RECENSIE - Ze moet al twee jaar uit zijn, Ger Apeldoorns vertaling van The Dark Knight Returns, het stripverhaal waarmee Frank Miller midden jaren tachtig de Batman-reeks nieuw leven inblies. Dus het stukje dat ik er nu aan wijd, is wat aan de late kant. Gelukkig is het een klassieker, en voor klassiekers is het nooit té laat om erover te schrijven.
Ook in het Nederlands is dit een van de meest duistere stripverhalen die ik ken. Weliswaar eindigt het op een noot van optimisme, maar in feite zegeviert het kwaad op alle fronten en ik realiseerde me pas dit weekend hoe totaal die overwinning is.
Dat heeft iets te maken met de (opzettelijk) chaotische wijze waarop het verhaal wordt verteld. De plot zelf zit echter vrij simpel in elkaar. Batman is al een tijdje met pensioen, maar Gotham City maakt een criminaliteitsgolf mee en de held besluit op geheel eigen wijze in te grijpen. Toevallig menen psychiaters dat zijn oude tegenstander Two Face is uitbehandeld en kan worden vrijgelaten. Deze gaat meteen het verkeerde pad op en Batman rekent met hem af.
Een criminele bende is het volgende slachtoffer, en als ook The Joker uit een inrichting wordt vrijgelaten en enkele tientallen moorden pleegt, rekent Batman ook met die oude vijand af. Hij weet echter dat er geen politieke dekking meer bestaat voor een superheld als hij en Batman laat zich, als de overheid Superman tegen hem uitstuurt, door hem doden. In de laatste plaatjes leren we dat Batman helemaal niet dood is, maar in feite een manier heeft gevonden om onopvallend te verdwijnen. In een spelonk, diep onder de aarde, traint hij een nieuw leger om de wereld van gespuis te bevrijden.
Een eenvoudige plot, maar de lezer moet verdraaid goed opletten om het te kunnen volgen. Een deel van het probleem is dat het verhaal erg gefragmenteerd wordt verteld. Het onderbreken van een verhaallijn en het overschakelen naar een andere is vrijwel altijd een goed middel om de spanning op te voeren, maar als de tweede verhaallijn een nieuwe misdadiger is die zonder context wordt geïntroduceerd en na een paar klappen weer wordt afgevoerd, is het wat onoverzichtelijk. Dat is overigens ook Millers bedoeling: hij wil de lezer in een staat van verwarring brengen.
Een ander voorbeeld is het moment waarop Superman wordt ingehuurd. We zien het Witte Huis, we zien een Amerikaanse vlag en we zien hoe de president iemand instructies geeft: een reeks tekstballonnen met op de achtergrond het wit en rood van de Stars and Stripes. Als de toegesprokene antwoordt, verandert de achtergrond van de tekstballon van wit en rood in geel en rood – zie hiernaast. Op het volgende plaatje komt nog even wat blauw bij en moeten we begrijpen dat we het borstpantser van Superman hebben gezien. Het verhaal zou beter te volgen zijn geweest als we iets meer van Batmans collega zouden hebben gezien. Hier had ik iets minder verwarring wel op prijs gesteld.
Tot slot is er de voortdurende nieuwsstroom. Alle gebeurtenissen worden op televisie van commentaar voorzien: is het niet door een nieuwslezer, dan is het wel in een discussieprogramma of door willekeurige mensen op straat hun mening te laten geven. De lezer kan zo (zoals door het koor in een tragedie) zijn eigen oordeel toetsen en wordt partij in het verhaal.
Het effect is overdonderend. Terwijl we in feite een simpel ridderverhaal lezen over een strijder die het onbevreesd opneemt tegen boeven, worden er voortdurend vraagtekens en kanttekeningen geplaatst bij zijn optreden. Een deel daarvan is evidente lariekoek, maar andere kritiek snijdt zeker hout: eigenrichting is nu eenmaal niet toegestaan. Het fenomenale is dat je als lezer ziet dat ook de terechte kritiek kwestieus is, omdat ze wordt ingegeven door gemakzucht. Als je supermarkt wordt overvallen, kun je jezelf duizend keer voorhouden dat de overheid het geweldsmonopolie bezit, en je hebt nog gelijk ook, maar het kán een manier zijn om lafheid te verbloemen. Door de televisie een vooral hedonistische burgerij te laten tonen, suggereert Miller dat de terechte kritiek op Batmans hardhandige aanpak onoprecht is.
Zo stelt The Dark Knight Returns de vraag wat verantwoordelijkheid eigenlijk is, en dat is een verrotte goede vraag. Maar er speelt meer. De media hebben hun eigen prioriteiten: ze moeten onderhoudend zijn en we zien dus dat de grootste criminelen worden gefêteerd als supersterren en alle ruimte krijgen om zichzelf te presenteren als getapte jongens. (Zoiets gebeurt natuurlijk alleen in stripverhalen.) En nu de crux: de media veranderen de personages. Niet door helden en boeven van plaats te laten wisselen, maar op een veel verontrustender wijze.
Zie ik het goed, dan is de sleutelscène een vechtpartij op een kermis. Batman laat de boef alle hoeken van de ring zien maar doodt hem niet. Deze heeft echter wel zijn nek beschadigd en vertelt Batman dat hij nu toch de reputatie van een moordenaar zal krijgen. Daarop buigt de gewonde zijn nek en pleegt zelfmoord, waarna er voor Batman geen enkele mogelijkheid meer is om niet de naam te krijgen een moordenaar te zijn.
Vanaf dat moment gedraagt Batman zich daar ook naar en hij doodt enkele mensen, zonder dat daarvoor een echte reden is. “He went over to the dark side,” zoals men het in een ander universum zou noemen. Mensen bezwijken voor het oordeel dat we over hen hebben.
Tot dit punt was The Dark Knight Returnsvooral boeiend door de spanning tussen enerzijds het gemakzuchtige morele oordeel van de toeschouwers en anderzijds het morele oordeel van de ridder, die eenzaam is, zijn daden niet met anderen kan evalueren en desondanks steeds het juiste weet te doen. Dat was in zekere zin een hoopgevende boodschap: dat een individu ook onder grote druk een moreel kompas behoudt.
Nu blijkt echter dat ook het geweten van een superheld kan bezwijken. Deze kwetsbaarheid is het grimmige thema van dit boek en maakt The Dark Knight Returns zo intens en dus verontrustend.
The Dark Knight Returns, Frank Miller (originele versie).
Reacties (2)
Dat Ger Apeldoorn de vertaling doet is trouwens ook weer een overwinning van het kwaad.
Jona:
En dit stukje begint met een draak van een anglicisme ;-P