ANALYSE - In 2011 verscheen het boek Diplomademocratie van Anchrit Wille en Mark Bovens. Aan de hand van opleidingsgegevens van kiezers en gekozenen laten zij zien hoezeer het politieke bedrijf nu vrijwel volledig in handen is gekomen van academisch geschoolden.
‘Weg met de intellectuelen uit de Kamer’
Wie in deze eeuw de Nederlandse politiek wil duiden, doet er verstandig aan niet alleen te kijken naar religie of inkomen, maar ook naar opleiding. Een van de eersten die dat aankaartten waren ‘Jacobse en Van Es’, de populistische alter ego’s van Kees van Kooten en Wim de Bie. In hun TV-satire in de jaren ’80/’90 van de vorige eeuw richtten zij de fictieve ‘Tegenpartij’ op. Programmapunt nummer één van de Tegenpartij was: “Weg met de intellectuelen uit de Kamer en uit de regering.” Op de vraag van Tedje van Es: “wat er eigenlijk tegen intellectuelen is” antwoordde Jacobse:
“Ik heb er niets bijzonders tegen, alleen dat zij alleen mekaar maar begrijpen, Van Es. Dat ze zich verschuilen in commissies en werkgroepen, in triootjes van wijze mannen, en dat ze godver, de godver, tonnen vangen voor het maken van plannen voor 1985. En beleidsnota’s en rapporten voor de jaren negentig. Maar het is de stront van 1981 waar we middenin zitten nou.”
Zoals wel vaker legden Van Kooten en De Bie hun vinger op een zere plek. Democratie is in de kern lekenbestuur. Voor politieke functies heb je geen universitaire diploma’s nodig. Maar de realiteit is volstrekt anders. In de eerste editie van ons boek Diplomademocratie uit 2011 lieten we zien hoezeer de democratie in ons land sinds de jaren zeventig het domein is geworden van academisch geschoolden – de ‘intellectuelen’ van Jacobse en Van Es – en waarom dat een probleem zou kunnen zijn.
Inmiddels zijn we bijna 15 jaar verder en hebben we in een volledige herziene nieuwe editie van ons boek de balans opgemaakt. Hoe staat het er nu voor met die spanning tussen diploma’s en democratie? We verkennen de stand van zaken aan de hand van tien observaties.
Academisch geschoolden in de minderheid
1, We beginnen met de kiezers. Wie in een universitaire bubbel leeft denkt wellicht dat inmiddels vrijwel iedereen academisch is opgeleid. Dat is niet zo. Nog steeds is bijna twee derde van de kiezers lager of middelbaar opgeleid. In 2024 telde het CBS ongeveer twee miljoen mensen met een master-diploma en drie miljoen mensen met een bachelor-diploma. Dat betekent dat ongeveer 36 procent van de bevolking tussen de 15 en de 75 jaar een wo of een hbo-diploma heeft.[1] Elk jaar neemt dat percentage toe, maar het duurt nog heel lang voordat de universitair opgeleiden in de meerderheid zijn. In 2024 kreeg nog steeds 49 procent van de leerlingen in groep acht een advies voor een van de vormen van vmbo. [2]
2. Hoe zit het met de ‘intellectuelen’ in de Tweede Kamer? [3]In 2010 had 66 procent van de Kamerleden een wo-diploma en 22 procent een hbo-diploma. In 2021 bereikte hun aantal een voorlopig hoogtepunt en had 77 procent een wo-diploma en nog eens 16 procent een hbo-diploma. De resterende 7 procent had een mbo of havo/vwo diploma. Een aantal van hen had overigens wel gestudeerd, maar hun studie nooit afgemaakt. Bij de verkiezingen van 2023 daalde voor het eerst het aantal academici in de Kamer, naar 69 procent, en nam het aantal middelbaar opgeleiden iets toe. Dat kwam door de grote verkiezingsoverwinning van de PVV en de BBB. Deze partijen hadden relatief wat meer praktisch opgeleide Kamerleden. In 2025 verloren die partijen en zijn we weer terug op het oude niveau: 75,5 procent heeft een wo-diploma en 12,5 procent een hbo-diploma. De rest heeft een havo/vwo diploma – waarvan sommigen wel universitair zijn geschoold, maar nooit zijn afgestudeerd. Vijf Kamerleden, 3,5 procent, hebben een mbo-diploma
3. Die ontwikkeling in Den Haag staat niet op zichzelf. In het decentrale bestuur zie je inmiddels dezelfde ontwikkelingen als op het Binnenhof. Ook daar zijn de praktisch geschoolden vrijwel volledig uit de politieke lichamen verdwenen. De overgrote meerderheid van de lokale ambtsdragers is tegenwoordig hbo- of universitair geschoold. Om een voorbeeld te geven: in 1979 was 70 procent van de wethouders lager of middelbaar opgeleid; in 2024 gold dat nog maar voor 7 procent. Hetzelfde patroon zien we bij Statenleden en gedeputeerden en bij de waterschappen. Die ‘academisering’ speelt ook in het middenveld, bij belangenorganisaties, in het Europese bestuur en in het ambtelijk apparaat. Alle beleidsarena’s worden gedomineerd door universitair geschoolden.
