer zorgen dat het transport van olie en chemicaliën zal stagneren en daarmee de belangen van de industrie c.q. de internationale oliehandel zouden kunnen worden geschaad?
8. Op 9 februari verwoordt de minister voornoemd argument nog duidelijker. In een overleg geeft hij te kennen dat ‘de financiële consequenties niet bij de binnenvaart mogen liggen ( geen kind van de rekening mag zijn )’. Hij noemt hier de gehele binnenvaart, maar moet alleen de tankvaart bedoelen. Dit zal ten gevolge van de economische wet van vraag en aanbod niet snel gebeuren. Er zal een krapte op de vervoersmarkt ontstaan met als gevolg stijgende tarieven. Wanneer de verladers zouden blijven weigeren de kosten van gesloten ontgassingen te vergoeden, dan dekken de sterk gestegen vrachtprijzen de schoonmaakkosten. Bovendien zal bij het ministerie en zijn ambtenaren alles vloeibaar worden, wat nu nog vast is, wanneer chemiereuzen en oliegiganten met vervoersproblemen door een tekort aan beschikbare scheepsruimte worden geconfronteerd.
9. Tijdens hetzelfde overleg wordt gesteld dat ‘de mogelijkheid moet worden bekeken of product van ontgassingsinstallaties onder de afvalregeling (Europese Kaderrichtlijn Afvalstoffen) hoort te vallen’. De minister gaat hier weer eens naar kijken. Vooral kijken! Op 09 juli 2019 stuurt de toenmalige voorzitter van de Taskforce Ontgassen, de heer Adnan Tekin, al een brandbrief aan de minister. In deze brief stelt de heer Tekin dat ’de knelpunten, zoals besproken tijdens de High-level meeting Varend Ontgassen van 13 maart 2019 nog steeds niet zijn opgelost. Aangezien restdampen als afval wordt beschouwd, kunnen de drie doelstellingen van de Tasforce niet worden gerealiseerd (o.a. het realiseren van voldoende gesloten ontgassingsinstallaties). Vier jaar later is er in deze situatie door een in mijn ogen ernstig falend ministerie niets gewijzigd.
10. De minister heeft al voorgesteld ‘om juristen in de overleggen van milieuwerkgroepen te laten deelnemen’ en ‘om uitrol Europees te krijgen dient ook CEFIC actief betrokken te worden’. Is dit niet gewoon de zoveelste vertragingsactie van het ministerie, om niet op het uitstoten van CMR-stoffen naar de vrije atmosfeer door ontgassende tankers te hoeven handhaven? Een situatie, welke al ruim 10 jaar duurt.
Reeds in november 2012 wijst mevrouw Baljeu , toen wethouder van Rotterdam en nu gedeputeerde van de provincie Zuid-Holland, in een brief met kenmerk 1076063 het ministerie ‘op de overlast van ontgassende tankschepen bij mensen die langs
vaarwegen wonen en het blootstellen van deze mensen aan stoffen’. De brief sluit af met de volgende zin: ‘Ik wil met U verkennen op welke wijze een sluitende beheersaanpak kan worden geformuleerd, zodat op termijn op economisch en milieukundige verantwoorde wijze emissies door ontgassende schepen tot het verleden zullen behoren’. Elf jaren zijn we inmiddels verder en is er nog niets in de situatie gewijzigd!! Alleen de argumentatie, waarom de minister ‘niets kan doen’ verandert voortdurend (zie opsomming in mijn open brief aan de minister). Het ministerie wringt zich werkelijk in allerlei bochten, om maar ‘niets te kunnen doen’.
11. De minister zal het parlement weer kunnen uitleggen dat de ons omringende landen eveneens geen nationaal ontgassingsverbod kennen. De minister zal dan ‘vergeten’ U mede te delen dat :
Duitsland een ontgassingsverbod kent voor de stoffen met UN 1203 en UN 1268. Deze laatste UN-groep vormt qua uitgestoten CMR-dampen de grootste groep. Die deutsche WSP währt das Bundes-Immissionsschutzgesetz 24 Stunden pro Tag. Vanwege deze gedegen handhaving wijken schepen uit naar…..Nederland !
België feitelijk slechts 3 vaarwateren heeft, waar ontgassende tankers kunnen varen. Het betreft hier het Albertkanaal en de havens van Antwerpen en Gent. Op het Albertkanaal is het ontgassen wegens het geldende Europese ADN verboden en in de beide havens verbieden plaatselijke Havenverordeningen het ontgassen. Deze drie tezamen vormen als het ware een nationaal verbod.
