COLUMN - Afgelopen week was ik in Azerbaijan, een land op de grens van Azië, het Midden Oosten en Europa. Een soort Vaals dus, maar dan op continentale schaal.
‘Waar was je nou geweest?’ vroeg mijn vader.
Het land ligt ingeklemd tussen Rusland, Georgië, Armenië, Iran. Een dictatuur met oliegeld, dat sinds het uiteenvallen van de Soviet Unie onder het bewind staat van een vader en zoon.
In Baku, de hoofdstad, worden communistische woonbarakken worden afgewisseld met prestige-architectuur, waaronder de hoogste vlaggenmast van de wereld. Daaraan wappert een vlag van zeventig meter breed. Speciaal voor de mast is een immens plein aangelegd dat je niet mag betreden. Bij de trap naar het plein stond een zwart glanzend hokje met een intens verveelde veiligheidsbeambte. Hij zei niets, schudde slechts traag het hoofd, toen ik mijn linkervoet op de eerste trede zette. De Aziatische invloed zie je vooral ’s avonds. Dan is de stad verlicht in felle snoepkleuren.
Ik was in Baku voor een conferentie van de Verenigde Naties. Op een avond raakte ik verzeild in het kielzog van een Amerikaanse zakenman. Hij had een bedrijf dat handelde in IPv4-adressen. Dat zijn de internetnummers die onze computers gebruiken. Ze zijn inmiddels nagenoeg op en daardoor is er een lucratieve onderhandse markt in ontstaan. De handel is officieel niet toegestaan, maar de man had een sluiproute gevonden.
Tijdens het diner keek de man regelmatig op zijn Blackberry. Net voor het toetje zei hij: ‘Mooi. Net een deal rondgemaakt van vijfendertig miljoen dollar. Dat betekent…’ Hij keek even peinzend in de zwoele Azerbaijaanse avondlucht. ‘… dat ik tussen de 2.3 en 2.5 miljoen dollar heb verdiend. Niet slecht voor twee uurtjes werk.’
Later die avond trakteerde hij ons op sigaren en whisky. In ruil daarvoor luisterden het gezelschap naar zijn anekdotes en successen. Hij was een onderhoudend verteller.
Midden in de nacht besloot hij een zakenvriend te bellen om hem een tip te vragen voor het nachtleven van Baku. De zakenvriend had veel in Azerbaijan gewerkt en zou een hechte persoonlijke band hebben met de president.
De tip van de vriend bestond uit een telefoonnummer en een naam: Diana. Diana bleek de vrouw te zijn die het harem van de president bestierde. We hoefden maar de naam van de zakenvriend te laten vallen en Diana zou al onze wensen inlossen.
Op dat moment besefte ik dat ik geen talent heb voor avontuur. Ik bedankte de man en ging terug naar mijn hotel.
Twee dagen later vloog ik terug naar huis, in het besef nooit meer in Azerbaijan terug te keren. Dat was ook precies de reden om te gaan: ik zou anders nooit komen.
Ik had er geen spijt van. Azerbaijan was een fascinerend land. Guus Hiddink gaat er vast nog eens een voetbalclub coachen. Dan krijgt ook hij het nummer van Diana.
Reacties (1)
Mensenhandel, het zou verboden moeten worden.