Een scheve politieke agenda
Partijen onderscheiden zich naar opleidingsniveau
Opvattingen over democratie
Noten
[1] CBS statline 2024, Bevolking: hoogst behaald onderwijsniveau en herkomst, 2024 2e kwartaal; https://www.cbs.nl/nl-nl/cijfers/detail/85271NED?q=beroepsbevolking%20&%20opleiding. Geraadpleegd september 2024.
[2] Bron: CBS: https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/84274NED/table.
[3] Zie ook: Otjes 2025. https://www.montesquieu-instituut.nl/9394000/d/mi_25_otjes.pdf
[4] Zie Hakhverdian & Schakel 2017; Aaldring 2017; Schakel & Van der Pas 2021.
[5] Alleen al het zien van een academisch geschoold Kamerlid vergroot bij praktisch geschoolden de bereidheid om geweld te gebruiken tegen de overheid. Zie Noordzij 2023.
[6] Zie hiervoor Otjes 2021. https://www.montesquieu-instituut.nl/id/vljxdmy1kyxx/nieuws/de_culturele_dimensie_als_de_centrale?colctx=viqz5f37wszf&start_002=12
[7] Zie bijvoorbeeld Ganzenboom & Arab 2019.
[8] Ontleend aan Dekker 2019: 94.
Referenties
Aaldring, L. 2017. ‘Political representation and educational attainment: evidence from the Netherlands (1994-2010)’. Political Studies. 65/1: 4-23.
Bovens, M. & A. Wille. 2025. Diplomademocratie: Opleiding als nieuwe scheidslijn. Prometheus.
Dekker, P. 2019. Corrigerende tik voor de diplomademocratie: Over het referendum. In: A.W. Heringa & J. Schinkelshoek (red.) Groot onderhoud of kruimelwerk: Ongevraagd commentaar op de aanbevelingen van de Staatscommissie Parlementair Stelsel, Deel 13 van de Montesquieu-reeks. Den Haag: Boom: 89-100.
Ganzeboom, H. & Y. Arab 2019. Zijn de verschillen in politieke voorkeuren tussen hoger en lager opgeleiden toegenomen? In: Samenhang in Europa: Eenheid in Verscheidenheid. Proceedings Zesde Nederlandse Workshop European Social Survey – 16 Maart 2018: 121-139. Amsterdam University Press.
Noordzij, K. (2023). The revolt of the deplored: Cultural distance and less-educated citizens’ political discontent. Dissertatie EUR.
Hakhverdian, A. & W. Schakel 2017. Nepparlement? Een pleidooi voor politiek hokjesdenken. Amsterdam: AUP.
Otjes, S. 2021. De Culturele Dimensie als de centrale politieke dimensie in de Nederlandse politiek, De Hofvijver, 28 juni 2021. https://www.montesquieu-instituut.nl/id/vljxdmy1kyxx/nieuws/de_culturele_dimensie_als_de_centrale?colctx=viqz5f37wszf.
