Onder politicologen

Na de geestelijke mobilisatie van de Koude Oorlog raakte links in de mode. De ontspanning begon na de Cuba-crisis van 1962. Een illustratieve periode was de Provo-tijd (1965-1970) toen alles ineens leek te kunnen. In Frankrijk zetten studenten Parijs op stelten, ontdekten het strand onder het plaveisel en wilden de fantasie aan de macht. De Gaulle kon tegen ‘de fantasie’ niet op en trad af. In Nederland werden universiteiten bezet.

Even snel was de linkse lente ook weer voorbij. Thatcher ontkende dat er zoiets als “een samenleving” bestond en Reagan concurreerde met het ‘evil empire’. In 1989 viel de Berlijnse Muur en voelde de wereld even aan alsof het liberaal democratisch denken had gewonnen. Geen ideologische programma’s meer, geen voorgeschreven wereldbeelden.

Maar pluralisme is geen fragmentatie: niet de vlucht in kleine eilanden van zekerheid. Het pluralisme, het aanvaarden van meervoudigheid in onderwerpen, methoden en waarheden, het accepteren van twijfels en dubbelzinnigheden, we moesten het allemaal nog leren.

Voorgaande overwegingen komen bij mij op bij het lezen van het boek van Martin Bosma, over de achtergronden van het denken binnen de PVV. Hij is ook politicoloog, opgeleid in Amsterdam, door de achtenswaardige Hans Daudt, net als ik. Maar er zijn verschillen.

Bosma schrijft over het verstikkende klimaat in de faculteit: “Daudt trekt zich na de coup (een greep naar de macht van Siep Stuurman) terug en stuurt een stencil de wereld in met de legendarische kop “Professor Daudt speelt geen uitwedstrijden meer”.  Hij had genoeg van “wat Karel van het Reve noemt ‘een strijdbare voorhoede van proletarische halsafsnijders’.” (Bosma, p.200)

En Siep Stuurman zou gezegd hebben: “Ik wil inderdaad een eenzijdige studie-opzet, namelijk eenzijdig gericht op de opheffing van het kapitalisme.”

Heb ik bij die fanate gelovigen gehoord? Het schokt me een beetje. De tekst roept herinneringen bij mij op: mijn doktoraal examen vond inderdaad bij Daudt plaats in een soort gangkast, waar de hooggeleerde nog met een trouwe secretaresse huisde. Hij werd geduld, schrijft Bosma. Maar niet uit respect, weet ik. Het conflict ging over de bevoegdheden van vakgroepen en het vaststellen van exameneisen en Daudt c.s. wonnen na lange juridische strijd nagenoeg alle procedures op dit punt. (c.s.: Daudt was niet helemaal alleen, maar o.a. gesteund door Percy Lehning, later politicoloog in Rotterdam en U. Rosenthal,  thans minister van buitenlandse zaken.)

De rest klopt evenmin: in het stencil over de uitwedstrijden komt Stuurman wel voor, maar die was toen nog student. Het stencil is uit 1969, de benoeming van Stuurman in 1975. Ook Bram de Swaan hoorde bij de critici van Daudt; hij moest een nieuwe promotor gaan zoeken. Daudt polemiseert beschaafd: hij noemt zijn tegenstanders een kleine groep van ‘destructieve utopisten’, toch nog wel iets anders dan proletarische halsafsnijders. Hij toont zich bezorgd over de kwaliteit van het onderwijs in de sociale wetenschappen.

Er klopt maar weinig van het beeld dat Bosma oproept. Maar daarom gaat het mij niet. De druk van het “links-isme” was erg genoeg en buitengewoon dominant. Ik was daarvoor gevoeliger dan ik nu neig aan mijzelf te bekennen. Bosma heeft veel gelijk.

Maar Bosma ziet de wereld in een mobilisatie-perspectief. De wereld is een linkse samenzwering. Dat is een dreiging voor de vrijheid die moet worden bestreden. Maar daardoor is hij verwant met de eenzijdigheid bepleitende Siep Stuurman. Hij bestrijdt de ideologische vijand van vroeger, met een starheid en selectiviteit die bij de Koude Oorlog past.

Maar dwaas links ligt al op de grond en schoppen hoeft niet meer. En de Islam heeft geen vestigingsplaats.