Het Joods Historisch Museum in Amsterdam is na een grondige verbouwing sinds 23 februari heropend. Belangrijke pijler van deze verbouwing was het creëren van een nieuw prentenkabinet waar de tijdelijke exposities plaats kunnen vinden en het inrichten van een zaal waar de permanente nieuwe expositie Geschiedenis 1900-heden getoond wordt. Wonderlijke samenloop van omstandigheden is dat deze heropening ongepland samen valt met het 75 jarig bestaan van het museum en om dat jubileum te vieren, heeft men twee exposities samengesteld met werk van de Hongaars-Joodse fotografische grootheden Robert Capa en Eva Besnyö. Het werk van beide fotografen verschilt enorm, maar de keuze om ze naast elkaar te zetten is niet zo vreemd. Capa (1913-1954) en Besnyö (1910-2003) waren buurkinderen en groeiden samen op in Boedapest en het was op instigatie van Besnyö dat Capa er uiteindelijk definitief voor koos om fotograaf te worden door een baan bij het Berlijnse agentschap Dephot te accepteren. Besnyö kwam uiteindelijk in Nederland terecht, terwijl Capa een kosmopoliet werd die de wereld bereisde om de grote oorlogen vast te leggen voor het publiek.
Zijn eerste opdracht ontstond in 1932; de vaste fotografen van Dephot hadden opdrachten elders en Capa kreeg de kans om een lezing van Trotski in Kopenhagen, de betekenis van de Russische revolutie te bezoeken. Het bezoek was verrassend, Trotski was al een soort balling in eigen land geworden en werd omgeven door veiligheidsmensen. Bovendien had hij er een hekel aan om gefotografeerd te worden, dus Capa smokkelde een kleine Leica mee in zijn binnenzak en registreerde een bevlogen Trotski op het spreekgestoelte. Het waren de eerste schreden van Capa als fotograaf die zouden leiden tot een glorieuze levenswandel, maar ook tot een tragische dood.
Capa is het meest bekend geworden als oorlogsfotograaf; hoewel hij de oorlogen verafschuwde, was hij geen pacifist maar zag hij de oorlog als een noodzakelijk kwaad om een kwade macht te vernietigen of een goede zaak te verdedigen. Hij was daarbij vooral geïnteresseerd in de triomf van de menselijke geest over de zwaarste tegenspoed, een belangstelling die waarschijnlijk voortkwam uit zijn eigen geschiedenis; op zijn zeventiende was hij een politieke balling uit Hongarije, op zijn negentiende ontvluchtte hij Duitsland voor de nazi’s. Hij wilde de oorlogen van binnenuit belichten, hij zat op de huid van de soldaten hetgeen waardoor zijn werkwijze valt te lezen als een een spannend jongensboek. Tijdens D-Day trok hij samen met Hemingway en de Amerikaanse troepen vanuit Normandië, Chartres binnen om Parijs te heroveren op de Duitsers en in maart 1945 landde hij per parachute met de geallieerden in Duitsland om daar door de linies heen te breken. Capa had het geluk dat zijn parachute niet verstrikt raakte in de vele bomen waarin zijn mede-landers bleven bungelen en dus niet meedogenloos werd neergeschoten door de Duitse troepen.
Je kunt geen oorlog bedenken in die tijd of Capa was erbij. Het begon allemaal met de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) waarover hij zei: “In deze oorlog is niemand ergens veilig, de vrouwen blijven achter maar de dood, de vernuftige dood vanuit de hemel vindt hen toch wel.” Dit voorzienige lot trof ook zijn geliefde Gerda Taro die tijdens de hevige bombardementen ten westen van Madrid op 26 jarige leeftijd het leven liet, terwijl ze met eenzelfde toewijding de schermutselingen in het oorlogsgebied vastlegde op de gevoelige plaat. Met Joris Ivens sloot hij zich aan bij de Chinezen tegen de Japanse invasie in Mantsjoerije (1938) waarbij Tsjang-Kai-Tsjek een verbond diende te sluiten met de door hem gehate communisten, hetgeen zou leiden tot zijn ondergang. Capa vergeleek deze oorlog met de Spaanse en noemde deze het oostelijke front in de strijd van het Volksfront tegen het fascisme. Ondanks zijn erkenning als oorlogsfotograaf kreeg hij in de beginjaren van de Tweede Wereldoorlog geen opdrachten en moest hij lijdzaam aan de zijlijn wachten. In 1943 werd hij echter naar Italië gestuurd en zoals eerder vermeld volgden daarna nog beeldreportages uit Frankrijk en Duitsland.
Het was zijn haast benauwende manier van fotograferen, maar ook zijn nauwkeurigheid en timing waardoor Capa al snel in één adem genoemd werd met Henri Cartier-Bresson. De fotografen raakten bevriend en samen met hem richtte hij het invloedrijke Magnum foto-agentschap op in 1947. In 1948 ging hij naar Israël om de eerste Israëlisch-Arabische oorlog te fotograferen. Zijn laatste wapenfeit was tijdens de Franse oorlog in Indochina; op 25 mei 1954 stapte hij op een landmijn nadat hij met de Fransen de rijstvelden in was getrokken. Het was een onvermijdelijke dood van de man die leefde voor de oorlog.
Reacties (6)
Mooi stuk Jorn. (en briljante fotograaf uiteraard)
@Jorn nou toch..dacht ik aanstaande zaterdagochtend, vanwege, wat leeghoofdig te gaan rondstruinen op de Albert Cuyp dwingt u me weer ergens anders..rakker:)
Ooit excellente docu over Capa gezien op BBC Storyville : “Robert Capa: in love and war” van Anne Makepeace (USA, 2003).
Capa en Cartier-Bresson staan al meer dan 25 jaar op mijn persoonlijke lijstje van grootheden. Net zoals Ed van der Elsken.
@Ruud, heb je “Bye” gezien..soms in mijn remslaap komt dat na al die jaren nog bovendrijven
Ja,larie, prachtig, een bijzondere man met een eigen kijk op het leven en de dood. Wat me ook is bijgebleven is dat speciale bed wat voor hem gemaakt was en dat hij prachtig vond.