Otjes, S. 2025. Is de Tweede Kamer een spiegel van de samenleving of een
verzameling professionele vertegenwoordigers? De loopbaan
en opleiding van Tweede Kamerleden anno 2025. Bundel 25, hoofdstuk 3. Montesquieu Instituut 2025. https://www.montesquieu-instituut.nl/9394000/d/mi_25_otjes.pdf
Schakel, W., & van der Pas, D. (2021). Degrees of influence: Educational inequality in policy representation. European Journal of Political Research, 60(2), 418-437.
Deze bijdrage stond in De Hofvijver van 24 november 2025
Reacties (19)
Onderzoek van politicologen laat overtuigend zien dat er sprake is van scheve agenda’s: de thema’s die hoogopgeleiden belangrijk vinden, krijgen vaker prioriteit,
Ik heb de indruk dat tegenwoordig vooral immigratie, immigratie en immigratie prioriteit krijgen, in ieder geval in de media.
Terwijl hoger opgeleiden klimaatverandering en onderwijs belangrijk vinden.
(en misschien ook Europese samenwerking en mensenrechten. En misschien ook dingen die ieder mens nodig heeft, zoals woonruimte en medische zorg).
Die ‘scheve agenda’s’ vind ik ook verontrustend. De agenda van de TK zou toch niet te ver mogen afwijken van de punten waarop de vertegenwoordigers zijn gekozen. En dan in verhouding tot de grootte van hun aanhang. Ben benieuwd hoe de afwijking gemeten is.
Dat je de indruk hebt dat slechts één agendapunt de boventoon voert heeft denk ik vooral te maken met de aandacht die dit punt in de media krijgt.
En ik vergat nog: misschien vinden hoog-opgeleiden ook wel belangrijk dat Nederland de baas blijft over zijn digitale infrastructuur.
Ik zou er niet van opkijken als het beeld nog eenzijdiger wordt als je kijkt naar welke studies de academisch opgeleide Kamerleden hebben gedaan. Waarschijnlijk zijn het vaak studies die op een of andere manier te relateren zijn aan bestuur en beleid: rechten, economie, bestuurskunde, internationale betrekkingen, politicologie, dat soort dingen. Met, vooral aan de rechterkant, ook ondernemers of bedrijfskundigen, vanwege de opvatting dat je de overheid als een bedrijf moet leiden.
Het zou kunnen wijzen op zoiets als professionalisering, of in elk geval op het idee bij politici dat zij de professionals zijn die dit werk kunnen en moeten doen. Niet helemaal onterecht, omdat politicus inderdaad een vak is. Maar het staat wel haaks op de gedachte van democratie als lekenbestuur.
Misschien zit het probleem hem wel meer in de naar binnen gerichte blik van zelfverklaarde professionals, dan in opleidingsniveau op zich.
Raar stuk, en totaal niet mee eens. Mijn indruk is juist dat DOMrechts veel te veel invloed heeft, en dat de doorvoering van ondoordachte door de onderbuik ingegeven maatregelen tegenwoordig schering en inslag is. En JA, dat heeft ALLES te maken met opleidingsniveau. Het is niet voor niks dat het DOMrechts genoemd wordt. Ik mis heel erg de echte intelligentie in de politiek, en de bijbehorende focus op feiten en getallen. En dan niet van dat alpha-gemiep; Beta-wetenschappers zijn zwaar ondervertegenwoordigd.
Het is kennelijk nog nooit bij de auteurs opgekomen dat mensen met een academische opleiding misschien INTELLIGENTER zijn? En daardoor meer capabel in het oplossen van de problemen waar het in de politiek om draait? Problemen die steeds complexer worden in een steeds moeilijker wereld, problemen die niet vragen om een simpele, doortastende kort door de bocht oplossing, maar problemen die een weloverwogen goede afweging van belangen nodig hebben. Kortom: problemen waar je over moet NADENKEN.
En dat, beste auteurs, is nou precies waar universitair opgeleide mensen beter in zijn: ze hebben immers een opleiding tot met je hoofd werken gevolgd. Waarmee dit verhaal in wezen precies dat is waar ze zelf tegen tehoop lopen: een academisch verhaal van hoger opgeleiden die zich totaal niet kunnen voorstellen wat de belevingswereld van de lager-opgeleide is.
