OPINIE - Er is iets vreemds aan de hand met de laatste nog bestaande kranten. Om hun correspondenten te betalen, hebben ze geld nodig en dat halen ze binnen met onder andere advertenties. Om die advertenties te plaatsen, moet de krant een zekere omvang hebben. Om een zekere omvang te bereiken, moet er kopij zijn. En dus worden we opgezadeld met een veelvoud aan columnisten. Het echte nieuws vernemen we bij de gratie van het onnieuws.
Columns zijn een hondsmoeilijk genre. Een blogger kan een stukje precies de lengte geven die nodig is om zijn punt te maken. In een krant is de columnist, die in feite hetzelfde soort stukjes schrijft, echter gehouden aan een exact aantal woorden, meestal rond de driehonderd. Dat betekent dat hij of te weinig of te veel woorden heeft voor zijn betoog. Alleen echt goede schrijvers kunnen daarmee omgaan. De meeste columnisten hebben dat talent niet en zijn vervelend.
Eergisteren zadelde het NRC Handelsblad ons op met de diepe inzichten van Arjan van Veelen in stationstoiletten. Echt een onderwerp waarvoor je een krant koopt. Erger nog was de lofzang op Koot en Bie die we aantroffen op de mediapagina – in feite ook geen al te noodzakelijk stuk kopij.
Laat ik er voor eens en altijd duidelijk over zijn. Ja, Koot en Bie waren geniaal. Ze hebben onze taal verrijkt en hebben prachtige, grappige, ontroerende en relevante stukken TV gemaakt. Ontzettend waar. Maar inmiddels zijn ze gedegradeerd tot favoriet onderwerp van een columnist die geen stof heeft maar aan precies driehonderd woorden weet te komen door het geniale tweetal te prijzen. Als je na je verhaal nog ruimte over hebt, noem je gewoon nóg een leuke scène en zo vul je je verhaal aan tot driehonderd woorden. Koot en Bie zijn daardoor inmiddels zo voorspelbaar als wat.
Laten we het volgende afspreken. We geven dit jaar álle prijzen die er zijn aan Koot en Bie. De PC Hooftprijs, de AKO-prijs, de Gouden Uil, de hoofdprijs in de staatsloterij en een Nobelprijs. Allemaal. Verdiend. Daarna wijdt elke columnist er een stukje aan. En daarna wil ik gewoon een kwart eeuw niks meer over ze horen.
Reacties (9)
En dat in exact 300 woorden! Chapeau.
LOL @1 (rotzak ;)
@1 Het zijn 358 woorden, maar de voorlaatste alinea kan wel korter:
Laat ik er duidelijk over zijn, Koot en Bie waren geniaal. Maar inmiddels zijn ze gedegradeerd tot favoriet onderwerp van een columnist die geen stof heeft maar aan precies driehonderd woorden weet te komen door het geniale tweetal te prijzen.
En dan is het precies 300 woorden. :)
Niets aan toe te voegen, ook als iemand van een jongere generatie vind ik de Koot en Bie heerlijk om te mogen aanschouwen. En vaak zijn de sketches in essentie nog steeds actueel, geniaal!
En alsook van de jonge generatie heb ik het ook wel gehad met uitgekauwde columns.
Koot en Bie geniaal? Dan lag de lat voor genialiteit vroeger toch wel laag. Taalverrijking? Koot die bijvoorbeeld ’tweegenkomen’ introduceert als je mekaar twee keer tegenkomt. Geniaal? Misschien toen.
@6: Je kiest ook wel expres een slecht voorbeeld. Ik snap best dat jongere generaties het gedweep met Koot en Bie irritant vinden, maar dat neemt niet weg dat ze toch echt een paar fraaie woorden hebben toegevoegd aan de Nederlandse taal. Doemdenken, regelneef, oudere jongere… je kunt je haast niet voorstellen dat ze ooit niet bestonden. En ik moet nog steeds iedere keer lachen als de presentator van een tuinprogramma ernstig uitlegt hoe de kijkers hun tuin “winterklaar” kunnen maken.
@6; De rommel die tegenwoordig voor satire moet doorgaan mist iedere vorm van genialiteit.De lat ligt nu schijnbaar veel lager dan indertijd.
Degenen die zich aangesproken voelden ergerden zich ook het meest aan ze.
Ik denk dat dat nog steeds geldt.
Koot en Bie waren in hun tijd grappig, geestig, lollig. Geniaal ligt toch net een tikkie anders. Winterklaar, tja, dat is net zo’n giller als tweegenkomen.