Je maakt het niet dagelijks mee: de ene NGO die de andere beschuldigt van betrokkenheid bij kinderhandel. Het kwam in de post bij Sargasso: De Esther Benjamin Trust (EBT) heeft vorig jaar 23 Nepalese meisjes gered uit een weeshuis in Coimbatore, India dat nauwe banden onderhoudt met de Stichting Hulp Vervolgde Christenen (HVC). De meisjes zouden door een kinderhandelaar geleverd zijn aan het weeshuis, dat zo goede sier kon maken bij zijn westerse donoren.
Navraag bij D. Rajan van de lokale overheidsorganisatie Child Welfare Committee leert dat het allemaal wat subtieler ligt, al is de weeshuizenbusiness niet vrij van controverse.Het betreffende weeshuis, het Michael Job Centre, is inderdaad op last van de autoriteiten gesloten voor nieuwe kinderen. Van de meeste kinderen was bekend dat het geen wezen waren, maar kinderen wier ouders in het tehuis een mogelijkheid zagen om hun kind van eten en opleiding te voorzien. Van de 400 kinderen is de helft teruggebracht naar de ouders. De ouders van de andere helft wil hun kinderen liever in het tehuis houden, omdat ze daar tevreden over zijn. Niemand heeft een klacht ingediend, ook de lokale kinderbescherming niet.
De protesten kwamen vooral van lokale hindoes, die het Michael Job Centre van bekeringsactiviteiten beschuldigen. De kinderen krijgen christelijke namen en moeten ongeacht het geloof van henzelf of hun ouders meedoen met de dagelijkse christelijke rituelen. Dat ligt extreem gevoelig in een land waar religie niet alleen een individuele maar ook een sociale keuze is.
Het incident legt wel een paradoxale wereld van goede bedoelingen bloot. Dominee P.P. Job, de exploitant van het weeshuis, heeft ongetwijfeld het beste voor met zijn ‘wezen’, daarin gesteund door onder meer geld en vrijwilligers van HVC en Living Water Ministries. Veel Nederlandse reformatorische meisjes en jongens gaan er een tijdje vrijwilligerswerk doen of stage lopen. Er wordt geld en materiaal ingezameld voor de inrichting van een tv- en radiostudio. Een reisverslag van het Living Water Ministries is doorweekt van de zendingsdrang.
P.P. Job op zijn beurt is een graag geziene gast in Nederland. Hij wordt in december nog uitgenodigd bij de Mars om Leven van de anti-abortusclub Schreeuw om Leven. Hij mag bij de EO een warrig verhaal komen vertellen, waarin hem allerlei wonderen wordt toegeschreven. De lezingen van P.P. Job zitten op de site van HVC echter achter een password, dus we weten niet wat hij vertelt.
Om zijn begroting rond te krijgen heeft P.P. Job een toevoer van kinderen nodig. Die zijn er genoeg in India, vandaar dat de link met Nepal opvalt. De Nepalese meisjes belandden in het weeshuis via Dal Bahadur Phadera, die door ds Job dominee genoemd wordt, maar door de een Nepalese krant als lokale politicus wordt aangeduid. De man heeft niet zo’n beste reputatie. Maar gezien de duizenden Nepalese meisjes die jaarlijks verkocht worden aan Indiase bordelen, zijn de 23 die in het weeshuis belandden niet het slechtst af.
Voorzitter van HVC Jan Bor vindt de hele zaak maar opgeklopt. Per telefoon vertelt hij dat hij er al meerdere keren is geweest en dat er goed voor de kinderen wordt gezorgd. Het ingezamelde geld gaat niet naar P.P. Job maar naar de meisjes zelf, zegt hij. Ter plekke kopen HVC-vrijwilligers benodigdheden. En de rol van P.P. Job in het bestuur moet niet overschat worden – hij schuift hooguit een keer per jaar bij de HVC-vergaderingen aan, stelt Bor.
In Nepal is het opzetten of ondersteunen van kindertehuizen al jaren ‘booming business’ is, Niet alleen door zendingsgedreven christenen, ook de vele backpackers raken ontdaan door de leefomstandigheden van kinderen en roepen even idealistisch particuliere stichtingen in het leven en beginnen allerlei vormen van opvang- en educatieprojecten. De IRIN, een UN-dienst voor humanitair nieuws en analyses, stelt dat van de 602 kindertehuizen in Nepals, er vier door de overheid worden geleid. De rest is particulier initiatief, waarvan een geschatte 60 procent niet aan externe of interne evaluaties doet.
De overheidscontrole staat nog in de kinderschoenen, waardoor het kaf niet altijd even adequaat van het koren wordt gescheiden. In die wildgroei aan ongecontroleerde kinderliefdadigheid, zien lieden met minder goede bedoelingen ruimte voor kinderhandel en/of kindermisbruik. De IRIN schrijft dat controle over organisaties en hun werknemers, inclusief de NGO’s en hun vrijwilligers hard nodig is,
De zaak lijkt te ingewikkeld om vanuit Nederland, zelfs met behulp van een correspondent in India, te verifiëren, laat staan dat je er een zinnig oordeel over kunt vellen. Enerzijds springen de goede bedoelingen in het oog – of je nu gediend bent van dweepzucht en zendingsdrang of niet. Anderzijds is de armoede in deze landen zo groot dat niets doen ook geen moreel aantrekkelijke opties is.
Dit stuk is geschreven door Christian, P.J. Cokema en Dimitri Tokmetzis.