Dat “praktisch opgeleiden” zich niet vertegenwoordigd voelen is niet het probleem van een verkeerde focus van politici; het probleem is dat praktisch opgeleiden veelal vertoeven in een wereld die ze niet goed kunnen begrijpen, en de problematiek niet snappen, en daarom oplossingen willen die niet kunnen of niet bestaan. Neem b.v. het klimaatprobleem, of de stikstofcrisis. Ik durf de stelling wel aan dat 80% van de Nederlanders de kern van de stikstofproblematiek gewoon niet begrijpt. Hoe kun je van een (praktisch opgeleide) stemmer nou verwachten dat die een zinnige mening heeft over een probleem waarvan hij eenvoudigweg niet begrijpt wat het inhoudt en waarom het een probleem is. Dus is die stemmer per definitie ontevreden met elke serieuze aandacht die er aan dit probleem gegeven wordt.
Dat wil echter niet zeggen dat we het probleem maar doodleuk moeten ontkennen, zoals de gemiddelde praktisch opgeleide PVV’stemmer wil.
Het beste wat je kunt zeggen is dat die hoger opgeleiden hopeloos falen in het uitleggen van dergelijke problematiek. Hetgeen uiteraard een heidens karwij is.
Ik zie daarom het meeste heil in een overheid die veel meer haar eigen beleid verdedigt en uitlegt, in plaats van dit gezever. Een goed voorbeeld daarvan is de REB, de Regulerende EnergieBelasting die zo’n 20 jaar geleden ingevoerd werd. Het idee was: verhoog niet zomaar de energiebelasting, maar doe dat gelijktijdig met een verlaging van de inkomstenbelasting, zodat het volk het pikt. Goed gezegd en gedaan, en zo is dat destijds ingevoerd.
Vervolgens was er 5 jaar later vrijwel NIETS op overheidswebsites te vinden over het feit dat die REB tegelijkertijd ingevoerd was met een verlaging van de inkomstenbelasting, en liet de overheid compleet na om de goede beleidsintenties ook om te zetten naar goede informatie daarover. NIEMAND wist destijds dat deze koppeling doelbewust gemaakt was.
Zo faalt je beleid natuurlijk altijd, als je denkt dat je klaar bent met de invoering van de wet, maar vergeet het stukje voorlichting te doen.
Idem dito met coronamaatregelen. Het gebeurde maar, alle desinformatie die er rondging, en de overheid gaf nauwelijks enig tegenwicht. Ik pleit al met al voor de onmiddellijke invoering van een ministerie van informatie.
De wereld is moeilijk genoeg. Dat lossen we niet op door nog meer oncapabele mensen in de politiek toe te laten terwijl we denken dat we daarmee werken aan de emancipatie van de lager-opgeleide. Wat we nodig hebben is meer opleiding en voorlichting, niet meer lager-opgeleiden op verantwoordelijke plekken.
Daar twijfel ik wel eens over. Dat wil zeggen, een academische opleiding is geen garantie tegen ontstellende stompzinnigheid. (Rechtsfilosofen in Leiden zijn zelfs een tijdlang opgeleid in stupiditeit, denk ik wel eens.) Natuurlijk moet je iets kunnen om een academische graad te halen, maar dat maakt je niet automatisch geschikt voor het landsbestuur. En in een incrowd van academici kan ook blikvernauwing optreden. Bijvoorbeeld het idee dat zij het allemaal wel weten. En als iets een bron is van stompzinnigheid bij (sommige) hoogopgeleiden, dan is het wel hun zelfingenomenheid en zelfoverschatting. Wat meer tegenwicht van mensen met een andere achtergrond, zoals praktisch opgeleiden (of bèta’s inderdaad) zou dan zeker kunnen helpen. Ik ben ervan overtuigd dat er nog altijd genoeg praktisch opgeleiden zijn die intelligent genoeg zijn om dat prima te kunnen.
Een academische opleiding is uiteraard geen garantie tegen ontstellende stompzinnigheid. En nee, een academische gtraad maakt je niet automatisch geschikt voor landsbestuur. Al die dingen die je noemt zijn waar.
Alleen: al die dingen zoals blikvernauwing, stompzinnigheid, etc etc, treden natuurlijk op ongeacht opleidingsniveau. Dus ook bij die lager-opgeleiden.
