Lieve Jules,
Ik zat op het toilet, toen ineens de deur op een kier ging die net breed genoeg was voor jouw hoofdje. Je bekeek me enkele tellen van top tot teen, tot je besefte dat je aanwezigheid een rechtvaardiging behoefde.
‘Pappa.’
‘Ja.’
‘Jij bent toch lie-hief?’
Ik gaf toe dat ik lief was.
Vanwege je leeftijd nam ik het je niet kwalijk dat je liefde als dekmantel gebruikte voor voyeurisme. Maar ik zeg je alvast: die truc heeft zijn langste tijd gehad. Er bestaat een slag vrouwen dat wangedrag op grote schaal witwast door het als liefde in de boeken op te nemen. Zo had ik ooit een vriendin die bij voorkeur midden in de nacht aan de relatie wilde werken. Wat zij liefde noemde, noem ik nu een gebrek aan medicatie. Op het moment zelf noemde ik het niets. Toen voelde ik vooral schaamte voor het feit dat ik zo weinig van haar hield dat ik haar nooit wakker maakte voor een goed gesprek.
Afijn.
Ook aan Vera en je moeder vraag je of ze lief zijn. Vaak is het een soort controlevraag. Je hebt veronderstellingen over hoe de wereld in elkaar zit, maar je houdt rekening met het feit dat je er naast kunt zitten. Ik kan je daar geen ongelijk in geven. Gisteren waren we op een verjaardag en toen wilde je zus je nog omruilen voor het kindje dat net een jaar was geworden.
Een verwante vraag is: ‘Pappa, jij bent toch niet boos?’ Die krijg ik iets vaker dan goed is voor mijn zelfbeeld als ouder. Ik zucht en ik steun, het valt niet te ontkennen. Ik zou je willen uitleggen dat het geen verwijt is. Maar oefen ik al een jaar of twintig op die uitleg en vooralsnog heeft niemand zich echt laten overtuigen. Mijn hoop is dat je aan het gezucht gehecht raakt, zoals bestuurders van elektrische auto’s gehecht blijken te zijn aan het lawaai van de benzinemotor. Je kunt van mensen houden vanwege hun gebreken. Juist daarom.
Over gebreken gesproken, je vond de winter maar een matige uitvinding. Vorig jaar droegen we je naar buiten in de sneeuw. Je ging zitten en begon te huilen, tot we je weer naar binnen droegen. Dit jaar zette je zelf de stap over de drempel. De eerste schoen raakte de sneeuw en toen trok je de tweede erbij, zodat je de eerste kon optillen. Vol afschuw keek je naar het witte spul dat aan je zool kleefde, alsof hondenpoep was. ‘Vies,’ luidde je oordeel. En toen wenste je weer naar binnen te gaan. Het kan zijn dat ik toen even gezucht heb.
Nu de sneeuw is verdwenen, kun je eindelijk weer verder met je natuurkundige experimenten. Zoals naar de akoestiek van tunnels. Zodra we met de fiets onder iets doorrijden, roep je luidkeels: ‘Ha! Lo!’ Dat leidt soms tot verschrikte reacties bij andere fietsers. Daar heb je geen oog voor. Jij herhaalt de proef tot de echo is verdwenen. Toen we laatst met de tram door de tunnel reden bij station HS, wist je wat je te doen stond. Jij wist wat je te doen stond. Je riep ‘hallo!’ en constateerde verrast dat er geen echo klonk, terwijl we toch echt in een tunnel waren. Om elke twijfel uit te sluiten, riep je zo hard je kon: ‘Haaallooooooh!’ Dat leidde tot verwijtende blikken van de medereizigers. En gezucht. Je zult vaart moeten maken, het aanzien van wetenschap brokkelt af waar je bij zit.
Reacties (4)
Die brieven van Michel aan zijn kinderen kan ik een stuk beter waarderen dan die brieven van Boudewijn aan politici. En ik heb doorgaans een hekel aan mensen die maar over hun kinderen blijven zeuren.
Wanneer komen de eerste leuke filmpjes met katten op Sargasso?
“Wat zij liefde noemde, noem ik nu een gebrek aan medicatie”…
Toch even hardop gelachen, had ook zo’n vriendin, ooit :-)
Leuk :)