De minister zal de Kamer ook niet vertellen dat de situatie in Antwerpen echt schokkend is te noemen; anno 2023 bevinden zich aldaar nog steeds terminals met steigers, zelfs nieuwe, waar tankers niet met gebruikmaking van een dampretoursysteem kunnen worden geladen.
Vervolgens zal de minister de parlementsleden ook niet uitleggen dat een tankschip dat bijvoorbeeld nafta in Antwerpen heeft gelost en aansluitend in Antwerpen gasolie moet gaan laden, noodgedwongen eerst zijn afvaldampen naar de vrije atmosfeer zal willen / moeten uitstoten, omdat de laadterminal deze dampen door het ontbreken van de benodigde infrastructuur niet kan ontvangen. En waar gaat deze tanker zich gratis ontdoen van zijn gevaarlijke afvaldampen? Juist….in Nederland, omdat hier niet wordt gehandhaafd en bij onze zuiderburen wel!!! Dit is bij iedereen in en rond de internationale tankvaart bekend!
12. Aan de lijst met argumenten, die ik in de open brief gericht aan de minister heb opgeschreven, schijnt geen einde te komen. Het laatste argument dat de minister nu weer aanwendt, zijn de te hoge emissies, die door de gesloten ontgassingsinstallaties worden veroorzaakt. Hij moet zich houden aan de wettelijke emissie-regels. Wat zegt
de minister hiermee?
Om in de beeldspraak van de dijken te spreken, zegt de minister nu dat hij de dijken wel wil verhogen, maar dat hij dit niet kan, omdat de regelgeving voorschrijft dat de klei, welke voor de dijkverhoging moet worden gebruikt, geen enkele vervuiling mag hebben. De klei, waarover hij ongelimiteerd kan beschikken, kent een vervuiling van 2%……! Daar hij zich ‘aan de wet moet houden’ ( alleen als het hem uitkomt blijkbaar; zie opsomming van wetsartikelen, waar niets mee wordt gedaan ), kan hij de dijken niet verhogen en het gevaar van een dijkdoorbraak niet wegnemen. In de Schuttevaer van 17 februari zegt de bewindsman zonder enige schaamte dat hij zich aan de emissie-eisen voor ontgassinginstallaties moet houden, omdat ‘deze bedoeld zijn om milieu en gezondheid te beschermen’ !! Hij wil / kan het milieu en de volksgezondheid beschermen tegen de minimale emissies van ontgassingsinstallaties………, maar niet tegen de gigantische uitstoot van gevaarlijke en schadelijke dampen door ontgassende tankers..!!??
In mijn open brief heb ik een rekensommetje gemaakt, hoeveel verschil er is tussen de hoeveelheid vrijkomende, schadelijke dampen bij een open ontgassing enerzijds en een gesloten ontgassing anderzijds. De minister zegt dus nu dat hij het vrijkomen van minimaal 13,8 miljoen m3 Zeer Zorgwekkende Stoffen prefereert boven het vrijkomen van circa 6000 m3…..
Is het voor de minister nog zonder het schaamrood op de kaken uit te leggen dat hij een emissie van 13,8 miljoen m3 wettelijk niet kan voorkomen, zoals hij voortdurend beweert, maar een emissie van 6000 m3 blijkbaar wel….?
In 2018 en 2019 hebben diverse parlementariërs ( Laçin en Dijkstra o.a. ) de minister dringend verzocht ruimte te creëren, opdat ontgassingsinstallaties gaandeweg geoptimaliseerd en geperfectioneerd zouden kunnen worden. Hier heeft de minister nooit serieus iets mee gedaan. En gebruikt hij deze weigering destijds medewerking te verlenen nu als stok om mee te slaan?
Is het niet onverteerbaar dat een minister, die zoveel wetten en de Mensenrechten ogenschijnlijk aan zijn laars lapt, zich nu plotseling aan een regeltje aangaande emissies voor installaties wenst te houden? Hoe geloofwaardig is dit nog? Staat de 2% vervuiling van de klei nog in enige verhouding tot het gevaar van een dijkdoorbraak?