Punt blijft wel: landsbestuur gaat over moeilijke dingen, moeilijke afwegingen, het duiden en filteren van tegenstrijdige berichten, etc etc. Daar hebben academisch opgeleide mensen nou eenmaal meer training in dan praktisch opgeleide, dan kun je hoog of laag springen, maar dat valt toch echt niet te ontkennen.
Ik denk dat de gemiddelde hoogopgeleide bezoeker hier veel en veel te hoge verwachtingen heeft van de gemiddelde praktisch opgeleide persoon in Nederland.
Voor wat betreft je laatste zin: we hebben net een tweejarig experiment gehad waarin DE partijen van praktisch opgeleid nederland ruimschoots aan de macht waren. Ik heb nog nooit twee zulke trieste jaren meegemaakt qua politiek: de stompzinnigheid, de pure rancune als basis van beslissingen, het stelselmatige keihard ontkennen van data en feiten. En laat de meest trieste wanprestaties nou precies zijn op die ministeries die bestierd werden door de partijen bij uitstek die zich kwalificeren als partijen van “praktisch opgeleiden” (PVV, BBB)
Natuurlijk bestaan er praktisch opgeleide mensen die intelligent genoeg zouden moeten zijn voor landsbestuur. Ik heb ze alleen niet gezien tussen al die PVV-kamerleden. Toeval? Leuk allemaal, die aandacht voor de praktisch opgeleide, maar ook de empirische data werkt niet bepaald in het voordeel van mensen die pleiten voor meer praktisch opgeleiden in het bestuur.
Niet te ontkennen, misschien, maar wel heel erg te relativeren. Heel veel academici zijn vooral specialisten op een bepaald gebied, en daar heb je in de politiek ook niet zoveel aan. Ik geloof niet dat ik tijdens mijn studie nou zoveel dingen heb geleerd die nodig zijn bij het landsbestuur, zoals écht onafhankelijk denken, of hoofd- en bijzaken van elkaar scheiden.
En ik zeg natuurlijk niet dat er alleen praktisch geschoolden in de Kamer zouden moeten zitten. Maar het mag wel wat diverser. Waarbij het niet eens zozeer om opleiding op zich gaat, maar meer om levenservaring. En mensen die weten hoe het is om dag in, dag uit op de werkvloer rond te lopen, hebben andere levenservaringen dan academici. Die wel degelijk een waardevolle aanvulling kunnen zijn in de politiek.
Ik denk dat nogal wat hoogopgeleiden te hoge verwachtingen hebben van zichzelf.
Dit is een karikatuur van de realiteit. Er waren radicaal rechtse partijen aan de macht. Dat dit de partijen van praktisch opgeleid Nederland zijn is bullshit. Er zitten ook een hoop academici in de achterban, er zijn ook een hele hoop praktisch opgeleiden die anders stemmen. De verhoudingen verschillen inderdaad wat, maar het is onzin om te doen alsof er een scherpe tegenstelling is. Wat we vooral zien is dat partijen met slecht doordachte standpunten mensen aantrekken die niet zulke goede bestuurders zijn. (Al zou je ook nog kunnen denken dat voor sommige partijen het saboteren van het landsbestuur, of het uitstellen van vervelende maatregelen juist het werkelijke doel was. En dat doel hebben ze voorlopig vrij aardig bereikt, met in elk geval tweeënhalf jaar stilstand.)
En er zaten nog altijd een heleboel academici in het kabinet en in de coalitiefracties. De premier en de (oorspronkelijk) vier vicepremiers waren bijvoorbeeld allemaal academisch geschoold. Het slaat nergens op om te doen alsof die een kabinet van praktisch opgeleiden was.
En, als ik dan toch even meega in de tegenstelling praktisch opgeleide PVV versus academische rest, wat zegt het dan dat de PVV het voor elkaar krijgt om al die academici zodanig te ontregelen dat het hele landsbestuur vastloopt? Ik zou zeggen dat dat niet pleit voor de bestuurlijke capaciteiten van al die academici, die immers nog altijd de meerderheid uitmaken in de Kamer.
Zelden zo’n domme generalisatie hier gelezen.
En ik zelden zo’n domme nietszeggende reactie. Als je iets dom vindt, kun je dat op z’n minst motiveren.
@ Okto Je zet praktisch opgeleiden weg als onbekwaam voor politieke besluitvorming. Wel eens van burgerraden gehoord. (Hans Custers verwijst er ook naar.) Maar goed in essentie zeg je daarmee (indirect) dat praktisch opgeleiden beter geen stemrecht kunnen hebben. Ze snappen niet hoe het werkt? Zijn niet slim genoeg? Dat is net zoiets als het vrouwenkiesrecht bestrijden.
Ik zie eerder slimrechts zich omringen met domrechts.
Dus slimrechtse Wilders die een reeks domrechtse jaknikkers in de 2e Kamer zet en die zich laat kiezen door domrechtse kiezers die zich al decennia door slimrechts laten wijsmaken dat asielzoeker echt hun allergrootse probleem is.
Wat trouwens ook hopeloos faalt in deze analyse is dat er kennelijk geen onderscheid gemaakt wordt tussen verschillende hogere opleidingen. Een bedrijfskundige zal toch echt een heel andere insteek hebben dan zeg een klimaatwetenschapper. Ik zou zelf pleiten voor juist meer academici in kamer en politiek, maar dan niet de zoveelste bedrijfskundige. Mensen die menen dat je een land als een bedrijf kunt runnen hebben we al genoeg in de politiek. Waar een gebrek aan is is juist de natuurwetenschapperlijke of medisch-biologische insteek.
Dat viel me heel erg op bij de debatten over corona: het onstellende gebrek aan natuur-wetenschappelijke kennis bij kamerleden. Dan hield Baudet weer een of ander lulverhaal waarin hij irrelevante dingen in b.v. Estland met Nederland vergeleek, of iets anders onzinnigs, en er was werkelijk geen enkel kamerlid die in staat was die onzin van Baudet te fileren. Het enige wat kamerleden deden in reactie op Baudet is er omheen praten. Waar de wappie-goegemeente dan vervolgens feilloos doorheen prikte: “ze reageren helemaal niet op wat hij inbrengt”, een terechte reactie. Op die manier werd de desinformatie alleen maar meer bekrachtigd. Terwijl het gezever van Baudet voor een gemiddeld iemand met een natuurwetenschappelijke achtergrond zo door te prikken was.
Het gaat dus om de kwaliteit van de inhoudelijke bijdragen van Kamerleden. Maar ook om de representativiteit. Kamerleden zijn geen wetenschappers, techneuten of technokraten. Ze zijn volksvertegenwoordigers. Je kunt van hen eisen dat ze goed nadenken, maar ze hebben op grond van het program waarop ze gekozen zijn ook een verantwoordingsplicht naar hun achterban. Om daaraan te voldoen hoef je wat mij betreft niet perse een academische opleiding gevolgd te hebben. Meer Kamerleden met een andere achtergrond zouden het vertrouwen in de volksvertegenwoordiging wel eens kunnen opkrikken.
Ik denk zeker dat opleiding ook te maken heeft met de kijk op politiek, en het bereiken of niet kunnen of willen bereiken van praktisch geschoolden.
En met niet willen bereiken bedoel ik dat men een dom gehouden volk ( decennia lang bezuinigd op onderwijs, ultrabewerkt voedsel goedkoper houden dan gezond voedsel, dus zulke factoren ) makkelijker kan managen dan een meer intelligent volk. Wilders is een volksmenner bv, niet zozeer een politicus.
En zou het niet de factor erachter zijn, in hoeverre men afhankelijk is van politieke besluiten ? Dus welk leven je hebt als praktisch geschoold, het inkomen, waar je woont, en de invloed vd politiek daarop, en dat kan ook gemeentelijk zijn.
Het zeker een interessant artikel, een basis om verder uit te werken, zo lees ik het dan.
Bedankt voor dit artikel.