In november 2019 publiceerde dagblad Trouw een artikel van de hoogleraren Taco Brandsen en Ellen Mastenbroek, waarin zij stelden dat ‘de overheid niet bereid is haar eigen regels consequent na te leven en te handhaven. Sterker nog, de overheid vindt het zelf geen probleem om het recht te overtreden’. Zij noemden als voorbeeld de mestfraude, de fraude door de kustvissers, de Urgenda zaak, de stikstofaffaire en het schandaal met de belastingtoeslagen. Ik denk dat het gezien mijn bevindingen (het negeren van naar mijn mening 23 wetsartikelen) niet prematuur is, het ontgassingsdossier aan dit rijtje toe te voegen (en het PFAS-probleem eveneens, want in beide zaken zegt de regering ‘niets te kunnen doen’.). Deze steeds terugkerende modus operandi van onze overheid kent in deze casus slechts 3 slachtoffers: de bemanningen aan boord van de ontgassende tankers, de bewoners in vooral de ‘dunbevolkte’ gebieden en het milieu ( en met laatst genoemde ook volgende generaties ).
Het kan toch niet zo zijn dat een economisch belang van 1 sector klaarblijkelijk boven de bescherming van de volksgezondheid en het milieu uitgaat? Dat een dergelijk belang de Rechten van de Mens en een groot deel van onze bestaande wetgeving, inclusief de Grondwet, door een zich voortdurend in allerlei bochten wringende overheid buiten spel zet?
Een discussie aangaande ‘het ontbreken van voldoende ontgassinginstallaties’ dan wel de discussie rond ‘de status van de dampen’ of ‘de emissies van de ontgassingsinstallaties’ leidt de aandacht af van het werkelijke probleem: het mogelijk schaden van de volksgezondheid en het milieu! Deze discussie zou ondergeschikt aan de Mensenrechten moeten zijn. Of kloppen de bewering in hoofdstuk 6 van het rapport De Markt de Baas en de constatering van toxicoloog Van den Berg in de uitzending van De Hofbar d.d. 07 februari dat ‘het economisch belang voor gaat’ daadwerkelijk? Dat niet alleen de volksgezondheid en het milieu moeten wijken voor dit economisch belang, maar zelfs ook de rechtsstaat!?
Hopelijk deelt U mijn zorgen en kunt U in samenwerking met de overige parementariërs, wanneer deze over enige ethiek en moraliteit beschikken, een einde aan deze onacceptabele, onverkwikkelijke klucht van onze overheid maken; is het parlement bereid een motie in te dienen, waarin van de regering wordt geëist dat aangaande het ontgassen op alle bestaande wetgeving wordt gehandhaafd en dat elke wet wordt gerespecteerd (welk Tweede Kamerlid kan tegen de eigen Grondwet zijn / stemmen?). Of kan in dit land alleen de rechter onze overheid nog corrigeren, zoals bijvoorbeeld in de Urgenda zaak, m.b.t. het uitstellen van gezinshereniging van vluchtelingen en inzake het controleren van passagiers op Schiphol door de Marechaussee op basis van ras?
Vrijdag 17 februari meldt Kieskompas en passant dat uit onderzoek in opdracht van de regionale omroepen blijkt dat het wantrouwen jegens de overheid in 9 (‘dunbevolkt’) van de 12 provincies enorm is. Na wat U zojuist hebt gelezen, is dit toch niet zo vreemd?
Handhaving in het kader van ‘leiderschap is zoekgeraakt in een politiek-bestuurlijke omgeving, die draait op procedures en protocollen, afgedekt met mooipraterij, losgezongen van de menselijke maat’ ( columnist Hans Goslinga, Trouw 8 oktober 2022 ). Aan het parlement misschien de taak de menselijke en wettelijke maat enigszins terug te brengen?
Beste parlementariërs, ik hoop in het kader van het overleg op 7 maart a.s. U met voorgaande informatie voldoende te hebben voorgelicht. Ik besef dat het veel informatie is, maar U moet over voldoende kennis en feiten kunnen beschikken, om uw werk in ons parlement naar behoren te kunnen verrichten. Ik ben slechts een bezorgde burger, die zelf op indirecte wijze door zijn eigen overheid, ‘geleid door commerciële motieven’ van anderen (prof. Geerlings, Erasmus Universiteit maart 2018), wordt gedwongen zijn zeer gevaarlijke afvaldampen naar de vrije atmosfeer uit te stoten. Een bezorgde burger woonachtig in een ‘dunbevolkt’ gebied. Mocht U behoefte aan meer informatie of vragen hebben, dan mag U mij altijd benaderen. Ik wens U veel succes met uw parlementaire werk !!
Met vriendelijke groet,
A.L.Quist
Pernis, 20 februari 2023