Bloed irritant dat hoog opgeleid tegenwoordig theoretisch opgeleid genoemd wordt en laag opgeleid praktisch. Ik ben zelf universitair opgeleid en heb gewerkt met zowel MBO als HBO stagiaires. Het verschil in manier van denken tussen die groepen is duidelijk zichtbaar. En die is op de ene plaats nuttiger als als op de andere (en dat geldt voor alle groepen) Ik heb op plekken gewerkt waar een HBO-er of misschien wel een MBO-er beter op z’n plek was geweest. De Tweede Kamer lijkt me een plek die wat minder geschikt is voor iemand met een MBO denk niveau (wat wat anders is dan MBO opleiding)
Volgens mij is er wel degelijk een probleem met de onderwaardering voor mensen die iets maken. Niet alleen het verschil tussen de tijdsplanning van managers en makers https://www.paulgraham.com/makersschedule.html maar ook met hun instelling: Als een brug wordt gebouwd waar een (1) peiler van instort is dat een mislukt project. Als er een reorganisatie is waarbij maar een ding werkt (en dat een besparing van 10% oplevert) is het een succes.
Dus graag meer waardering voor mensen met expertise. Neem dat soort mensen aan als fractiemedewerkers, want zoals eerder hierboven ook al gezegd: Verkozen worden en discussiëren in de Tweede Kamer is een vak. We hoeven niet nog een keer een gefrustreerde waterstaatsingenieur als leider van ons land (dat was zowel een verlies voor Verkeer en Waterstaat als voor ons land)
We hadden dit jaar een burgerberaad over het klimaat. Het rapport komt binnenkort uit, meen ik. Dat is wel een goede gelegenheid om te zien of de conclusies die een groep ‘gewone mensen’ trekt over een ingewikkeld onderwerp zoveel minder is dan waar beroepspolitici mee komen. In andere landen zijn er al ervaringen mee en die zijn volgens mij vaak positief. Een gemêleerde groep mensen, met allerlei achtergronden, blijkt in zo’n beraad prima in staat om tot zinnige uitspraken te komen over politieke kwesties, als ze de tijd krijgen om zich erin te verdiepen en er in onderling overleg uit moeten komen. En dat is dan een willekeurige groep mensen, terwijl voor kandidatenlijsten voor verkiezingen nog wel een selectie plaatsvindt.
Een analyse van een ingewikkeld probleem lijkt zo’n gemengde groep dus best goed af te gaan. Op hoofdlijnen in elk geval, maar dat is wat de politiek moet doen. Misschien helpt een beetje praktische nuchterheid zelfs wel om te voorkomen dat discussie verzanden in gedoe over technische details.
Even afgezien van de Kamer, lijkt het me hoe dan ook als partijen mensen met allerlei achtergronden weten te betrekken. Partijen die overkomen als een bolwerk van academici, met eventueel nog wat rijke ondernemers, zullen niet zoveel mensen met een andere achtergrond aantrekken. Dat geldt zeker ook voor jongerenafdelingen, die op mij vaak overkomen als typische studentenclubs. Er zullen weinig Mbo’ers zijn die zin hebben om daar lid van te worden. Als meer ‘gewone mensen’ beeldbepalend zouden worden voor partijen, zou de drempel om lid te worden ook lager kunnen worden. Dat lijkt me zeker positief.
Het staat ergens wel, maar de implicaties worden genegeerd: het aantal hoger opgeleiden is heel sterk toegenomen, en neemt nog altijd verder toe. in de jaren na de tweede wereldoorlog was het mogelijk dat iemand met de capaciteiten voor een politieke functie zonder theoretische opleiding toch daar terecht kon komen, bijvoorbeeld via de vakbonden. Tegenwoordig zijn dit soort mensen veel zeldzamer geworden; mensen met de capaciteiten voor een theoretische opleiding hebben die ook. Hier is dus eerder sprake van een schijnbare verandering, niet een werkelijke verandering, van het type mensen dat in de politiek zit.
Dat politieke functies bezet worden door de elite van de samenleving, is ook in een democratie de standaard. Ook duidelijk is dat politieke functies vragen om specifieke interesse en vaardigheden die niet iedereen heeft, maar wel in veel ruimere mate gevonden worden onder mensen met een theoretische opleiding. Van kamerleden, raadsleden etc. kan je wellicht nog verwachten dat deze een afspiegeling zijn de bevolking, van bestuurders mag je echter ook eisen stellen aan wat die persoon kan.
Dus hoewel de mismatch tussen politici en de bevolking qua opleidingsniveau zeker niet zonder problemen is, verwacht ik weinig heil van het geforceerd ‘oplossen’ van dit probleem.